Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
200.144.078/01:
1.HAVENMEESTER VIS BEHEER B.V.,
1.[B] ,
200.143.745/01:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een incident waarbij een provisionele vordering werd afgewezen. De eiseres in het incident, aangeduid als [B], had verzocht om een voorschot van € 611.482,- voor de duur van de hoofdprocedure. Het hof oordeelde dat [B] onvoldoende spoedeisend belang had aangetoond en dat het gevorderde bedrag niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld. De achtergrond van de zaak betreft een eerdere veroordeling van Havenmeester Vis Beheer B.V. en [A] tot schadevergoeding aan [B] wegens garantieschendingen in een eerdere transactie. Het hof had eerder al tussenarresten uitgesproken waarin de schade en de bewijslevering aan de orde kwamen. De vordering van [B] werd afgewezen omdat het hof van mening was dat de uitkomst van de hoofdzaak kon worden afgewacht en dat er onvoldoende grond was om Havenmeester Vis c.s. te veroordelen tot betaling van een voorschot. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.