ECLI:NL:GHAMS:2019:1303

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
23-000251-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mensensmokkel met minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Syrië in 1983, was aangeklaagd voor mensensmokkel. Het hof constateerde dat de verdachte hoger beroep had ingesteld tegen een vonnis van 18 januari 2018, maar dat zij op 28 maart 2019 een partiële intrekking van het hoger beroep had gedaan voor wat betreft de vrijspraak van een onderdeel van de tenlastelegging. Hierdoor werd het hoger beroep niet meer behandeld voor dat specifieke feit. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 29 maart 2019 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw.

De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen die de verdachte zou hebben verricht om een minderjarige, aangeduid als [naam 1], te helpen bij haar illegale toegang tot Nederland. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige had begeleid van Athene naar Schiphol en daarbij gebruik had gemaakt van een paspoort van haar dochter. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel, maar sprak haar vrij van het onderdeel 'winstbejag' omdat niet was aangetoond dat haar handelen gericht was op verrijking.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. In hoger beroep heeft het hof de straf heroverwogen en een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd, waarvan 51 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zwangerschap en het feit dat zij niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld. De uitspraak is gedaan in het kader van de strijd tegen mensensmokkel en de gevolgen daarvan voor de maatschappij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000251-18
Datum uitspraak: 12 april 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-254277-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Omvang van het hoger beroep

Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Bij ‘akte partieel intrekking’ van 28 maart 2019 heeft de verdachte het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde, ingetrokken.
Nu het hof constateert dat deze partiële intrekking plaatsvond vóór de eerste terechtzitting van dit hof in deze strafzaak strekt het hoger beroep zich niet uit tot feit 2. Het hof zal dan ook over dit feit geen beslissing nemen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1:
zij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 17 december 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland en/of Griekenland en/of Turkije, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) een ander of anderen, te weten (de minderjarige) [naam 1], uit winstbejag behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben en/of is/zijn zij, verdachte en/of een van haar mededader(s),
- de (boeking voor) (vlieg)tickets voor voornoemde [naam 1] geregeld voor de vlucht van Athene (Griekenland) naar Schiphol (Nederland) en/of
- ten behoeve van voornoemde [naam 1] een nationaal paspoort van Zweden op naam van [naam 2] (nummer [nummer]) ter controle aangeboden en/of
- met deze [naam 1] ter begeleiding van Athene (Griekenland) naar Schiphol (Nederland) meegevlogen en/of
- aan voornoemde [naam 1] tijdens de vlucht en/of op de luchthaven Schiphol instructies en/of aanwijzingen gegeven,
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Partiële vrijspraak

Uit het dossier volgt niet dat het handelen van de verdachte is ingegeven door een gerichtheid op verrijking. Naar het oordeel van het hof is het onderdeel ‘winstbejag’ dat onder 1 ten laste is gelegd dan ook niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte van dat onderdeel zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
zij in de periode van 16 december 2017 tot en met 17 december 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en in Griekenland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een ander, te weten de minderjarige [naam 1], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, immers heeft/hebben en is/zijn zij, verdachte en/of haar mededader(s),
- de (boeking voor) (vlieg)tickets voor voornoemde [naam 1] geregeld voor de vlucht van Athene (Griekenland) naar Schiphol (Nederland) en
- ten behoeve van voornoemde [naam 1] een nationaal paspoort van Zweden op naam van [naam 2] (nummer [nummer]) ter controle aangeboden en
- met deze [naam 1] ter begeleiding van Athene (Griekenland) naar Schiphol (Nederland) meegevlogen en
- aan voornoemde [naam 1] tijdens de vlucht en/of op de luchthaven Schiphol instructies en/of aanwijzingen gegeven,
terwijl verdachte en haar mededader(s) wist(en) dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 51 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van de ondergane voorlopige hechtenis en daarnaast eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf en een proeftijd van twee jaren. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het om een vriendendienst ging en dat in soortgelijke zaken lagere straffen zijn opgelegd dan die bij het vonnis waarvan beroep. Tevens heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de verdachte nadien niet meer in aanraking is geweest met justitie, dat zij in [land] woont, dat zij inmiddels een baan heeft als schoonmaakster en dat zij momenteel zwanger is van haar vierde kind.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensensmokkel. De verdachte is een minderjarig meisje behulpzaam geweest bij haar illegale toegang tot Nederland, waarbij zij gebruik heeft gemaakt van het paspoort van haar dochter. De verdachte heeft daarbij een actieve rol ingenomen door de vliegtickets op te halen bij een loket op het vliegveld in Athene en door dit meisje vervolgens te begeleiden tijdens haar reis naar Nederland. Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt gefrustreerd en gecorrumpeerd. Het hof acht daarom in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van drie maanden gerechtvaardigd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 maart 2019 is zij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw acht het hof, alles afwegende en gelet op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van nader te noemen duur passend en geboden. Het hof zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van drie jaren verbinden, teneinde de verdachte voor een langere periode ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
51 (eenenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. N.A. Schimmel en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 april 2019.
=========================================================================
[…]