In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen het dagelijks bestuur van de GGD Drenthe. Appellante verzocht om inzage in een dossier dat door Veilig Thuis Drenthe was opgemaakt over haar en haar kinderen. Het dagelijks bestuur had eerder volledige inzage geweigerd, met als argumenten de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden en de toepassing van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur alsnog inzage moest geven in bepaalde passages die eerder zwart gelakt waren. De Raad stelde vast dat de weigering van inzage in deze passages niet gerechtvaardigd was, omdat het belang van appellante bij inzage zwaarder woog dan de privacy van de betrokken derden. De Raad vernietigde de eerdere besluiten van het dagelijks bestuur en bepaalde dat appellante recht had op inzage in de relevante passages van het dossier. Tevens werd het dagelijks bestuur veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante.