ECLI:NL:GHAMS:2014:6012

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
14/00023 t.m. 14/00033
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag omzetbelasting en exploitatie van seksinrichting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, die een seksinrichting exploiteert, tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd door de Belastingdienst. De naheffingsaanslag betreft het eerste kwartaal van 2008, waarbij ook heffingsrente in rekening is gebracht. Belanghebbende heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt, maar de inspecteur heeft de aanslag gehandhaafd. De rechtbank 's-Gravenhage heeft de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft het gerechtshof 's-Gravenhage de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente vernietigd, met een teruggaaf van € 227.548. De Staatssecretaris heeft echter cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, die de zaak heeft verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.

Het Gerechtshof Amsterdam heeft in zijn uitspraak op 18 december 2014 geoordeeld dat de dienstverlening van belanghebbende aan de prostituees niet enkel bestaat uit de ter beschikkingstelling van een werkkamer, maar ook uit aanvullende beheerswerkzaamheden die door een beheerder worden uitgevoerd. Het Hof concludeert dat deze dienstverlening niet kan worden aangemerkt als (vrijgestelde) verhuur van onroerende zaken in de zin van artikel 11, lid 1, aanhef en letter b, van de Wet op de omzetbelasting 1968. De werkzaamheden van belanghebbende zijn meer dan een passieve verhuuractiviteit, omdat zij ook verantwoordelijk is voor de veiligheid, hygiëne en andere voorwaarden die aan de exploitatie van de seksinrichting zijn verbonden. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart de beroepen ongegrond.

Uitspraak

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 14/00023 tot en met 14/00033
18 december 2014
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
inzake het hoger beroep - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden - van
[A te B], belanghebbende,
[… 1]
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken AWB 10/7303, 10/7305, 10/7306, 10/7307, 10/7310, 10/7312, 10/7314, 10/7315, 10/7317, 10/7318 en 11/39 van de rechtbank
’s-Gravenhage in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst[… 2], de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het eerste kwartaal van het jaar 2008 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. Tegelijk is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
1.2.
Belanghebbende heeft op de aangiften voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal van het jaar 2008 tot en met het derde kwartaal 2010 bedragen aan omzetbelasting voldaan.
1.3.
Bij uitspraken op de door belanghebbende tegen de naheffing, de heffingsrente en de voldoeningen op aangifte gemaakte bezwaren heeft de inspecteur de naheffingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de op aangiften voldane bedragen gehandhaafd.
1.4.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank
’s-Gravenhage (de rechtbank). De rechtbank heeft de beroepen bij één uitspraak van 14 april 2011 ongegrond verklaard.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van 25 mei 2012 heeft het gerechtshof ’s-Gravenhage de uitspraak van de rechtbank vernietigd, de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de inspecteur alsmede de naheffingsaanslag vernietigd, en een teruggaaf verleend van € 227.548, met nevenbeslissingen omtrent proceskosten en griffierecht.
1.6.
De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
1.7.
Bij arrest van 6 december 2013, nr. 12/03383, ECLI:NL:HR:2013:1438, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof
‘s-Gravenhage vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof Amsterdam (het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
1.8.
Partijen zijn door de griffier van het Hof in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het arrest in te dienen. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 14 maart 2014 en de inspecteur bij brief van 27 maart 2014.
1.9.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Geding na cassatie

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 6 december 2013, voor zover voor in het geding na verwijzing van belang, het volgende overwogen:
3.2.2.
Het Hof heeft geoordeeld dat de terbeschikkingstelling van de hiervoor in 3.1.1 vermelde kamers met vitrines is te onderscheiden van de aanvullende werkzaamheden die niet door belanghebbende maar door een beheerder worden uitgevoerd, en dat die terbeschikkingstelling naar haar aard is te kwalificeren als de verhuur van een onroerende zaak. De omstandigheid dat belanghebbende, gelet op haar hoedanigheid van exploitant van een seksinrichting, met de terbeschikkingstelling bij uitsluiting de bedoeling heeft de prostituees in staat te stellen hun prostitutiediensten te verlenen en de kamers met vitrines ook alleen voor dat doel zijn ingericht, ontneemt naar het oordeel van het Hof aan die prestatie niet het karakter van verhuur van een onroerende zaak.
3.3.
Het middel verzet zich tegen de hiervoor in 3.2.2 omschreven oordelen van het Hof met het betoog dat de van de kamers aan de prostituees niet kan worden aangemerkt als verhuur van onroerende zaken in de zin van artikel 11, lid 1, aanhef en letter b, van de Wet, aangezien de activiteiten die belanghebbende verricht niet enkel bestaan uit de van kamers en vitrines maar ook uit het aanvragen en laten verlengen van de exploitatievergunning en het voldoen aan de voorwaarden van de verleende exploitatievergunning. De aard en omvang van de activiteiten van belanghebbende en de strekking van het geheel brengen met zich dat het totaal van de verrichte activiteiten niet kan worden aangemerkt als de passieve activiteit van verhuur van onroerend goed, maar moet worden aangemerkt als het gelegenheid geven tot prostitutie, aldus het middel.
3.4.1.
Verhuur is in de regel een betrekkelijk passieve activiteit. Deze houdt enkel verband met het tijdsverloop en levert geen toegevoegde waarde van betekenis op. Daarom moet deze handeling worden onderscheiden van andere activiteiten die ofwel een zakelijk-industrieel en commercieel karakter hebben, ofwel een voorwerp hebben dat beter gekarakteriseerd wordt door het leveren van een prestatie dan door de enkele terbeschikkingstelling van een goed. Het bedoelde passieve karakter gaat met name verloren, wanneer de andere elementen van de prestatie waarmee rekening wordt gehouden een meer dan kennelijk bijkomstig karakter hebben ten opzichte van dat deel van de wederprestatie dat met het tijdsverloop verband houdt. Zie voor dit een
en ander HR 23 november 2012, nr. 11/03325, BNB 2013/43, en 30 november 2012, nr. 11/02842, ECLI:NL;HR:2012:BY4604, BNB 2013/45. Dit een en ander heeft eveneens te gelden voor iedere andere vorm waarin onroerende zaken voor gebruik, anders dan als levering, ter beschikking worden gesteld.
3.4.2.
Wanneer voor panden als de onderhavige door de gemeente een vergunning is verleend om onder de in de vergunning gestelde voorwaarden in dat pand een seksinrichting te exploiteren, rechtvaardigt die omstandigheid het ontzenuwbare vermoeden dat de vergunninghouder bij de uitoefening van die bedrijfsactiviteit daadwerkelijk aan de gestelde voorwaarden voldoet. Indien die voorwaarden mede omvatten het verrichten van bepaalde werkzaamheden in het belang van de prostituee, maken deze deel uit van de jegens deze laatstgenoemde verrichte prestatie waarvoor van haar een vergoeding wordt ontvangen. In dat geval moeten die werkzaamheden in aanmerking worden genomen bij de hiervoor in 3.4.1 omschreven karakterisering van de prestatie.
3.4.3.
In het onderhavige geval heeft het Hof geoordeeld dat de prestaties van belanghebbende alleen bestaan uit de terbeschikkingstelling van kamers met vitrines op de grond dat de aanvullende werkzaamheden niet door haar maar door een beheerder worden uitgevoerd. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is deze redengeving echter onvoldoende voor het oordeel dat belanghebbende slechts de passieve activiteit van terbeschikkingstelling van onroerende zaken verricht. Alleen indien de beheerder de aanvullende werkzaamheden, waaronder de werkzaamheden die het gevolg zijn van de verplichtingen die verbonden zijn aan de exploitatievergunning, uitsluitend op grond van een met de prostituee gesloten overeenkomst op eigen naam en voor eigen rekening verricht, kunnen deze werkzaamheden niet worden gerekend tot de door belanghebbende jegens de prostituees verrichte dienstverlening.

3.Feiten

3.1.
Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft de volgende feiten vastgesteld:
3.1.
Belanghebbende exploiteert, in de vorm van een eenmanszaak, een bedrijf op diverse locaties aan de [C-straat te B 1]. Voor het geheel van de bedrijfsactiviteiten is zij ondernemer voor de omzetbelasting.
3.2.
Door de gemeente [C] is aan belanghebbende voor elk van de bedrijfslocaties een vergunning verleend voor het exploiteren van een seksinrichting. De gemeente onderscheidt diverse soorten seksinrichtingen. De onderneming die belanghebbende drijft geldt als een raamprostitutiebedrijf. Dat is een prostitutiebedrijf waarin door prostituees vanuit een vitrine de aandacht op het bedrijf wordt gevestigd.
3.3.
De vergunningen en gemeentelijke regelingen stellen allerlei eisen aan seksinrichtingen. De eisen zijn te onderscheiden in inrichtings- en bedrijfsvoeringseisen. De inrichtingseisen zijn specifiek voor een seksinrichting en hebben betrekking op zowel de locatie (openings- en sluitingstijden, het gevaar van overconcentratie van criminaliteit en lawaaioverlast) als op het pand (hygiënische eisen, het minimum aantal douches en toiletten, het verplicht aanwezig zijn van een dagverblijf en veiligheidseisen).
3.4.
Belanghebbende stelt aan prostituees per dagdeel tegen vergoeding een werkkamer ter beschikking in combinatie met een vitrine waarin de prostituee zich aan de voorbijgangers kan tonen om klanten te werven. Voor kamers die niet aan de straatzijde zijn gelegen, zijn aparte vitrines gerealiseerd.
3.5.
Aan de naheffingsaanslag en de weigering van de teruggaaf van de in geding zijnde op aangiften voldane bedragen aan omzetbelasting ligt de opvatting ten grondslag dat met betrekking tot de dienstverlening door belanghebbende aan de prostituees geen sprake is van van omzetbelasting vrijgestelde verhuur van onroerende zaken.
3.2.
Hieraan voegt het Hof de volgende feiten toe, welke het deels ontleent aan de na verwijzing door partijen ingediende stukken.
3.3.
De inspecteur heeft bij zijn verweerschrift in eerste aanleg een kopie overgelegd van de exploitatievergunning voor het pand [C-straat te B 2]. In deze vergunning is onder meer het volgende vermeld:
VOORSCHRIFTEN
(...)
2. vanuit de verantwoordelijkheid voor de naleving van de gestelde voorschriften dient tijdens exploitatie tenminste één van de hieronder genoemde beheerder(s) in de inrichting aanwezig te zijn:
Beheerder 1:
Naam : [… 3]
(...)
Beheerder 2:
Naam : [… 4]
(...)
Beheerder 3:
Naam : [… 5]
(...)
4. omwonenden en de in de directe omgeving van de inrichting gesitueerde bedrijven mogen geen hinder ondervinden van de exploitatie van de inrichting.
(…)
III exploitant met nadruk te wijzen op het volgende:
1. ingevolge artikel 3:4 van de APV is deze vergunning niet overdraagbaar;
(...)
3. (...) Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien de burgemeester op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. (...)
4. ingevolge artikel 3:17 van de APV kan de burgemeester de vergunning tijdelijk of voor onbepaalde tijd, gedeeltelijk of geheel intrekken indien:
(…)
b) de ingevolgde artikel 3:4 van de APV in de vergunning vermelde exploitant niet feitelijk de exploitatie voert;
c) de exploitant of beheerder de bepalingen in hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, escortbedrijven, straatprostitutie en dergelijke van de APV (...) overtreedt;
d) in de seksinrichting een minderjarige prostituee wordt aangetroffen;
e) in de seksinrichting een prostituee zonder een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfstitel wordt aangetroffen;
f) er door de exploitant of beheerder onvoldoende maatregelen zijn getroffen in het belang van de veiligheid, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de in de seks inrichting werkzame personen, alsmede ter bescherming van de volksgezondheid;
(...)
h) de exploitant of beheerder (...) toestaat of gedoogt dat in zijn seksinrichting strafbare feiten worden gepleegd;
(...)
5. ingevolge artikel 3:6 van de APV dient de inrichting voor publiek gesloten te zijn en mogen bezoekers daarin niet verblijven of worden toegelaten tussen 01.00 en 07.00 uur en in het weekeinde (zaterdag en zondagochtend) tussen 01.30 en 07.00 uur;
(...)
7. in het besluit van burgemeester en wethouders (...) zijn bedrijfsvoerings- en gezondheidseisen opgenomen waaraan de exploitant en beheerder dienen te voldoen.
3.4.
Bij zijn schriftelijke reactie op het arrest heeft belanghebbende een kopie gevoegd van de beheerovereenkomst tussen belanghebbende enerzijds en [D 1] anderzijds. De beheerovereenkomst heeft betrekking op de panden aan de [C-straat te B 3][te B]. In deze beheerovereenkomst wordt onder meer het volgende vermeld:
Ondergetekenden:
1. [belanghebbende]
Hierna te noemen: “de opdrachtgever”,
En
2. Mevrouw [D 3]
Hierna te noemen: “de beheerder”
In aanmerking nemende:
Dat partijen een beheersovereenkomst willen aangaan onder de voorwaarden en bepalingen als genoemd in de Algemene Bepalingen voor Beheer van Onroerende Zaken, hierna te noemen: “Algemene bepalingen”, welke hierbij zijn gevoegd en deel uitmaken van de overeenkomst;
Dat opdrachtgever bedoeld beheer wil doen voeren met betrekking tot de door partijen gewaarmerkte objectbeschrijving.
Komen het volgende overeen:
De opdrachtgever draagt op aan de beheerder, die van de opdrachtgever aanneemt het voeren van beheer over de in bijlage 1 nader omschreven onroerende zaak/zaken hierna zowel tezamen als afzonderlijk verder te noemen: “het object”.
Partijen verklaren in het bezit te zijn van een exemplaar van de Algemene Bepalingen met de inhoud waarvan partijen volledig bekend zijn.
De overeenkomst vangt aan op1 november 2006 is aangegeven voor onbepaalde tijd en wordt beëindigd door opzegging, behoudens in een geval als weergegeven in 8.1 en 8.2 van de Algemene Bepalingen.
Opzegging van deze overeenkomst dient schriftelijk plaats te vinden tegen de dag van een kalendermaand en met inachtneming van een termijn van minstens één maand.
De opdrachtgever is aan de beheerder voor alle ingevolge deze overeenkomst aan hem opgedragen werkzaamheden, een vergoeding, d.w.z. loon waaronder begrepen een niet nader gespecificeerde onkostenvergoeding, verschuldigd van € 1.100,-- zegge:
elfhonderd euro per mand (inclusief BTW). In het geval van deze overeenkomst wordt
uitgegaan van 10 ramen.
Aldus opgemaakt en ondertekend in tweevoud.
(…)
3.5.
De “Algemene bepalingen” bij de beheerovereenkomst houden, voor zover hier van belang, in:
Opdracht
2.2
De beheeropdracht bestaat uit:
A Administratief Beheer
B. Technische Beheer
2.3
De beheerder is verantwoordelijk voor de juiste uitoefening van zijn taak en voor de door hem opgedragen werkzaamheden aan ( een) huismeester(s), en (andere) personen in zijn dienst, alsmede aan derden.
2.4
De beheerder zal de belangen van de opdrachtgever optimaal behartigen en zal zich onthouden van die activiteiten welke de goede naam en faam van de opdrachtgever schade kunnen berokkenen.
2.5
Het beheer zal geschieden op de wijze zoals in de overeenkomst en deze algemene bepalingen omschreven en overeenkomstig en bij deze overeenkomst behorende instructies. De opdrachtgever behoudt zich het recht voor de instructies te allen tijde aan te passen dan wel te herzien. Deze aanpassingen zullen eerst worden doorgevoerd na overleg met de beheerder en schriftelijk worden bevestigd.
2.6
Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever mag de beheerder zijn verplichtingen uit de overeenkomst c.q. de daaruit voor hem voortvloeiende werkzaamheden, niet geheel of gedeeltelijk aan derden overdragen.
2.7
De beheerder en opdrachtgever zijn tegenover derden geheimhouding verplicht over alle aan hen bekend zijnde vertrouwelijke zaken.
Rapportage
3.1
De beheerder verschaft de opdrachtgever periodiek alle gewenste inlichtingen over de objecten, overeenkomstig de diverse instructies en nadere afspraken.
Hoofdstuk A
Administratief beheer
4.1
Onder administratief beheer wordt verstaan een vorm van beheer dat is gericht op een efficiënte en doorzichtige wijze van vastleggen van relevante gegevens betreffende de objecten, het periodiek geven van overzichten daarvan alsmede het uitvoeren van middels voorschriften en instructies gegeven opdrachten.
Hoofdstuk B
Technische Beheer
5.1
Onder technische beheer wordt verstaan het bij voortduring in een goede staat (doen) houden van alle bouwkundige, (installatie) technische en infrastructurele onderdelen van de objecten.
Meer in het bijzonder bestaat het technische beheer uit:
Algemene zorg
5.2
A. De bewaking van de goede staat van onderhoud van de objecten, onverhuurde panden of gedeelten daarvan daaronder begrepen, het behandelen van de wensen en klachten van de huurders van de objecten en liet verhelpen van die klachten,
B. De begeleiding van en het toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden voortvloeiend uit de verrichtingen als bedoeld in artikel 5.

4.De overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil het volgende overwogen:
2.13
Het begrip verhuur van onroerende zaken als bedoeld in artikel 11, eerste lid, letter b van de Wet dient te worden geïnterpreteerd in het licht van artikel 135, eerste lid, letter 1, van de BTW-richtlijn (voorheen artikel 13B, sub b, van de Zesde Richtlijn). Blijkens onder meer het arrest van het Europese Hof van Justitie van 18 november 2004, nr. C-284/03 (SA Temco Europe), UN: AV3408, dient daaronder te worden verstaan dat een verhuurder een huurder voor een overeengekomen tijdsduur en onder bezwarende titel het recht verleent een
onroerende zaak te gebruiken als ware hij de eigenaar ervan en ieder ander van het genot van dat recht uit te sluiten. Het verhuren van een onroerende zaak is dan ook een Vrij passieve activiteit bestaande uit het louter ter beschikking stellen van die onroerende zaak.
2.14
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres, met het tegen vergoeding beschikbaar stellen van de werkplekken, ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet. Het ligt dan op de weg van eiseres om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de door haar geleverde prestaties van belasting zijn vrijgesteld.
2.15
Om te kunnen vaststellen wat de aard van de door eiseres verrichte prestatie is, moeten alle omstandigheden waaronder die prestatie wordt verricht in aanmerking worden genomen. Aan de hand daarvan moet worden vastgesteld wat het kenmerkende element van de prestatie van eiseres is.
2.16
Niet in geschil is dat de kamers alleen ter beschikking worden gesteld in het kader van de raamprostitutie. Evenmin is in geschil dat in de gemeente [B] slechts op een beperkt aantal plaatsen, waaronder de straat waar eiseres de hier in geding zijnde panden exploiteert, de uitoefening van raamprostitutie is toegestaan mits de exploitant van het desbetreffende pand over een exploitatievergunning beschikt. Ingevolge de voorwaarden
van de exploitatievergunning zorgt eiseres voor de veiligheid, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de in haar panden werkzame prostituees en voor de gezondheid van de klanten van de prostituees. Eiseres geeft daaraan gevolg; onder meer door middel van videobewaking in de werkomgeving van de prostituees. Uit de verklaring van de beheerder volgt dat namens eiseres ook toezicht wordt gehouden op de algemene gang van zaken in en rond de panden.
2.17
Eiseres heeft aangevoerd dat de exploitatievergunning niet relevant is voor de kwalificatie van haar prestaties. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. Zonder de exploitatievergunning zouden de prostituees hun werkzaamheden immers niet in de panden van eiseres kunnen uitoefenen, zodat de aanwezigheid van die vergunning voor de prostituees geacht moet worden een essentiële voorwaarde te zijn voor het aangaan van de overeenkomsten met eiseres. Temeer nu, zoals eiseres zelf heeft aangevoerd, het niet langer mogelijk is om als individuele raamprostituee een vergunning aan te vragen.
2.18
Gezien het geheel van feiten en omstandigheden zoals die uit de stukken en de verklaringen ter zitting blijkt, bestaat naar het oordeel van de rechtbank de dienst van eiseres uit meer dan het enkel ter beschikking stellen van een kamer. Kenmerkend voor de raamprostitutie is dat de prostituee zich vanachter een raam (hiervoor ook wel aangeduid als vitrine) kan tonen aan haar potentiële klanten. Het ter beschikking stellen van de werkkamers is daarom onlosmakelijk verbonden met het ter beschikking stellen van de ramen. Het kenmerkende element van de dienst van eiseres is dan ook het aan prostituees aanbieden van een relatief veilige en schone werkplek waarvoor vergunning is verleend voor de uitoefening van de raamprostitutie, om aldaar hun beroep te kunnen uitoefenen. Naast het beschikbaar stellen van de kamers zorgt eiseres ook voor de voor het uitoefenen van de raamprostitutie noodzakelijke exploitatievergunning, toezicht en bewaking, onderhoud, beheer, schoonmaak van de kamers en verschoning van beddengoed en handdoeken. Doordat zij ook controleert of de prostituees die zich aanmelden niet minderjarig zijn en of zij het recht hebben om hier te lande te werken, voorkomt eiseres tevens concurrentievervalsing voor de prostituees. Bovendien is het gebruik van de kamer zodanig aan regels gebonden (zoals het verbod om anderen dan klanten mee te nemen naar de kamer, het verbod op het gebruik van verdovende middelen en het slechts onder voorwaarden toestaan dat in de kamer wordt gerookt, alcohol wordt gedronken en een radio wordt afgespeeld) dat niet kan worden gezegd dat eiseres de kamer aan de prostituee ter beschikking stelt om deze te gebruiken als ware zij de eigenaar daarvan. Dat het schoonmaken van de kamers en het ter beschikking stellen van handdoeken en beddengoed apart wordt gefactureerd door de beheerder maakt niet dat deze prestaties niet moeten worden betrokken in het geheel van de dienstverlening van eiseres. Voor de afnemer van de prestaties, de prostituee, zijn dit bijkomende diensten die de huur van de desbetreffende werkplek aantrekkelijker maken en die zodanig met het ter beschikking krijgen en gebruiken van de werkplek zijn verweven dat zij daarin opgaan. Dat de overige werkzaamheden door de beheerder worden uitgevoerd en dat de prostituees niet rechtstreeks met eiseres van doen hebben, maakt niet dat daarmee de prestatie van eiseres beperkt blijft tot de enkele verhuur van de kamers. De beheerder verricht deze werkzaamheden immers namens eiseres op basis van de tussen hem en eiseres gesloten beheersovereenkomst.
Eiseres heeft verder geen feiten of omstandigheden gesteld of aannemelijk gemaakt die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat sprake is van de van omzetbelasting vrijgestelde verhuur van kamers.
2.19
Naar het oordeel van de rechtbank dienen de diensten van eiseres te worden aangemerkt als het gelegenheid geven tot prostitutie, welke dienst niet kan worden gerangschikt onder enige vrijstelling als bedoeld in artikel 11 van de Wet.
Gelet op wat hiervoor is overwogen dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

5.Geschil in hoger beroep na verwijzing

5.1.
Na verwijzing is in geschil of de door belanghebbende jegens de prostituees verleende prestaties moeten worden aangemerkt als de van omzetbelasting vrijgestelde verhuur van onroerend goed in de zin van artikel 11, lid 1, aanhef en letter b, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet) hetgeen belanghebbende stelt en de inspecteur weerspreekt.
5.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

6.Beoordeling van het geschil

6.1.
Op grond van de verwijzingsopdracht van de Hoge Raad dient het Hof de vraag te beantwoorden of de zogenoemde aanvullende werkzaamheden, waaronder begrepen de werkzaamheden die het gevolg zijn van de verplichtingen die verbonden zijn aan de exploitatievergunning, uitsluitend op grond van een met de prostituee gesloten overeenkomst zijn verricht.
6.2.
Zo deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, dienen deze aanvullende werkzaamheden niet te worden gerekend tot de door belanghebbende jegens de prostituees verrichte dienstverlening.
6.3.
Indien en voor zover deze vraag ontkennend moet word beantwoord, dienen deze aanvullende werkzaamheden te worden gerekend tot de door belanghebbende jegens de prostituees verrichte dienstverlening en dienen zij bijgevolg in aanmerking te worden genomen bij de karakterisering van de door deze verrichte prestatie.
6.4.
In de beheerovereenkomst van 1 november 2006, zoals gesloten tussen de belanghebbende (als opdrachtgever) en de beheerder ([D 4]), draagt belanghebbende aan de beheerder het administratief en technisch beheer op van de thans in geding zijnde objecten gelegen aan de[C-straat te B 4].
6.5.
De gemachtigde van belanghebbende heeft nader verklaard dat onder administratief beheer in dat verband moet worden verstaan: de identificatie van de huurders; het bijhouden van de huuradministratie en het opstellen, uitreiken en incasseren van facturen (in verband met de ter beschikkingstelling van de werkkamers) en onder technisch beheer: de werkzaamheden met betrekking tot hygiëne, in het bijzonder het schoonmaken van de kamers en het verschonen van bedden en handdoeken; het (laten) onderhouden van het pand en de inrichting en het - gedurende openingstijden - fysiek houden van toezicht ter bewaking van de algemene orde.
6.6.
Ingevolge de beheersovereenkomst is belanghebbende aan de beheerder voor alle aan haar opgedragen werkzaamheden een vergoeding verschuldigd van € 1.100 per maand inclusief omzetbelasting (uitgaande van 10 ramen).
6.7.
Ter zitting is door de gemachtigde van belanghebbende desgevraagd verklaard dat de prostituees bij aanvang een
schonekamer ter beschikking gesteld krijgen, dat dit element in de prijs voor de kamer is begrepen, doch dat dit niet geldt voor de schoonmaak na afloop van het gebruik door de prostituee. De prostituee heeft de keuze om de kamer na afloop van het gebruik zelf schoon te maken dan wel deze werkzaamheden door de beheerder te laten verrichten die daarvoor op eigen naam en voor eigen rekening een factuur aan de prostituee uitreikt.
6.8.
Gezien de beheerovereenkomst en de toelichting van belanghebbende daarop, is het Hof van oordeel dat de aanvullende (beheers)werkzaamheden zoals hiervoor onder 6.5 beschreven, zijn verricht in opdracht en voor rekening van belanghebbende zodat deze werkzaamheden moeten worden gerekend tot de door belanghebbende jegens de prostituees verrichte dienstverlening. Ten overvloede zij vermeld dat dit oordeel niet ziet op de schoonmaakwerkzaamheden die door de beheerder in opdracht van de prostituee zijn verricht.
6.9.
Het voorgaande brengt mee dat de dienstverlening van belanghebbende aan de prostituees niet enkel de ter beschikkingstelling van een werkkamer omvat, maar ook de door de beheerder in opdracht van belanghebbende verrichte (beheers)werkzaamheden. Naar het oordeel van het Hof kan de verhuur tezamen met voormelde aanvullende werkzaamheden niet worden aangemerkt als ‘verhuur van onroerende zaken’. Dergelijke verhuur veronderstelt immers een betrekkelijk passieve activiteit die enkel met het tijdsverloop samenhangt. Daarvan is in de onderhavige zaken geen sprake, omdat de beheerswerkzaamheden een meer dan bijkomstig karakter hebben ten opzichte van dat deel van de wederprestatie dat met het tijdsverloop verband houdt (vgl. HR 23 november 2012, nr. 11/03325, ECLI:NL:HR:2012:BY3891 [.]
6.10.
De dienstverlening van belanghebbende kan daarom niet worden aangemerkt als (vrijgestelde) verhuur van onroerende zaken in de zin van artikel 11, lid 1, aanhef en letter b, Wet OB 1968. Nu gesteld noch gebleken is dat de diensten uit anderen hoofde zijn vrijgesteld van omzetbelasting, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
Slotsom
6.11.
De slotsom is dat het Hof zich verenigt met de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

7.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenvergoeding op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. C.J. Hummel, voorzitter, E.M. Vrouwenvelder en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van [de] griffier. De beslissing is op 18 december 2014 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.