ECLI:NL:CRVB:2025:954
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en beëindiging ZW-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak staat de weigering van het Uwv om appellant een WIA-uitkering toe te kennen per 24 augustus 2018 centraal, evenals de beëindiging van zijn ZW-uitkering per 3 september 2019 en 23 november 2020. Appellant is van mening dat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is vastgesteld. De Raad heeft de zaak behandeld en deskundigen benoemd om de medische situatie van appellant te beoordelen. De deskundigen concludeerden dat de beperkingen van appellant op de verschillende data in geding correct zijn vastgesteld. De Raad heeft de hoger beroepen van appellant ongegrond verklaard, bevestigend dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor een WIA-uitkering en dat zijn ZW-uitkering terecht is beëindigd. De rechtbank heeft de eerdere besluiten van het Uwv in stand gelaten, waarbij is vastgesteld dat appellant geschikt is voor de geselecteerde functies en dat er geen toename van beperkingen is vastgesteld.