Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van klaagster in haar hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat. Klaagster had op 22 maart 2016 een beroepschrift ingediend met betrekking tot een eerdere beslissing van de kamer van 18 januari 2016, waarin de klacht van klaagster tegen de notarissen deels gegrond en deels ongegrond was verklaard. De kamer had de notarissen een waarschuwing opgelegd. Klaagster stelde dat zij tijdig hoger beroep had ingesteld, maar het hof oordeelde dat het beroepschrift niet binnen de vereiste termijn was ontvangen. De termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 17 februari 2016, maar het hof ontving het beroepschrift pas op 22 maart 2016. Klaagster had een printscreen overgelegd als bewijs dat zij op 15 februari 2016 had gepost, maar het hof oordeelde dat dit geen direct bewijs opleverde dat de brief daadwerkelijk was verzonden. Het hof benadrukte dat de wijze van postbezorging voor risico van de verzender is. Aangezien klaagster niet tijdig hoger beroep had ingesteld, verklaarde het hof haar niet ontvankelijk in het hoger beroep.