In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de aan appellant toegekende bijstand. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin zijn beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hilversum ongegrond werd verklaard. Appellant ontving bijstand op grond van de Participatiewet in de gemeente Gooise Meren, maar na de ontruiming van zijn woning op 18 juni 2020 werd zijn bijstand per die datum ingetrokken. Appellant heeft zich pas op 10 augustus 2020 in de gemeente Hilversum gemeld voor een nieuwe aanvraag om bijstand, met als gewenste ingangsdatum 18 juni 2020. Hij stelt dat er bijzondere omstandigheden zijn die een terugwerkende kracht rechtvaardigen, omdat hij pas op 3 augustus 2020 op de hoogte was van de intrekking van zijn bijstand. De Raad oordeelt echter dat appellant, die vanaf 18 juni 2020 in een schuur in Hilversum woonde, had moeten weten dat hij zich voor bijstand in Hilversum moest melden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen. Hierdoor blijft de ingangsdatum van de bijstand op 10 augustus 2020 staan. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.