1.1.Betrokkene was vanaf 1 februari 2013 fulltime in dienst bij [naam stichting] (werkgeefster). In het dossier bevinden zich een aantal aktes van benoeming en salarisspecificaties, waaruit het volgende blijkt:
- uit een akte van benoeming, gedateerd 24 oktober 2017, volgt dat betrokkene per 1 augustus 2017 als leraar werkzaam was op twee locaties, te weten voor 0,7 fte bij [adres 1] te [plaats 1] en voor 0,3 fte bij de [adres 2] te [plaats 2] ;
- uit een akte van benoeming, gedateerd 1 augustus 2018, volgt dat de verhouding per 20 september 2017 is gewijzigd in 0,6 bij [adres 1] en 0,4 fte bij de [adres 2] ;
- vanaf 12 februari 2018 is sprake van twee aktes van benoeming, beide gedateerd 20 februari 2018, op grond waarvan betrokkene werkzaam is als leraar bij [adres 1] voor 0,4 fte respectievelijk als poolleerkracht bij [naam bovenschool 1] voor 0,6 fte;
- tot 12 februari 2018 ontving betrokkene voor haar werkzaamheden één salarisspecificatie en vanaf 12 februari 2018 ontving zij maandelijks twee salarisspecificaties, waarop voor haar aanstelling bij [adres 1] ‘dienstverband 1’ is vermeld en bij [naam bovenschool 1] ‘dienstverband 2’ is vermeld;
- uit twee aktes van benoeming, gedateerd 1 augustus 2018, volgt dat betrokkene per 1 augustus 2018 voor 0,1750 fte werkzaam is bij [naam bovenschool 2] respectievelijk voor 0,4250 fte bij [naam bovenschool 1] . De aanstelling bij [adres 1] voor 0,4 fte is voortgezet na 1 augustus 2018.
Ten slotte bevat het dossier nog een akte van benoeming gedateerd op 1 oktober 2019, waarin opnieuw staat dat betrokkene per 1 augustus 2018 voor 0,1750 fte werkzaam is bij [naam bovenschool 2] en een akte van benoeming gedateerd op 18 oktober 2019, waarin is vermeld dat zij per 1 oktober 2019 voor 0,825 fte werkzaam is bij [naam bovenschool 1] en voor 0,175 bij [naam bovenschool 2] .