ECLI:NL:CRVB:2025:607
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om compensatie van transitievergoeding door het Uwv
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om compensatie van een transitievergoeding door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, een werkgever, had een transitievergoeding van € 9.331,- (bruto) betaald aan een (ex-)werknemer en verzocht om compensatie op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen omdat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 7:673e van het Burgerlijk Wetboek, die vereisen dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd na het verstrijken van de termijn van twee jaar van het opzegverbod tijdens ziekte. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar het Uwv heeft in hoger beroep de afwijzing gehandhaafd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de afwijzing terecht is, omdat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor compensatie. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de afwijzing onredelijk bezwarend maken. De Raad heeft de appellant wel een schadevergoeding van € 500,- toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.