3.5.Grief 2 in principaal appelstrekt ten betoge dat [appellante] slechts voor 15 gastouders aan EVC4 een vergoeding diende te betalen.
3.5.1.Vooropgesteld wordt dat artikel 4, derde lid, van de overeenkomst voorschrijft dat [appellante] geen vergoeding is verschuldigd voor gastouders ten aanzien van wie de subsidieaanvraag is afgewezen. EVC4 heeft evenwel aangevoerd dat het niet de bedoeling van de overeenkomst is geweest dat door fouten van het gastouderbureau geen subsidie wordt verstrekt en EVC4 vervolgens geen vergoeding ontvangt voor haar werkzaamheden terwijl de betreffende gastouder bij haar wel het EVC-traject heeft doorlopen. Bij de beoordeling van de vraag of ook in de gevallen waarin geen subsidie is verleend [appellante] toch een vergoeding aan EVC4 is verschuldigd komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen uit de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Ingevolge artikel 3 van de overeenkomst diende [appellante] zorg te dragen voor het indienen van een subsidieaanvraag. Zij diende ervoor te zorgen dat de daarvoor benodigde documenten bij de aanvraag worden gevoegd. Om in aanmerking te komen voor subsidie dienden per gastouder vijf documenten te worden verstrekt aan BKK, te weten:
1. een gewaarmerkt kopie van bewijs van inschrijving van de gastouder bij de EVC- aanbieder, welk bewijs moet zijn ondertekend door de gastouder en de EVC-aanbieder;
2. een kopie van het identiteitsbewijs van de gastouder;
3. een verklaring van het gastouderbureau dat de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op de werkelijke kosten van deze certificeringsprocedure voor de gastouder;
4. een gewaarmerkt kopie van het behaalde EVC-certificaat;
5. een gewaarmerkt kopie van de EVC-factuur.
Een gewaarmerkt document is een document met een (originele) stempel en een handgeschreven handtekening. Indien een of meer van de hiervoor genoemde documenten ontbrak of ontbraken, dan wel onvolledig of onjuist zijn, werd geen subsidie verleend. Voor een aantal van de bovengenoemde documenten was [appellante] evenwel afhankelijk van de medewerking van EVC4. Zo diende EVC4 een gewaarmerkt certificaat en een gewaarmerkte factuur uit te reiken, welke documenten vervolgens werden ingediend bij het BKK ten behoeve van de subsidieaanvraag.
3.5.2.Tussen partijen staat genoegzaam vast dat [appellante] in totaal 33 gastouders de certificeringsprocedure heeft laten doorlopen via EVC4. Deze 33 gastouders staan vermeld in het declaratieoverzicht (productie 2 bij memorie van grieven) dat EVC4 heeft opgesteld ten behoeve van de facturen die zij aan [appellante] in rekening heeft gebracht. EVC4 heeft voor elke gastouder een bedrag van € 675,= aan [appellante] gefactureerd, derhalve in totaal € 22.275,= (33 x € 675,=). Met uitzondering van gastouder [AI] komen bovenbedoelde gastouders tevens voor in de door [appellante] overgelegde BKK-lijst (productie 4 bij memorie van grieven). Op deze lijst staan achter de geboortedatum van iedere gastouder vijf icoontjes. Met ieder icoontje wordt een document bedoeld. Die vijf icoontjes staan voor de bovengenoemde vijf documenten die vereist waren voor subsidieverlening. Een groen vinkje op het icoontje houdt in dat het betreffende document volledig en op de juiste wijze is ingediend bij BKK. Een rood kruisje houdt in dat het betreffende document niet, niet juist en/of onvolledig is ingediend bij BKK.
3.5.3.Vast staat dat door BKK uitsluitend subsidie is toegekend voor gastouders ten aanzien van wie alle vijf documenten volledig en op de juiste wijze zijn ingediend. Op de BBK-lijst is te zien dat voor onderstaande 15 gastouders op alle vijf icoontjes een groen vinkje is geplaatst. Naar [appellante] heeft gesteld en EVC4 niet heeft weersproken is voor deze 15 gastouders dan ook subsidie ontvangen. Het gaat om de volgende gastouders:
Nr. Vergoeding Naam Vervaldatum
1 € 675,00 [O] 3-3-2010
2 € 675,00 [P] 6-3-2010
3 € 675,00 [Q] 10-3-2010
4 € 675,00 [R] 10-3-2010
5 € 675,00 [S] 11-3-2010
6 € 675,00 [T] 11-3-2010
7 € 675,00 [U] 31-3-2010
8 € 675,00 [V] 29-4-2010
9 € 675,00 [W] 29-4-2010
10 € 675,00 [AA] 29-4-2010
11 € 675,00 [AB] 2-5-2010
12 € 675,00 [AC] 13-5-2010
13 € 675,00 [AD] 14-5-2010
14 € 675,00 [AE] 14-5-2010
15
€ 675,00[AF] 22-5-2010
€ 10.125,00
3.5.4.Voor bovengenoemde gastouders die het EVC-traject via EVC4 hebben doorlopen en ten behoeve van wie [appellante] subsidie heeft ontvangen, is [appellante] dan ook het totaalbedrag van € 10.125,00 aan vergoeding verschuldigd.
3.5.5.Met betrekking tot de overige 18 gastouders stelt [appellante] - primair - dat zij geen vergoeding is verschuldigd aan EVC4 omdat ten behoeve van die gastouders geen subsidie is ontvangen en artikel 4, derde lid van de overeenkomst in dat geval bepaalt dat geen vergoeding is verschuldigd, en – subsidiair – dat zij geen vergoeding is verschuldigd aangezien EVC4 heeft nagelaten de vereiste documenten op de juiste wijze in te dienen.
EVC4 heeft evenwel aangevoerd dat zij geen verwijt treft ten aanzien van het niet verlenen van subsidie voor deze 18 gastouders nu de overeenkomst impliceerde dat het gastouderbureau al het redelijke eraan zou doen om de subsidieaanvraag rond te krijgen, hetgeen inhield dat EVC4 zo nodig in de gelegenheid zou worden gesteld eventuele missende stukken alsnog aan te leveren. Ook beroept EVC4 zich erop dat het BKK na het sluiten van de overeenkomst nadere formele eisen is gaan stellen zoals het waarmerken van documenten, waardoor een wijziging van omstandigheden zich heeft voorgedaan welke in het kader van artikel 6:248 BW niet voor risico van EVC4 mag komen. Verder heeft EVC4 aangevoerd dat voor de gastouders [H], [I] en [AG] de subsidieaanvragen te laat zijn ingediend, hetgeen een omstandigheid is die voor risico van [appellante] komt. Bij 10 van de 18 gastouders voor wie geen subsidie is ontvangen ontbreken documenten waar EVC4 geen enkele bemoeienis mee had. EVC4 meent dan ook dat voor die 10 gevallen het risico dat geen subsidie zou worden verstrekt bij [appellante] ligt. EVC4 betoogt verder dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [appellante]. Zij is nimmer in gebreke gesteld in verband met het ontbreken van benodigde documenten, zodat in dezen geen sprake is van verzuim. Eerst na drie jaar komt [appellante] met een lijst waarop zou staan welke stukken ontbreken. [appellante] heeft bovendien geen bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van de subsidieaanvragen.
3.5.6.Als door [appellante] gesteld en door EVC4 onvoldoende weersproken staat vast dat in een aantal gevallen een gewaarmerkt certificaat en/of een gewaarmerkt factuur ontbrak. [AH], eigenaar en bestuurder van EVC4, heeft in dit verband ter comparitie van partijen in eerste aanleg bevestigd dat op een aantal documenten niet het juiste stempel stond. Naar het oordeel van het hof liggen deze omstandigheden in de risicosfeer van EVC4 en kunnen zij om die reden niet aan [appellante] worden tegengeworpen. Verder is van belang dat in de artikelen 4, derde lid, en 5 van de overeenkomst is bepaald dat alleen in het geval de subsidie niet wordt verstrekt door een fout bij de intake, EVC4 recht heeft op betaling van € 300,=. In de andere gevallen bepaalt artikel 4, derde lid, van de overeenkomst dat wanneer de subsidie definitief wordt afgewezen het door EVC4 gefactureerde bedrag zal worden gecrediteerd.
3.5.7.Voor zover EVC4 heeft betoogd dat in 10 van de 18 afgewezen subsidieaanvragen documenten ontbreken waar EVC4 geen enkele bemoeienis mee had en om die reden het risico van het niet verlenen van subsidie bij [appellante] dient te blijven, wordt dat betoog verworpen. Uit de BKK-lijst blijkt immers dat in alle op die lijst voorkomende gevallen waarin subsidie is afgewezen telkens een of meer documenten ontbraken die hetzij door EVC4 moesten worden verstrekt, hetzij met medewerking van EVC4 moesten worden opgesteld. In die gevallen is telkens een kruisje geplaatst bij het 1e en/of 4e en/of 5e icoontje op de BKK-lijst. Ook het standpunt van EVC4 dat zij in gebreke had moeten worden gesteld om ontbrekende stukken zo nodig aan te leveren, wordt verworpen. Niet valt in te zien op grond waarvan een dergelijke eis gesteld kan worden nu het hier gaat om voorwaarden waaraan EVC4 zich bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft verbonden, welke voorwaarden moeten worden nageleefd wil zij aanspraak kunnen maken op de vergoedingen als door haar gevorderd. Anders dan EVC4 heeft betoogd, is voorts niet gebleken van nadere formele eisen van de zijde van het BKK met betrekking tot de subsidieaanvraag. EVC4 wordt geacht bekend te zijn geweest met het vereiste dat documenten gewaarmerkt moeten zijn nu dit volgt uit de artikelen 9 en 13 van de Subsidieregeling, welke regeling dateert van 30 november 2009 en als basis heeft gediend voor de afspraken tussen partijen. Het beroep op artikel 6:248 BW faalt mitsdien. Aan de stelling van EVC4 dat [appellante] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van de subsidieaanvragen gaat het hof voorbij nu EVC4 niet heeft gesteld dat het maken van bezwaar alsnog tot subsidieverlening had geleid. Gelet op de omstandigheid dat relevante documenten ontbraken, lag dit ook niet voor de hand. Met betrekking tot gastouder [AI], die niet voorkomt op de BKK-lijst, overweegt het hof dat EVC4 onvoldoende heeft bestreden de stelling van [appellante] dat ook ten behoeve van deze gastouder de subsidieaanvraag is afgewezen omdat een of meer documenten niet zijn aangeleverd door EVC4.
3.5.8.Het voorgaande leidt ertoe dat [appellante] uitsluitend vergoeding aan EVC4 is verschuldigd voor de 15 gastouders voor wie zij subsidie heeft ontvangen. Vast staat dat [appellante] op 8 en 21 februari 2011 een bedrag van € 7.593,75 heeft betaald aan EVC4 en op grond van het bestreden vonnis nog eens een bedrag van € 7.256,25 heeft voldaan, waarmee zij in totaal € 14.850,= aan EVC4 heeft betaald. Uitgaande van het hiervoor overwogene betekent dit dat [appellante] een bedrag van € 4.725,= (€ 14.850,= minus € 10.125,=) teveel heeft betaald. Over dit bedrag heeft [appellante] € 1.001,10 rente betaald zoals zij heeft gesteld en EVC4 niet heeft weersproken. Het teveel betaalde bedrag van € 5.726,10 (€ 4.725,= plus € 1.001,10) is derhalve toewijsbaar. Grief 2 in principaal appel slaagt derhalve.