ECLI:NL:GHAMS:2014:5741
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging arbeidsovereenkomst en gerechtvaardigd vertrouwen van werkgever
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en Leidsekruis B.V. [appellant] was als keukenhulp in dienst bij Leidsekruis B.V. en heeft op 30 september 2009 zijn werkzaamheden aangevangen. De arbeidsovereenkomst was aanvankelijk voor zes maanden en werd daarna met een jaar verlengd. Op 28 april 2010 heeft [appellant] zijn werk verlaten wegens hoofdpijn en is hij op 29 april 2010 niet ingeroosterd. Hij heeft vervolgens geen loon meer ontvangen en heeft op 7 mei 2010 om uitbetaling van vakantiegeld gevraagd, wat hem is toegekend. Op 11 mei 2011 heeft hij een WW-uitkering aangevraagd, die met ingang van 1 juni 2010 is toegekend.
De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat Leidsekruis B.V. gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat [appellant] zijn arbeidsovereenkomst op of omstreeks 1 mei 2010 wilde beëindigen. Dit oordeel is gebaseerd op verschillende omstandigheden, waaronder het feit dat [appellant] op 29 april 2010 heeft aangegeven niet te willen werken op 30 april 2010 en dat hij op 7 mei 2010 vakantiegeld heeft aangevraagd zonder zich beschikbaar te stellen voor werk. [appellant] heeft in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter bestreden, maar het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter op goede gronden tot zijn oordeel is gekomen.
Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. [appellant] is veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak van het hof bevestigt dat de arbeidsovereenkomst op of omstreeks 1 mei 2010 is geëindigd en dat [appellant] geen aanspraak kan maken op loon of andere vergoedingen vanaf die datum.