Uitspraak
[X] h.o.d.n. [A]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 6 januari 2015, nrs. 14/00019 t/m 14/00026 en 14/000152, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 12/2517 en AWB 12/2522 tot en met AWB 12/2529) betreffende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
,gelezen in samenhang met artikel 19, lid 3, van de AWR). Volgens de in 2011 geldende tekst van artikel 7, lid 1, van de Wet is ingeval voor een personenauto of motorrijwiel de aanvraag voor de opgave van een kenteken geschiedt door een ander dan degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld, in afwijking van artikel 19, lid 3, van de AWR, die ander gehouden de belasting op aangifte te voldoen namens degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld. In dat geval heeft degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld, op grond van artikel 26a, lid 1, letter b, van de AWR het recht tegen de voldoening op aangifte bezwaar te maken. Dit recht komt ook toe aan de hiervoor bedoelde ander namens degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld (zie voor dit een en ander HR 29 augustus 2000, nr. 35501, ECLI:NL:HR:2000:AA6929, BNB 2000/357, onderdeel 3.3).