In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het AOW-pensioen van betrokkene. De Raad oordeelt dat betrokkene en zijn echtgenote niet duurzaam gescheiden van elkaar leven, ondanks dat zij formeel gescheiden van tafel en bed zijn. De Raad stelt vast dat er regelmatig contact is tussen hen, wat in strijd is met de definitie van duurzaam gescheiden leven. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had het AOW-pensioen van betrokkene terecht herzien naar de norm voor een gehuwde, aangezien de omstandigheden niet wijzen op een duurzaam gescheiden leven. De rechtbank had eerder het besluit van de Svb vernietigd, maar de Raad heeft dit oordeel herzien. De Svb had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, en de Raad heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep tegen het besluit van de Svb is ongegrond verklaard. De Raad heeft ook de proceskosten van betrokkene toegewezen aan de Svb.