ECLI:NL:GHAMS:2017:2734

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
200.199.527/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenten in hoger beroep over huurovereenkomst en rechtsopvolging

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep van Stichting Ymere tegen De Kleine Wereld Ceintuurbaan Amsterdam B.V. over een huurovereenkomst en de rechtsopvolging na eigendomsoverdracht. Ymere is in hoger beroep gekomen van eerdere vonnissen van de kantonrechter in Amsterdam, die onder andere betrekking hadden op herstelwerkzaamheden aan het gehuurde en terugbetaling van huurprijsvermindering. De zaak is complex door de betrokkenheid van Danzep PML, die na de eigendomsoverdracht van het gehuurde door Ymere, als rechtsopvolger wordt beschouwd. DKW, de huurder, heeft verzocht om schorsing van het geding en om Danzep PML in de procedure te betrekken, maar het hof heeft deze verzoeken afgewezen. Het hof oordeelt dat de schorsingsgrond niet van toepassing is en dat artikel 118 Rv geen basis biedt voor de oproeping van Danzep PML. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door DKW.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.199.527/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 3449534 CV EXPL 14-27460
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 juli 2017
inzake
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in de incidenten,
advocaat: mr. T. Mulder te Almere,
tegen
DE KLEINE WERELD CEINTUURBAAN AMSTERDAM B.V .,
gevestigd te Amsterdam ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in de incidenten,
advocaat: mr. A. Eksen te Enschede.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Ymere en DKW genoemd.
Ymere is bij dagvaarding van 3 juni 2016, hersteld bij exploot van 15 juli 2016, in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 12 mei 2015 en 29 maart 2016 (hierna: het bestreden eindvonnis) die onder bovengenoemd zaak-/rolnummer zijn gewezen tussen DKW als eiseres en Ymere en Danzep Hotels B.V. (verder Danzep B.V.) als gedaagden. Het bestreden eindvonnis is bij vonnis van 28 juni 2016 aangevuld als bedoeld in art. 32 Rv.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- akte tot schorsing van het geding ex artikel 225 Rv en incidentele conclusie tot oproeping ex artikel 118 Rv, met productie, van de zijde van DKW ;
- antwoordakte c.q. conclusie van antwoord in de incidenten, met producties, van de zijde van Ymere;
- akte zijdens DKW .
Vervolgens is arrest gevraagd in de incidenten.
DKW heeft incidenteel gevorderd dat het hof
- het geding zal schorsen opdat Ymere c.q. Danzep PML Vastgoed B.V. (hierna: Danzep PML) zich kunnen uitlaten over de vraag of Danzep PML de procedure na hervatting overneemt of zich in de procedure voegt, althans
- DKW zal toestaan Danzep PML ex artikel 118 Rv in het geding op te roepen,
met veroordeling van Ymere in de kosten van de incidenten.
Ymere heeft geconcludeerd dat het hof de incidentele vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van DKW in de kosten van de incidenten. Daarnaast heeft Ymere in de hoofdzaak verzocht om akte-niet-dienen te verlenen aan DKW .

2.Beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak, kort samengevat en voor zover in deze incidenten van belang, om het volgende.
(i) Kindercentrum Vandaag als huurder en Ymere als verhuurder zijn met ingang van 1 januari 2008 een huurovereenkomst aangegaan met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de [adres] (verder: het gehuurde). Krachtens een op 18 mei 2009 getekende overeenkomst tot indeplaatsstelling tussen Ymere, Kindercentrum Vandaag en DKW , is DKW per 1 mei 2008 in de plaats van Kindercentrum Vandaag getreden. DKW is in het gehuurde – overeenkomstig de bestemming als bedrijfsruimte – een kinderdagverblijf gaan exploiteren.
(ii) Op 12 juli 2012 is Ymere met Danzep Hotel Real Estate C.V. (hierna: Danzep C.V.) een huurovereenkomst in de zin van artikel 7:290 BW aangegaan op grond waarvan Ymere de bedrijfsruimte aan de [adres] , waarvan het gehuurde deel uitmaakt, met ingang van 1 oktober 2012 voor de duur van vijf jaar aan Danzep C.V. verhuurt en tevens voor Danzep C.V. een verplichting is ontstaan het gehuurde na ommekomst van de genoemde termijn - doch uiterlijk op 30 september 2017 - in eigendom te verwerven.
(iii) Bij het bestreden eindvonnis, voor zover gewezen tussen DKW en Ymere, is laatstgenoemde, kort gezegd, veroordeeld tot herstelwerkzaamheden aan het gehuurde en terugbetaling van een vermindering van de huurprijs.
(iii) Ymere heeft het gehuurde op 11 juli 2016, dus na het bestreden eindvonnis, in eigendom overgedragen aan Danzep PML.
Primair: incident tot schorsing geding
2.2.
DKW heeft aangevoerd dat Danzep PML na de eigendomsoverdracht van het gehuurde op 11 juli 2016 heeft te gelden als rechtsopvolger onder bijzondere titel van Ymere en dat Danzep PML daarmee met ingang van die datum de rechten en verplichtingen uit de lopende huurovereenkomst met DKW van Ymere heeft overgenomen. Volgens DKW zijn juist die rechten en verplichtingen in de onderhavige procedure het onderwerp van geschil. Ymere is destijds, in haar hoedanigheid van eigenaar en verhuurder, bij het bestreden eindvonnis veroordeeld tot terugbetaling van huurprijsvermindering en tot het verhelpen van bepaalde gebreken. Hoewel Ymere nadien diverse werkzaamheden heeft uitgevoerd, meent DKW dat geen sprake is van een deugdelijk herstel van de desbetreffende gebreken. Daarnaast meent DKW dat Ymere ook veroordeeld had moeten worden tot het verhelpen van een aantal andere gebreken. Met betrekking hiertoe kan DKW zich niet tot een andere partij wenden dan haar huidige verhuurder Danzep PML. DKW stelt belang te hebben bij verschijning in het geding van Danzep PML als procespartij. Immers, uitsluitend tegen Danzep PML is DKW bij machte om een veroordelend arrest ter zake van het verhelpen van gebreken aan het gehuurde daadwerkelijk ten uitvoer te leggen, aldus DKW . Gelet hierop verzoekt DKW de onderhavige procedure ex artikel 225 lid 3 Rv te schorsen. De tekst van genoemd artikel sluit niet uit dat het hof ambtshalve dan wel op vordering van DKW onderhavige procedure schorst, zodat Danzep PML ofwel na hervatting de procedure kan voortzetten ofwel ingevolge artikel 217 Rv zich kan voegen of kan tussenkomen.
2.3.
Ymere heeft verweer gevoerd op gronden die hierna, voor zover
nodig, zullen worden weergegeven.
2.4.
Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 225 Rv kan het geding onder meer worden geschorst ingeval van het ophouden van de betrekkingen waarin een partij het geding voerde, hetzij ten gevolge van rechtsopvolging onder algemene titel, hetzij door een andere oorzaak. Uitsluitend de (opvolger van) de partij aan wier zijde de schorsingsoorzaak zich voordoet, is bevoegd te schorsen. Doel van dit voorschrift is de nieuwe procespartij in de gelegenheid te stellen zich te beraden over (voortzetting van) de procedure. Gelet hierop is het inroepen van de schorsingsgrond in het onderhavige geval voorbehouden aan Ymere. Reeds hierom gaat het door DKW gedane beroep op schorsing van het geding langs de weg van artikel 225 Rv niet op.
Op grond van het voorgaande zal de incidentele vordering tot schorsing van het geding worden afgewezen.
Subsidiair: incident tot oproeping van Danzep PML in het geding
2.5.
Subsidiair vordert DKW om Danzep PML ingevolge artikel 118 Rv in de onderhavige procedure te mogen oproepen. Ter onderbouwing van deze vordering heeft DKW erop gewezen dat in literatuur en rechtspraak geen eenduidig antwoord is te vinden op de vraag op welke wijze DKW in haar hoedanigheid van huurder kan bewerkstelligen dat Danzep PML als opvolgend verhuurder in de onderhavige procedure wordt betrokken. Voorts heeft zij aangevoerd dat het evident is dat Danzep PML door de rechtsopvolging onder bijzondere titel zodanig bij de materiële rechtsverhouding tussen partijen betrokken is geraakt dat omwille van proceseconomische redenen wordt gevergd dat zij in dit geding wordt opgeroepen.
2.6.
Ymere heeft verweer gevoerd op gronden die hierna, voor zover
nodig, zullen worden weergegeven.
2.7.
Het hof is van oordeel dat artikel 118 Rv geen deugdelijke grondslag biedt om Danzep PML in het hoger beroep te betrekken. Het desbetreffende artikel heeft betrekking op gevallen waar derden in het geding moeten worden betrokken omdat hun deelname rechtens vereist is. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor. Dit brengt met zich mee dat de vordering in het incident moet worden afgewezen.
2.8.
Een oordeel over de kosten van de incidenten zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
2.9.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van antwoord door DKW , zulks echter op na te melden korte termijn, omdat DKW reeds de gebruikelijke termijn voor haar antwoord heeft gehad en ongebruikt heeft gelaten.

3.Beslissing

Het hof:
in de incidenten:
wijst de vorderingen van DKW af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 18 juli 2017 voor het nemen van een memorie van antwoord door DKW ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.C.W. Rang en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2017.