Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant] ,
mr. J.C.R. de Lyonte Amsterdam .
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak hebben appellanten, [appellant] en [appellante], hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin hun verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de appellanten niet aan de voorwaarden voldeden, onder andere vanwege een CJIB-schuld die op naam van [appellant] stond. Appellanten hebben aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met hun persoonlijke omstandigheden, zoals werkloosheid en de gevolgen van loonbeslag, wat heeft geleid tot hun huidige financiële situatie.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 januari 2015 hebben appellanten hun standpunt toegelicht, ondersteund door hun advocaat mr. J.C.R. de Lyon en een tolk. Het hof heeft de stukken van de rechtbank en de aanvullende documenten van appellanten bestudeerd. Het hof oordeelt dat de rechtbank ten onrechte het verzoek van [appellante] heeft afgewezen op basis van de CJIB-schuld, aangezien deze schuld niet op haar naam staat en inmiddels is voldaan. Het hof heeft vastgesteld dat er geen andere schulden zijn die aan toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg staan.
Het hof concludeert dat appellanten voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij in staat zijn om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen. Gezien hun stabiele financiële situatie en de inspanningen die zij hebben geleverd om hun leven weer op de rit te krijgen, heeft het hof besloten het vonnis van de rechtbank te vernietigen en het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling alsnog toe te wijzen. De zaak wordt verwezen naar de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling.