Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief 2betoogt [appellante] dat de kantonrechter de aard en de inhoud van de op Ymere rustende verplichtingen heeft miskend. [appellante] meent dat op Ymere een verzwaarde inspanningsverplichting rustte om haar geschikte woningen aan te bieden, omdat [appellante] zich van haar kant ertoe had verplicht haar klachten over en bestuursrechtelijk bezwaar tegen het dakterras van de buren in te trekken, een voorwaarde die Ymere volgens haar nooit had mogen stellen, omdat een huurder niet kan worden verplicht een gebrek aan het gehuurde te accepteren.
grief 3betoogt [appellante] dat Ymere aldus is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Het hof acht aannemelijk dat Ymere in de desbetreffende periode, vanwege de mededeling van [appellante] dat zij geen haast had om te verhuizen (zie de e-mail van 26 april 2013), een vrij strenge selectie heeft toegepast ten aanzien van de beschikbaar gekomen woningen. Nadat [appellante] bij Ymere aan de bel had getrokken, heeft Ymere [appellante] in de daarop volgende periode wel zeven aanbiedingen gedaan. Daarmee heeft zij haar eerdere nalaten goedgemaakt, waarbij opmerking verdient dat niet is gesteld of gebleken dat Ymere in de daaraan voorafgegane periode door [appellante] op rechtsgeldige wijze in gebreke is gesteld. Grief 3 is tevergeefs voorgedragen.
grieven 4 en 6hebben betrekking op het oordeel van de kantonrechter dat de aanbiedingen die Ymere in de periode van april tot oktober 2014 en van oktober 2014 tot en met december 2014 heeft gedaan, toereikend zijn. [appellante] voert aan dat te weinig aanbiedingen zijn gedaan (in eerstgenoemde periode slechts twee) en dat de aangeboden woningen niet aan haar eisen voldeden.
grief 7voert [appellante] ten slotte aan dat Ymere tijdens de onderhavige procedure oneigenlijke druk op haar heeft uitgeoefend door haar bij brief van 15 december 2015 te dreigen met gerechtelijke stappen op grond van slecht huurderschap wanneer zij zou doorgaan met het uiten van beschuldigingen over medewerkers van Ymere, met de kennelijke bedoeling haar te doen afzien van haar vordering tot nakoming van de toezegging.