ECLI:NL:CRVB:2025:957
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering wegens laattijdige aanvraag en onvoldoende bewijs van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellant, geboren op [geboortedatum] 1997, stelde dat hij op de dag dat hij achttien jaar werd en in de periode daarna duurzaam geen arbeidsvermogen had. Het Uwv weigerde de aanvraag op basis van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek, waaruit bleek dat niet kon worden vastgesteld of appellant daadwerkelijk arbeidsongeschikt was op zijn achttiende verjaardag. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en deze uitspraak is in hoger beroep bevestigd door de Centrale Raad van Beroep. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen dat hij op zijn achttiende verjaardag duurzaam geen arbeidsvermogen had. De Raad benadrukte dat het op de weg van appellant lag om relevante informatie te verstrekken over zijn medische situatie in de relevante periode, en dat het ontbreken van deze informatie voor zijn risico kwam. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en de weigering van de Wajong-uitkering bleef in stand.