ECLI:NL:GHAMS:2009:BK2857
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en de zorgvuldigheid van de inspecteur
In deze zaak gaat het om de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die de inspecteur op 19 juli 2007 aan belanghebbende heeft opgelegd voor het jaar 2004. De inspecteur baseerde de aanslag op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 81.204 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.600. Belanghebbende, die in dat jaar wethouder was, had tegen deze aanslag bezwaar aangetekend, maar dit werd door de inspecteur afgewezen. De rechtbank Haarlem verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Amsterdam.
Het Hof oordeelt dat de inspecteur bij het vaststellen van een aanslag mag uitgaan van de juistheid van de gegevens die een belastingplichtige bij zijn aangifte heeft verstrekt. Een nader onderzoek is alleen vereist als de inspecteur, na met normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de aangifte, aan de juistheid van de gegevens in redelijkheid moet twijfelen. In dit geval was er geen reden voor de inspecteur om aan de juistheid van de aangifte van belanghebbende te twijfelen, ondanks het feit dat hij in 2004 voor het eerst een negatief resultaat uit overige werkzaamheden aangaf.
Belanghebbende had geen informatie ingewonnen bij een fiscale deskundige of de Belastingtelefoon, wat voor zijn rekening komt. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. De omstandigheid dat de aangifte geautomatiseerd is afgedaan, leidt niet tot een ander oordeel. Het Hof concludeert dat er geen sprake is van een ambtelijk verzuim en dat de inspecteur op basis van de ingediende aangifte geen nader onderzoek hoefde in te stellen.