ECLI:NL:GHAMS:2017:4876
Gerechtshof Amsterdam
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding op verzoek van verdachte na beëindiging strafzaak zonder straf of maatregel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 november 2017 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van een verdachte, die schadevergoeding vroeg van de Staat naar aanleiding van zijn inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Het verzoekschrift was ingediend op 7 augustus 2017 en betrof een schadevergoeding van € 315,00. De advocaat-generaal had op 22 augustus 2017 geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 10 november 2017 was de verzoeker niet verschenen.
Het hof overwoog dat de strafzaak, met parketnummer 23-003428-15, was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat het arrest in die zaak inmiddels onherroepelijk was geworden. De beoordeling van het verzoek om schadevergoeding is gebaseerd op artikel 90 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat toekenning van schadevergoeding afhankelijk is van de billijkheid. Het hof citeerde een arrest van de Hoge Raad waarin werd benadrukt dat de houding van de verdachte tijdens de voorlopige hechtenis van invloed kan zijn op de toekenning van schadevergoeding.
Het hof concludeerde dat de verzoeker, door gebruik te maken van zijn zwijgrecht en ontwijkende antwoorden te geven, had bijgedragen aan de voortduring van de verdenking tegen hem. Dit had gevolgen voor de toekenning van schadevergoeding. Gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder de verdenkingen die tegen de verzoeker bestonden, oordeelde het hof dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om de gevraagde schadevergoeding toe te kennen. Het verzoek werd dan ook afgewezen, en het hof beval de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker.