ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ7563

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.075.724-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Griffierecht in hoger beroep bij meerdere dagvaardingen tegen verschillende geïntimeerden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2011 uitspraak gedaan over een verzet tegen de beslissing van de griffier met betrekking tot het griffierecht in hoger beroep. Verzoekers, ICAS EXPLOITATIE CONSULTANTS B.V. en mr. J. van de Riet, maakten bezwaar tegen het heffen van griffierecht voor twee afzonderlijke dagvaardingen die waren ingediend tegen verschillende geïntimeerden, maar betrekking hadden op hetzelfde vonnis van de rechtbank Haarlem. De verzoekers stelden dat het hoger beroep als één procedure moest worden beschouwd, omdat het vonnis tegen de ontbonden maatschap ook betrekking had op de individuele maten.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
op het verzet op grond van artikel 25, eerste lid, van de – inmiddels vervallen - Wet tarieven in burgerlijke zaken (Wtbz)van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ICAS EXPLOITATIE CONSULTANTS B.V.,
gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
2. mr. J. van de Riet, kantoorhoudende te Utrecht, verzoekers.
1. De procedure
Bij op 21 oktober 2010 ter griffie ontvangen verzoek¬schrift zijn verzoekers in verzet gekomen tegen de hierna te noemen beslissing van de griffier van dit hof van 15 oktober 2010.
Het hof heeft beschikking bepaald op heden.
2. Bestreden beslissing
Bij beslissing van 15 oktober 2010 heeft de griffier van dit hof in de zaken met zaaknummers 200.070.821/01 en 200.070.825/01 het verzoek slechts eenmaal griffierecht te heffen afgewezen, omdat de zaken op de rol van 27 juli 2010 als twee afzonderlijke zaken, gericht tegen verschillende geïntimeerden, zijn aangebracht.
3. Verzoek
Verzoekers maken bezwaar tegen voornoemde beslissing en voeren daartoe het volgende aan.
De twee appeldagvaardingen waarmee de zaken zijn ingeleid zijn beide gericht tegen hetzelfde vonnis van de rechtbank Haarlem. In de desbetreffende procedure was de wederpartij van verzoekster sub 1 de inmiddels ontbonden maatschap [ naam maatschap ]. Omdat de deurwaarder zich niet in staat achtte tot een wettige betekening van een dagvaarding aan de ontbonden maatschap is er na overleg voor gekozen om naast de maatschap te betekenen aan, kort gezegd, de vermoedelijke maten op wie het vonnis betrekking heeft. Dit is gedaan door middel van twee dagvaar¬dingen waarbij, om logistieke redenen, gebruik is gemaakt van twee deurwaarders. Op 23 juli 2010 heeft verzoeker sub 2 de twee dagvaardingen aan de griffie aangeboden met daarbij uitdrukkelijk de melding dat het één appel¬procedure betreft. Het vonnis tegen de maatschap moet gezien worden als een vonnis tegen de gezamenlijke maten. Aangezien het geding dus van meet af aan betrekking had op de individuele vennoten/
maten, verenigd in een inmiddels ontbonden vennootschap, moet het hoger beroep worden gezien als één hoger beroep tegen één vonnis. Gelet hierop is volgens verzoekers ten onrechte tweemaal griffie¬recht geheven.
4. Beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2, lid 1 Wtbz wordt voor een geding van elke eisende partij, na de eerste uitroeping van de zaak ter zitting, en van elke verschenen gedaagde voor iedere instantie een vast recht geheven.
4.2 Uit het dossier blijkt het volgende. Verzoeker sub 2 heeft namens verzoekster sub 1 twee onder¬scheiden appel¬dagvaardingen uitgebracht. Bij dagvaarding van 13 juli 2010 is de (thans ontbonden) maatschap [ naam maatschap ] en vijf van haar maten aangezegd dat verzoekster sub 1 in hoger beroep komt van het vonnis in de zaak met zaaknummer/rolnummer 97012/HAZA 03-1373. Bij dagvaarding van 14 juli 2010 is twee andere maten van [ naam maatschap ] aangezegd dat verzoekster in hoger beroep komt van datzelfde vonnis.
4.3 Doordat verzoeker sub 2 op deze wijze hoger beroep heeft ingesteld is sprake van twee verschillende gedingen voor het hof, met steeds verzoekster sub 1 als appellante, maar met verschillende geïntimeerden. Het betoog van verzoekers dat de individuele maten geacht moeten worden ook partij te zijn geweest in de procedure in eerste aanleg brengt niet mee dat in hoger beroep geen sprake is van verschillende geïntimeerden, aangezien dit laatste voortvloeit uit het feit dat verzoeker sub 1 het hoger beroep heeft ingesteld door middel van twee aparte dagvaardingen gericht tegen verschillende (rechts)personen. De enkele mededeling van verzoeker sub 1 in de brief waarbij hij de twee dagvaardingen aan het hof heeft doen toekomen, dat het één appelprocedure betreft, maakt dit niet anders.
Nu sprake is van twee gedingen heeft de griffier terecht in beide gedingen griffierecht in rekening gebracht aan verzoekster sub 1. Het verzet is dan ook ongegrond.
5. Beslissing
Het hof:
- verklaart het verzet ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.J.M Smit, A.M.A. Verscheure en C. Uriot en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 januari 2011.