Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellante sub 1] ,
[appellant sub 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende een vordering tot ontruiming van een huurwoning door de Stichting Pré Wonen. De appellanten, [appellante sub 1] en [appellant sub 2], zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de vordering tot ontruiming was toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat [appellante sub 1] niet langer hoofdverblijf had in de woning en dat er geen bewijs was van een naar Nederlands recht erkend huwelijk tussen de appellanten, waardoor [appellant sub 2] niet als medehuurder kon worden aangemerkt. De appellanten betwisten deze conclusies en stellen dat zij wel degelijk een huwelijk hebben dat in Nederland erkend kan worden. Het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is om de vordering tot ontruiming in kort geding toe te wijzen, omdat nader onderzoek naar het huwelijk en de hoofdverblijfplaats van [appellante sub 1] noodzakelijk is. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en wijst de vordering tot ontruiming af, waarbij Pré Wonen wordt veroordeeld in de kosten van het geding.