ECLI:NL:GHAMS:2019:1526

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
1 mei 2019
Zaaknummer
200.255.118/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging van zaken in hoger beroep tussen ING Bank N.V. en Yin Yang Exploitatie B.V. e.a.

In deze zaak heeft ING Bank N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, gewezen op 17 januari 2019. Dit vonnis betrof een geschil tussen ING en een aantal partijen, waaronder Yin Yang Exploitatie B.V. en andere vennootschappen, die als eiseressen optraden. ING heeft in de appeldagvaarding grieven ingediend en tevens een incidentele vordering tot voeging van zaken gedaan, op basis van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De onderhavige procedure betreft het hoger beroep in een executiegeschil, terwijl de andere zaak, met zaaknummer 200.250.499/01, ook een hoger beroep betreft tegen eerdere vonnissen in dezelfde kwestie.

Yin Yang c.s. heeft in het incident geantwoord en verzocht om aanhouding van de beslissing over de proceskosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Het hof heeft vervolgens arrest gevraagd in het incident. Het hof heeft beoordeeld of aan de eisen van artikel 222 lid 1 Rv is voldaan voor de voeging van de zaken. Het hof concludeert dat de zaken verknocht zijn en heeft de vordering tot voeging toegewezen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol van 14 mei 2019 voor het nemen van een memorie van antwoord door Yin Yang c.s., aangezien de andere zaak op 28 mei 2019 voor pleidooi staat. Dit arrest is gewezen door de meervoudige burgerlijke kamer en openbaar uitgesproken op 30 april 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.255.118/01 KG
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/658896 / KG ZA 18-1351
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 april 2019 (bij vervroeging)
inzake
ING Bank N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. B.W.G. van der Velden te Amsterdam,
tegen

1.YIN YANG EXPLOITATIE B.V.,

gevestigd te Roermond,
2. VOCU B.V.,
gevestigd te Roermond,
3. ROERDALHOEVE B.V.,
gevestigd te Melick,
4. STICHTING CS BEDRIJVEN,
gevestigd te Roermond,
5. CS HORECA B.V.,
gevestigd te Roermond,

6. CS SAUNA B.V.,

gevestigd te Roermond,
7. MSB B.V.,
gevestigd te Roermond,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat: mr. F.J.H.M. Berndsen te Breda.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna ING en Yin Yang c.s. genoemd.
ING is bij dagvaarding van 13 februari 2019 in hoger beroep gekomen van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen vonnis van 17 januari 2019 tussen Yin Yang c.s. als eiseressen en ING als gedaagde. In de appeldagvaarding heeft ING van grieven gediend en tevens incidenteel op de voet van artikel 222 Rv jo. artikel 353 lid 1 Rv gevorderd dat de onderhavige zaak wordt gevoegd met de bij dit hof onder zaaknummer 200.250.499/01 tussen ING als appellante en Yin Yang c.s. als geïntimeerden aanhangige zaak.
Yin Yang c.s. heeft daarop in het incident geantwoord en geconcludeerd tot referte, met verzoek tot aanhouding van de beslissing over de proceskosten in het incident tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

in het incident tot voeging
2.1
ING heeft voeging gevorderd op de grond dat de beide zaken verknocht zijn. De onderhavige procedure is het hoger beroep (tegen het vonnis) in het executie-geschil inzake het vonnis van 2 november 2018 en het herstelvonnis van 23 november 2018, terwijl zaaknummer 200.250.499/01 het hoger beroep tegen deze vonnissen betreft. Yin Yang c.s. heeft zich ten aanzien van de onderhavige incidentele vordering gerefereerd aan het oordeel van het hof.
2.2
Uit hetgeen ING heeft aangevoerd volgt dat aan de eisen van artikel 222 lid 1 Rv wordt voldaan. De zaken zullen derhalve worden gevoegd.
2.3
De beslissing over de kosten zal worden aangehouden. De hoofdzaak zal naar de rol van 14 mei 2019 worden verwezen voor memorie van antwoord door Yin Yang c.s., aangezien de zaak 200.250.499/01 op 28 mei 2019 voor pleidooi staat.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident tot voeging:
voegt de onderhavige zaak met de zaak met zaaknummer 200.250.499/01;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 14 mei 2019 voor het nemen van een memorie van antwoord door Yin Yang c.s.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.R. Sturhoofd, J.W. Hoekzema en J.C.W. Rang en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 april 2019.