ECLI:NL:CRVB:2025:813

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
24/102 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-pensioen naar de norm van een gehuwde; beoordeling van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het AOW-pensioen van betrokkene. De Raad oordeelt dat betrokkene en zijn echtgenote niet duurzaam gescheiden van elkaar leven, ondanks dat zij formeel gescheiden van tafel en bed zijn. De Raad stelt vast dat er regelmatig contact is tussen hen, wat in strijd is met de definitie van duurzaam gescheiden leven. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had het AOW-pensioen van betrokkene terecht herzien naar de norm voor een gehuwde, aangezien de omstandigheden niet wijzen op een duurzaam gescheiden leven. De rechtbank had eerder het besluit van de Svb vernietigd, maar de Raad heeft dit oordeel herzien. De Svb had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, en de Raad heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep tegen het besluit van de Svb is ongegrond verklaard. De Raad heeft ook de proceskosten van betrokkene toegewezen aan de Svb.

Uitspraak

24/102 AOW
Datum uitspraak: 22 mei 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 december 2023, 23/2702 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
SAMENVATTING
In tegenstelling tot de rechtbank oordeelt de Raad dat betrokkene en zijn echtgenote niet duurzaam gescheiden van elkaar leven. De mate van onderling contact staat naar vaste rechtspraak aan het aannemen van duurzaam gescheiden leven in de weg. De Svb heeft het AOW-pensioen van betrokkene terecht herzien naar de norm voor een gehuwde.

PROCESVERLOOP

De Svb heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 9 mei 2025. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder. Betrokkene is verschenen
.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Aan betrokkene is bij besluit van 1 februari 2022 per 11 april 2022 een AOW [1] -pensioen naar de norm voor een ongehuwde toegekend. Op 24 maart 2022 is betrokkene gehuwd. In mei en juli 2022 heeft de Svb onderzoek gedaan naar de woonsituatie van betrokkene en zijn echtgenote. Op 28 juli 2022 is de scheiding van tafel en bed tussen betrokkene en zijn echtgenote uitgesproken.
1.2.
Met een besluit van 1 augustus 2022 heeft de Svb met ingang van 11 april 2022 het AOW-pensioen van betrokkene herzien naar de norm voor een gehuwde. Betrokkene heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Met een besluit van 21 maart 2023 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat bij scheiding van tafel en bed het huwelijk nog steeds blijft bestaan. Gelet op alle feiten en omstandigheden is er in het geval van betrokkene geen sprake van duurzaam gescheiden leven. Hoewel er geen financiële verstrengeling is tussen betrokkene en zijn echtgenote en de huishoudens strikt gescheiden zijn, hebben betrokkene en zijn echtgenote structureel en op regelmatige basis contact met elkaar. Hierdoor kan niet worden gesteld dat zij beiden een leven leiden alsof er geen huwelijk meer is.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en zelf voorzien door te bepalen dat betrokkene vanaf 11 april 2022 recht heeft op een ongehuwdenpensioen. Daarbij is een veroordeling uitgesproken tot vergoeding van het griffierecht aan betrokkene. De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van duurzaam gescheiden leven tussen betrokkene en zijn echtgenote en een echtelijke samenleving nooit is ontstaan. Daarbij is doorslaggevend geacht dat de feitelijke situatie, zowel voor als tijdens het huwelijk en na de scheiding van tafel en bed, ongewijzigd is gebleven. Elk van de partners gaf vanuit de eigen woning hun eigen leven vorm. Betrokkene en zijn partner hebben nooit de wil gehad een echtelijke samenleving, al dan niet op verschillende woonadressen, aan te gaan. Dat sprake was van onderling contact en gezamenlijke uitstapjes, betekent volgens de rechtbank niet dat sprake was van echtelijk samenleven.
Het standpunt van partijen
3.1.
De Svb is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Volgens de Svb is de rechtbank van een onjuist toetsingskader van het begrip duurzaam gescheiden leven uitgegaan. Vanuit het oogpunt van rechtsbescherming is dat niet wenselijk. De mate van onderling contact tussen betrokkene en zijn echtgenote is volgens de Svb zodanig dat van een situatie van duurzaam gescheiden leven niet kan worden gesproken.
3.2.
Betrokkene vraagt om bevestiging van de aangevallen uitspraak. Op zitting heeft betrokkene – samengevat – toegelicht dat de feitelijke situatie na de sluiting van het huwelijk niet is gewijzigd. Zijn echtgenote komt uit een conservatieve Spaanse familie. Door het huwelijk heeft betrokkene een zekere status bij de familie gekregen en wordt hij niet buiten spel gezet bij een eventueel overlijden.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit heeft vernietigd aan de hand van wat de Svb in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
In geschil is of betrokkene vanaf 11 april 2022 als duurzaam gescheiden levend moet worden aangemerkt.
4.2.
Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW, wordt voor de toepassing van de AOW als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4.3.
Volgens betrokkene is sprake van een gewilde verbreking van de huwelijkse samenleving. In die situatie legt de Raad het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken;
ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd;
ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.
Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan namelijk bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen. Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken. [2]
4.4.
Bij scheiding van tafel en bed is geen sprake van ontbinding van het huwelijk. [3] Gelet hierop staat vast dat betrokkene gehuwd is. Uitgangspunt is dan dat hij recht heeft op een AOW-pensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde. Dit is alleen anders als hij aannemelijk maakt dat sprake is van de uitzonderingssituatie dat betrokkene duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote en om die reden als ongehuwd moeten worden aangemerkt. Betrokkene is daarin niet geslaagd. In tegenstelling tot de rechtbank is de Raad van oordeel dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven.
4.5.
Op basis van de feiten en omstandigheden, zoals die naar voren zijn gekomen in het onderzoek van de Svb en op zitting, is namelijk niet gebleken dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. Met name de mate van onderling contact staat daaraan in de weg. Betrokkene en zijn echtgenote hebben wekelijks (meerdere keren) telefonisch contact en ontmoeten elkaar meerdere keren per week. Verder koken zij samen, maken zij uitstapjes en wandelen zij samen. Ook gaan betrokkene en zijn echtgenote samen op vakantie. Zij zijn met elkaar gehuwd, zodat de langstlevende de begrafenis en erfenis van de ander als onafhankelijk en niet belanghebbend persoon kan afhandelen. Verder blijkt uit het ‘convenant scheiding van tafel en bed’ dat in het geval van scheiding of scheiding van tafel en bed geen afstand wordt gedaan van een mogelijke aanspraak op nabestaandenpensioen. Naast de mate van onderling contact wijzen deze omstandigheden ook op een zekere mate van zorg voor elkaar. Dat betekent dat naar de maatstaf van de vaste rechtspraak geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. Daarbij wordt opgemerkt dat de feitelijke omstandigheden bepalend zijn en dat de motieven op grond waarvan de echtelijke samenleving niet is verbroken niet relevant zijn voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven.
4.6.
Uit de feiten en omstandigheden blijkt dus niet ondubbelzinnig dat betrokkene vanaf 11 april 2022 duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote in de zin van artikel 1, derde lid, onder b, van de AOW, zodat hij voor de toepassing van die wet niet is aan te merken als ongehuwde. Nu betrokkene op 11 april 2022 geen recht had op een ouderdomspensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde, was de Svb gehouden dit AOW-pensioen te herzien naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde.

Conclusie en gevolgen

4.7.
Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit wordt ongegrond verklaard. Dit betekent dat de herziening van het AOW-pensioen met ingang van 11 april 2022 naar de norm van een gehuwde in stand blijft.
5. Op zitting heeft de Svb desgevraagd aangegeven als geste naar betrokkene bereid te zijn de proceskosten van betrokkene te vergoeden. Deze kosten worden begroot op € 61,20 aan reiskosten en € 145,- aan verblijfkosten, in totaal € 206,20.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 21 maart 2023 ongegrond;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van betrokkene van € 206,20.
Deze uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet als voorzitter, in tegenwoordigheid van S. Ploum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2025.
(getekend) Y. Sneevliet
(getekend) S. Ploum
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene Ouderdomswet
Artikel 1, derde lid, aanhef en onder b
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
(…)
als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
Artikel 9, eerste lid
Deze wet kent een bruto-ouderdomspensioen voor:
de ongehuwde pensioengerechtigde;
de gehuwde pensioengerechtigde.
Artikel 17, eerste lid
Het ouderdomspensioen wordt door de Sociale verzekeringsbank ingetrokken of herzien, wanneer degene, aan wie het is toegekend, ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde daarvoor niet of niet meer in aanmerking komt, onderscheidenlijk voor een hoger of lager ouderdomspensioen in aanmerking komt.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.
2.Zie de uitspraak van de Raad van 14 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:821.
3.Zie de uitspraken van de Raad van 3 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3203 en van 16 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:854.