ECLI:NL:GHAMS:2014:4794
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schorsing van concurrentiebeding in kort geding tussen Deltacell B.V. en [geïntimeerde]
In deze zaak heeft Deltacell B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de kantonrechter het concurrentiebeding van [geïntimeerde] heeft geschorst. Deltacell, een biotechbedrijf dat zich richt op longonderzoek, heeft [geïntimeerde] in dienst gehad van 1 maart 2003 tot 1 oktober 2013. Na de beëindiging van zijn dienstverband heeft [geïntimeerde] verzocht om ontheffing van het concurrentiebeding, dat hem verbiedt om gedurende een jaar na beëindiging van zijn dienstverband bij een concurrerend bedrijf te werken. De kantonrechter oordeelde dat Deltacell geen redelijk belang had bij handhaving van het concurrentiebeding, aangezien het bedrijf feitelijk niet meer actief was en er geen klanten of omzet was. Dit leidde tot de conclusie dat het concurrentiebeding onbillijk was voor [geïntimeerde], die zonder werk zat en financieel werd benadeeld.
In hoger beroep heeft het hof de grieven van Deltacell beoordeeld en geconcludeerd dat de kans groot was dat de bodemrechter het concurrentiebeding zou vernietigen op basis van artikel 7:653 lid 2 BW, omdat [geïntimeerde] door het beding onbillijk werd benadeeld. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd en Deltacell veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van een evenwichtige afweging tussen de belangen van de werkgever en de werknemer bij de toepassing van concurrentiebedingen.