Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
griefkomt [appellante] op tegen deze beslissing van de kantonrechter. Zij betoogt, kort samengevat, dat de omvang van de schade € 4.356,27 bedraagt en dat ingevolge het bestreden vonnis een bedrag ter grootte van € 20.774,88 onverschuldigd aan [geïntimeerde] is betaald. Het hof verstaat de grief van [appellante] aldus dat zij opkomt tegen de toewijzing van de vordering voor zover deze het bedrag van € 4.356,27 te boven gaat.
Het hof stelt voorts vast dat er voor schade aan de vrieskist reeds € 900,- is vergoed en voor de reparatie aan het rolluik € 211,75. Dat het rolluik, zoals [geïntimeerde] betoogt, voor een tweede keer moest worden gerepareerd als gevolg van de lekkage is niet aannemelijk geworden en wordt ook in hoger beroep door [geïntimeerde] niet nader toegelicht of onderbouwd. Verder betoogt [geïntimeerde] dat zij meer schade heeft geleden vanwege gederfde inkomsten dan door [appellante] is erkend. Dit heeft zij echter niet aannemelijk weten te maken met de door haar in appel overgelegde stukken.