ECLI:NL:GHAMS:2019:1526
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Incident tot voeging van zaken in hoger beroep tussen ING Bank N.V. en Yin Yang Exploitatie B.V. e.a.
In deze zaak heeft ING Bank N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, gewezen op 17 januari 2019. Dit vonnis betrof een geschil tussen ING en een aantal partijen, waaronder Yin Yang Exploitatie B.V. en andere vennootschappen, die als eiseressen optraden. ING heeft in de appeldagvaarding grieven ingediend en tevens een incidentele vordering tot voeging van zaken gedaan, op basis van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De onderhavige procedure betreft het hoger beroep in een executiegeschil, terwijl de andere zaak, met zaaknummer 200.250.499/01, ook een hoger beroep betreft tegen eerdere vonnissen in dezelfde kwestie.
Yin Yang c.s. heeft in het incident geantwoord en verzocht om aanhouding van de beslissing over de proceskosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Het hof heeft vervolgens arrest gevraagd in het incident. Het hof heeft beoordeeld of aan de eisen van artikel 222 lid 1 Rv is voldaan voor de voeging van de zaken. Het hof concludeert dat de zaken verknocht zijn en heeft de vordering tot voeging toegewezen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol van 14 mei 2019 voor het nemen van een memorie van antwoord door Yin Yang c.s., aangezien de andere zaak op 28 mei 2019 voor pleidooi staat. Dit arrest is gewezen door de meervoudige burgerlijke kamer en openbaar uitgesproken op 30 april 2019.