Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, geboren op [geboortedatum] 1997, heeft een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, waarbij zij stelde dat zij op de dag dat zij achttien jaar werd en in de periode daarna duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikte. Het Uwv heeft echter geconcludeerd dat appellante arbeidsvermogen heeft, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat het ontbreken van arbeidsvermogen van appellante niet duurzaam was. De Raad oordeelde dat er voldoende mogelijkheden waren voor appellante om haar arbeidsvermogen te ontwikkelen, mede gezien haar intelligentie en de mogelijkheid tot therapie en begeleiding. De Raad volgde de argumentatie van het Uwv en de rechtbank dat appellante niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt, omdat haar situatie niet voldeed aan de criteria van de Wajong. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.