Uitspraak
COÖPERATIEVE RABOBANK ALKMAAR E.O. U.A.,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 december 2014 uitspraak gedaan in een hoger beroep van Schot Vastgoed B.V. tegen de Coöperatieve Rabobank Alkmaar E.O. U.A. Schot Vastgoed had een incidentele vordering ingesteld op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om bepaalde bescheiden van Rabobank te verkrijgen, die relevant waren voor hun vordering tot vernietiging of ontbinding van renteswaps en swaptions. De rechtbank Noord-Holland had eerder de vorderingen van Schot Vastgoed afgewezen, waarna zij in hoger beroep ging.
In het incident vorderde Schot Vastgoed onder andere het cliëntenprofiel, treasury-adviezen en geluidsopnamen van telefoongesprekken met Rabobank. Rabobank voerde verweer en stelde dat zij niet beschikte over de gevraagde bescheiden, met name omdat de geluidsopnamen niet langer dan een jaar worden bewaard. Het hof oordeelde dat Schot Vastgoed niet voldoende rechtmatig belang had bij de gevraagde bescheiden en dat de vordering op verschillende punten onvoldoende was onderbouwd.
Uiteindelijk heeft het hof de incidentele vordering van Schot Vastgoed afgewezen en hen verwezen in de kosten van het incident. De hoofdzaak werd naar de rol verwezen voor het nemen van een memorie van grieven door Schot Vastgoed. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer en is een belangrijke uitspraak in het kader van civiel recht en de bewijslevering in geschillen over financiële producten.