Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
“Ik heb later begrepen dat ik er ook van wordt verdacht prostitutie te verrichten in het appartement (hof: van de verloofde van [E]
). Dit is klinkklare onzin. Er is nooit sprake geweest van prostitutie in het appartement van [appellante] , [E] ’s vriendin.”[appellante] heeft verder een ongedateerde, onder de naam van [D] ondertekende verklaring overgelegd, luidende:
“Aanvullend op mijn verklaring van 15 december 2016 wil ik opmerken dat ik in totaal maar 5 nachten in deze woning heb verbleven. De eerste keer eind november begin december twee nachten met [E] en vanaf 10 december tot 13 december, de dag dat de man van Stadgenoot kwam. Ik was die tweede keer ook met [E] , maar die was even een boodschap doen toen die man van Stadgenoot kwam. Ik heb inderdaad een advertentie op de website [website] en een van de foto’s is in de woning gemaakt heel kort voor 13 december, namelijk 10 of 11 december en die foto heb ik zelf ge-upload naar [website] De woning heb ik nooit beroepshalve gebruikt. Ik heb geen professionele relatie met [E] (gehad). Hij is gewoon een vriend.”De eerste verklaring is volgens een brief van 30 januari 2017 van mr. H.M. Meijerink, de toenmalige advocaat van [appellante] , door [appellante] opgenomen. De tweede verklaring is volgens deze brief door mr. Meijerink zelf aangehoord en op papier gesteld.