2.1.De rechtbank heeft in haar uitspraak onder 1 tot en met 9 de volgende feiten vastgesteld:
“1. Met dagtekening 8 juni 2016 zijn aan eiseres de aanslag en de beschikking opgelegd, respectievelijke gegeven.
2. De gemachtigde van eiseres heeft hiertegen, namens haar, op 7 juli 2016 bezwaar gemaakt. Op dezelfde datum heeft de gemachtigde van eiseres, namens haar, bezwaar gemaakt tegen de aan eiseres opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), waarbij tevens een verzuimboete was opgelegd.
3. Op 7 oktober 2016 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden op het kantoor van verweerder. De gemachtigde van eiseres was daarbij aanwezig. Op de hoorzitting is gesproken over de onderhavige aanslag en over de aanslag IB/PVV.
4. Bij uitspraak op bezwaar van 13 december 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiseres, gericht tegen de onderhavige aanslag, ongegrond verklaard.
5. De gemachtigde van eiseres heeft hiertegen, namens haar, op 23 januari 2017 (pro-forma) beroep ingesteld bij de rechtbank.
6. Verweerder heeft de rechtbank per brief van 19 mei 2017 laten weten dat de onderhavige aanslag ten onrechte aan eiseres is opgelegd.
7. Verweerder heeft, eveneens op 19 mei 2017, een brief gestuurd aan de gemachtigde van belanghebbende. In de brief is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Na intensief overleg is besloten de aan [eiseres] opgelegde aanslag [Zvw] te vernietigen. (…).
In verband met het bovenstaande wil ik u verzoeken het namens [eiseres] ingediende beroep in te trekken.
In verband met het bovenstaande heeft [eiseres] recht op een kostenvergoeding. Ik stel voor deze kostenvergoeding als volgt vast te stellen.
Voor de bezwaarfase: 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het hoorgesprek, met wegingsfactor 1. Dit betekent dat een vergoeding kan worden toegekend van 2 maal € 246 ofwel € 492. Nu bij bezwaar al € 246 is toegekend, heeft [eiseres] dus nog recht op € 246.
Voor de beroepsfase: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, dus een vergoeding van 1 maal € 495.
De totale vergoeding bedraagt dan € 741.”
8. In reactie op de brief van verweerder van 19 mei 2017 heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 24 mei 2017 het volgende aan verweerder bericht:
“U bent bereid [eiseres] een kostenvergoeding toe te kennen van € 495,00 voor het beroepschrift en € 246,00 voor het bezwaarschrift en het hoorgesprek.
U stelt, dat [eiseres] voor het indienen van het bezwaarschrift reeds een vergoeding zou zijn toegekend van € 246,00. Dat is onjuist.
[Eiseres] is een vergoeding toegekend voor het bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PH, inzonder de hoogte van de verzuimboete.
Ondergetekende kan dan ook akkoord gaan met uw voorstel als u voor het bezwaarschrift en het hoorgesprek een vergoeding toekent van 2 x € 246,00.”
9. Met dagtekening 3 juni 2017 heeft verweerder een verminderingsbeschikking gegeven waarbij de aanslag en de beschikking zijn verminderd tot nihil.”