ECLI:NL:CRVB:2025:773

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
24/692 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van AIO-aanvulling met AOW-pensioen en herberekening aflossingscapaciteit

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verrekening van een AIO-aanvulling met het AOW-pensioen van appellant. Appellant had te veel AIO-aanvulling ontvangen en moest dit bedrag terugbetalen aan de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had de aflossingscapaciteit van appellant herberekend en vastgesteld op € 92,67 per maand, dat maandelijks van zijn AOW-pensioen zou worden verrekend. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de verrekening leidde tot een kennelijk onredelijk resultaat, vooral gezien zijn financiële situatie en de huidige inflatie. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat de Svb de verrekening correct had vastgesteld en dat er geen sprake was van een kennelijk onredelijk resultaat. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geen recht had op vergoeding van proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde.

Uitspraak

24/692 AOW
Datum uitspraak: 15 mei 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 februari 2024, 23/3466 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Appellant heeft een schuld aan de Svb ter zake van onverschuldigd betaalde AIO-aanvulling. Op grond van de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen is de maandelijkse aflossingscapaciteit berekend en is het bedrag van de verrekening met zijn AOW-pensioen vastgesteld. De Raad oordeelt dat de Svb het bedrag van verrekening juist heeft vastgesteld. Er is in dit geval geen sprake van een kennelijk onredelijk resultaat.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R. Moghni, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 3 april 2025. Namens appellant is mr. N. Talhaoui verschenen, kantoorgenoot van voornoemde gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.
Appellant ontvangt een AOW [1] -pensioen en heeft een schuld aan de Svb. De schuld is ontstaan als gevolg van herziening van het recht op een AIO [2] -aanvulling, omdat de Svb het vermogen van appellant in Marokko niet kan vaststellen. Bij besluiten van 13 oktober 2016 is bepaald dat appellant en zijn echtgenote over de periode van juli 2011 tot en met februari 2016 te veel AIO-aanvulling hebben ontvangen en is beslist dat appellant € 6.203,65 aan de Svb moet terugbetalen. In december 2020 bedroeg de geldschuld nog € 2.436,65. Sinds die tijd heeft appellant deze geldschuld niet afgelost, omdat de aflossingscapaciteit daarvoor ontbrak.
1.2.
De daaropvolgende periodieke herberekening van de aflossingscapaciteit vond plaats na inwerkingtreding van de Wvbvv [3] per 1 januari 2021. Met een besluit van 5 september 2022 is per oktober 2022 de aflossingscapaciteit van appellant bepaald op € 92,67 per maand en is besloten dit bedrag maandelijks te verrekenen met het AOW-pensioen van appellant. Het netto-gezinsinkomen van appellant bedroeg bij deze herberekening € 1.588,- per maand.
1.3.
Met een besluit van 5 april 2023 (bestreden besluit) is de Svb bij het vastgestelde bedrag van de verrekening gebleven maar is een gewenningsregeling toegepast. Het bedrag van de verrekening wordt in drie stappen verhoogd tot het onder 1.2 genoemde bedrag. Van oktober 2022 tot oktober 2023 wordt € 50,- per maand verrekend. Van oktober 2023 tot oktober 2024 wordt 75% en vanaf oktober 2024 het volledige bedrag van de aflossingscapaciteit verrekend. Het over de maanden oktober 2022 tot en met maart 2023 te veel verrekende bedrag van € 256,02 wordt door de Svb aan appellant terugbetaald.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de beroepsgrond dat appellant nog steeds een bedrag van € 92,67 per maand moet aflossen, niet slaagt. Door het toepassen van een coulanceregeling in het bestreden besluit is geen sprake meer van een maandelijkse inhouding van dit bedrag. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat appellant niet concreet heeft aangevoerd waarom in zijn situatie de maandelijkse aflossingscapaciteit onjuist is berekend.
Het standpunt van partijen
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij hiertegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard. Hij doet dat aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Appellant heeft samengevat aangevoerd dat toepassing van de Regeling [4] in zijn geval heeft geleid tot een kennelijk onredelijk resultaat als bedoeld in artikel 3, zevende lid, van de Regeling.
4.2.
In het kader van de toepassing van de hardheidsclausule van artikel 3, zevende lid, van de Regeling kan worden afgeweken van het uitgangspunt dat de volledige aflossingscapaciteit wordt benut voor verrekening, als dit leidt tot een kennelijk onredelijk resultaat. Uit de toelichting bij de Regeling blijkt dat gedacht kan worden aan een situatie waarin tijdelijk prioriteit wordt gegeven aan betalingsregelingen met derden om een dreigende afsluiting van energielevering of ontruiming van de woning te voorkomen. Dit is ook neergelegd in beleidsregel SB1251: “De SVB maakt van deze bevoegdheid gebruik als een invordering van de SVB een bestaande betalingsregeling zou doorkruisen. Dit geldt alleen voor een betalingsachterstand van: energie- en waterrekeningen; huur of hypotheek; zorgpremie.”
4.3.
Van feiten en omstandigheden zoals genoemd in de toelichting bij de Regeling of in de beleidsregel, of van andere feiten die zouden kunnen nopen tot het aannemen van een kennelijk onredelijk resultaat, is in dit geval geen sprake. Appellant heeft geen andere schulden. De enkele omstandigheid dat de aflossingscapaciteit van appellant door de inwerkingtreding van de Wvbvv per 1 januari 2021 van € 0,- naar € 92,67 is gestegen en daarmee het bedrag van de verrekening, leidt niet tot de conclusie dat sprake is van een kennelijk onredelijk resultaat als bedoeld in artikel 3, zevende lid, van de Regeling. Ook de stelling van appellant dat hij door de verrekening en met de huidige economie en inflatie niet kan rondkomen met zijn boodschappen, leidt hiertoe niet. [5]
4.4.
De Raad komt dan ook tot het oordeel dat ten tijde in geding geen sprake was van een kennelijk onredelijk resultaat als bedoeld in de Regeling.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het maandelijkse bedrag van de verrekening zoals weergegeven onder 1.3 in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter en L.M. Tobé en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van C.C.M. van ’t Hol als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2025.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) C.C.M. van ’t Hol

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:93 Verrekening
1. Verrekening van een geldschuld met een bestaande vordering geschiedt slechts voor zover in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.
(…)
4. De schuldenaar is niet bevoegd tot verrekening voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn.
(…)
Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen
Artikel 1 Definities
In deze regeling wordt verstaan onder:
(…)
p.
vordering:
a. het bedrag dat wordt teruggevorderd op grond van de artikelen 24 van de AKW, 53 van de Anw, 24 van de AOW, 34 van de IOW, 20 van de TW, 36 van de WW, 3:16 en 3:27 van de WAZO, 2:59 of 3:56 van de Wajong, 63 van de WAZ, 57 van de WAO, 77 van de Wet WIA, of 33 van de ZW;
(…)
q.
aflossingscapaciteit:het deel van het inkomen van de schuldenaar dat met inachtneming van de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kan worden aangewend voor betaling of verrekening van de vordering;
(…)
Artikel 3 Standaard regeling voor uitstel van betaling
1. Het UWV en de SVB stellen de termijn waarvoor uitstel van betaling wordt verleend, alsmede de daaraan verbonden periodieke betalingen of verrekeningen, vast na overleg met de schuldenaar en met inachtneming van dit artikel, tenzij:
de vordering een bestuurlijke boete betreft;
de onverschuldigde betaling het gevolg is van een gedraging waarvoor aan de schuldenaar een bestuurlijke boete is opgelegd;
de onverschuldigde betaling het gevolg is van een gedraging waarvan het UWV of de SVB aangifte heeft gedaan of waarvan proces-verbaal is opgemaakt en ingezonden; of
e vordering het gevolg is van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting.
2. Het UWV en de SVB verlenen uitstel van betaling voor ten hoogste 36 maanden. De geldschuld wordt gedurende die periode in termijnen ter hoogte van de volledige aflossingscapaciteit betaald of verrekend.
(…)
7. Indien toepassing van dit artikel tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt kan het UWV of de SVB van het eerste tot en met zesde lid afwijken.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.
2.Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen.
3.Wet vereenvoudiging beslagvrije voet.
4.Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen.