ECLI:NL:GHAMS:2019:2219

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
200.218.703/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door trillingen van houtshredders van afvalverwerkingsbedrijf en gezondheidsklachten van kantoormedewerkers

In deze zaak vorderden Pekom Bergen B.V. en Racktime B.V. (gezamenlijk Pekom c.s.) dat het Gerechtshof Amsterdam zou verklaren dat Sortiva Deponie B.V. en Sortiva B.V. (gezamenlijk Sortiva c.s.) aansprakelijk zijn voor de schade die Pekom c.s. hebben geleden door trillingshinder veroorzaakt door de shredders van Sortiva. De zaak is ontstaan na gezondheidsklachten van kantoormedewerkers van Racktime, die volgens Pekom c.s. het gevolg waren van trillingen van de shredders. De rechtbank Noord-Holland had eerder de vorderingen van Pekom c.s. afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat de trillingen de oorzaak waren van de gezondheidsklachten.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de aard van de bedrijvigheid van Sortiva, de locatie van de bedrijven en de rapportages van deskundigen. Het hof concludeerde dat de door de shredders veroorzaakte trillingen niet als onrechtmatige hinder konden worden aangemerkt. De deskundigenrapporten gaven aan dat de trillingen onder de geldende normen bleven en dat er geen eenduidig causaal verband was aangetoond tussen de trillingen en de gezondheidsklachten van de medewerkers van Racktime. Het hof oordeelde dat de hinder die door de trillingen werd veroorzaakt, niet de grens van het rechtens toelaatbare overschreed, en bekrachtigde daarmee het vonnis van de rechtbank.

De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in zaken van onrechtmatige hinder en de noodzaak om een duidelijk causaal verband aan te tonen tussen de veroorzaakte hinder en de gestelde schade. Het hof wees de vorderingen van Pekom c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.218.703/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/223240/HA ZA 15-168
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 juli 2019
inzake

1.PEKOM BERGEN B.V.,

gevestigd te Bergen (NH),
2.
RACKTIME B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
appellanten,
advocaat: mr. E.C.W. van der Poel te Alkmaar,
tegen

1.SORTIVA DEPONIE B.V.,

gevestigd te Alkmaar,
2.
SORTIVA B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.E. Franke te Voorburg.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna Pekom en Racktime en gezamenlijk Pekom c.s. genoemd.
Geïntimeerden worden aangeduid als Sortiva Deponie en Sortiva en gezamenlijk als Sortiva c.s.
Pekom c.s. zijn bij dagvaarding van 29 mei 2017 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 maart 2017 met bovenvermeld zaak-/rolnummer, voor zover gewezen tussen Pekom c.s. als eiseressen en Sortiva c.s. als gedaagden.
Bij arrest van 5 september 2017 is een comparitie na aanbrengen gelast, die op 12 februari 2018 heeft plaatsgevonden. Partijen hebben geen schikking bereikt.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak op 18 april 2019 doen bepleiten door hun hiervoor genoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Pekom c.s. hebben bij deze gelegenheid nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Pekom c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog - uitvoerbaar bij voorraad - de vorderingen van Pekom c.s. zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, inclusief nakosten en met rente.
Sortiva c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.14 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen.
Grief Ihoudt in dat de rechtbank de feiten en omstandigheden niet volledig, althans onjuist heeft weergegeven. Welke feiten volgens Pekom c.s. onjuist zouden zijn, is het hof echter niet duidelijk geworden. Voor zover de in de toelichting op grief I door Pekom c.s. aangevoerde aanvullende feiten relevant zijn en vast staan, zal het hof daarmee bij de beoordeling van het geschil rekening houden. De door de rechtbank vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet of niet voldoende gemotiveerd bestreden en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, luiden die feiten als volgt.
2.1
Sortiva Deponie is eigenaar van het perceel [adres 1] . Op dit
perceel wordt sinds 1973 een afvalverwerkingsbedrijf geëxploiteerd, vanaf 1 januari 2007 door Sortiva. In mei 2006 is in het bedrijf een hydraulische shredder voor de houtrecyclinginstallatie in gebruik genomen, die vanaf 1 januari 2007 eigendom is van Sortiva. Voor die tijd werd gebruik gemaakt van een shredder op rupsbanden.
2.2
Pekom is eigenaar van een perceel aan de [adres 2] , in de nabijheid van het bedrijf van Sortiva, waarop in 2005 een bedrijfsgebouw is gebouwd. Dit bedrijfsgebouw werd van Pekom gehuurd door Racktime, die het gebruikte als kantoor/bedrijfsruimte. Sinds 2011 wordt het bedrijfsgebouw gehuurd door een derde.
2.3
Vanaf juni 2006 hebben kantoormedewerkers van Racktime intern melding
gemaakt van diverse lichamelijke klachten. Racktime heeft deze toegeschreven aan
trillingen, veroorzaakt door de shredder. Hierover heeft vanaf januari 2007 overleg
plaatsgevonden met Sortiva c.s.
2.4
In maart 2007 hebben Pekom c.s. Sortiva c.s. aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade als gevolg van trillingshinder veroorzaakt door de shredder.
2.5
De shredder is in mei 2007 door Sortiva c.s. op trillingsdempers geplaatst. In
de zomer van 2007 hebben Sortiva c.s. een zogenaamde schudgoot geplaatst.
2.6
In opdracht van Pekom c.s. en in overleg met Sortiva c.s. heeft Crux Engineering B.V. (hierna: Crux) onderzoek verricht naar de trillingen. Crux heeft op 28 september 2007 een rapport uitgebracht. In het laatste hoofdstuk daarvan is het volgende vermeld:
Uit de resultaten van het trillingsonderzoek en het advies over mogelijk te nemen maatregelen kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
• Als oorzaak voor de trillingshinder van de medewerkers in het bedrijfspand van Racktime (...) zijn duidelijk de door de shredder van [Sortiva; hof] veroorzaakte trillingen aan te wijzen. De dominante frequentie van de shredder (6,6 Hz) is eenduidig terug te vinden in de gemeten trillingen in het gebouw. Zodra de shredder wordt uitgezet, zijn de continu trillingen met frequentie van 6,6 Hz niet meer terug te vinden in het gebouw. Ca. 10% van de trillingsintensiteiten ter plaatse van de shredder (gemeten naast de bron) worden via voortplanting in de ondergrond nog overgedragen aan het gebouw van Racktime.
• (...)
• Ondanks dat de gemeten trillingsintensiteiten net onder de streefwaarden conform de in Nederland geldende SBR-B richtlijn liggen ondervinden de medewerkers trillingshinder met als gevolg ernstige gezondheidsklachten (...). Het wordt benadrukt dat trillingshinder zeer subjectief is en afhangt van de gevoeligheid van het individu. Ook bij onderschrijding van de in de SBR-richtlijn aangegeven streefwaarden kan daarom geen garantie worden gegeven dat er geen trillingshinder zal optreden. De problematische situatie wordt, ondanks de lage trillingssnelheden die optreden, met name veroorzaakt door het continu karakter van de trillingen die gedurende de werking van de shredder optreden. (...)
Crux noemt in haar rapportage drie trillingreducerende maatregelen, waaronder het
aanbrengen van een blokkade in de grond, en merkt op dat de enige maatregel die volledige garantie biedt op het voorkomen van trillingen door de shredder het verplaatsen of verwijderen van de trillingsbron is. In maart 2008 heeft Crux een herhalingsonderzoek uitgevoerd. In het daarvan opgemaakte rapport van 13 maart 2008 heeft zij nagenoeg dezelfde conclusies getrokken als in het eerste rapport.
2.7
In opdracht van (de verzekeraar van) Sortiva c.s. zijn rapportages uitgebracht
door Bureau Lengkeek, Laarman en De Hosson (hierna: Lengkeek) op 26 oktober 2007 en 18 juni 2008. Ook heeft een derde in opdracht van Sortiva c.s. onderzoek ingesteld naar laagfrequent geluid, maar daarvan is geen rapport uitgebracht.
2.8
In maart 2008 heeft Racktime de kantoormedewerkers die werkzaam waren in haar pand, verhuisd naar een tijdelijk pand, waarna hun klachten direct verminderden en na korte tijd verdwenen.
2.9
In de zomer van 2008 is de shredder enige tijd buiten gebruik gesteld en heeft Sortiva gebruik gemaakt van twee mobiele shredders. Vanaf begin september 2008 is op een andere locatie op het terrein van Sortiva Deponie een nieuwe shredder geplaatst. Daarvoor is een bouwvergunning verleend en een melding ex artikel 8.19 van de Wet Milieubeheer gedaan bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (hierna: GS) . In de aanvulling op die melding van 10 januari 2008 hebben Sortiva c.s. aan GS geschreven:
De bestaande houtrecycling installatie heeft, naar nu is bekend geworden, trillingen veroorzaakt in een nabijgelegen kantoorpand. In dit pand bevindt zich de firma Racktime. Op de verdiepingsvloer waren klachten m.b.t. trillingen, die voor sommige personeelsleden zodanig ernstig waren, dat zij hierdoor gezondheidsklachten kregen.
Dit pand ligt op ca. 180 meter afstand van de houtrecycling installatie. Hiertussen ligt nog een ander pand waar (...) geen trillingen werden waargenomen. Om hier toch inzicht in te verschaffen heeft [Sortiva; hof] Crux (...) opdracht verleend om de oorzaak van de trillingen bij Racktime te onderzoeken. Dit onderzoek is bijgevoegd (...). Uit dit onderzoek is gebleken dat inderdaad de houtrecycling installatie de veroorzaker is van de trillingen bij Racktime. (...) Kijkend naar de richtlijnen hiervoor (...) liggen de gemeten trillingsintensiteiten net onder de norm. Ondanks dat is het echter wel mogelijk dat sommige mensen hier toch hinder ervaren. [Sortiva; hof] heeft zich vervolgens in overleg met Racktime (...) ingespannen om een oplossing te vinden in de bestaande houtrecycling installatie. Het plaatsen van dempers onder een deel van de installatie en het plaatsen van een keerwand hebben niet tot vermindering van de hinder geleid. (...)
Door het verplaatsen van de houtrecycling installatie (...) wordt de afstand tussen de installatie en Racktime nagenoeg verdubbeld. Hierdoor zal een verdere vermindering van het trillingniveau worden bereikt. Daarnaast zal de nieuwe houtrecycling installatie als geheel op een betonnen vloer worden geplaatst van ca. 6 meter bij 6 meter met een dikte van ca. 30 cm. (…) Nu staat de houtrecycling installatie op stelcon platen. Verwacht mag worden dat een betonnen vloer een dempend effect heeft op trillingen (veel meer massa dan stelcon platen).
Het verplaatsen van de houtrecycling installatie zal daarom een gunstig effect hebben op de trillinghinder die de firma Racktime ondervind. Door de verplaatsing mag verwacht worden dat de trillingsintensiteiten ruim onder de norm komen. (...)
Bij brief van 24 januari 2008 hebben GS aan Sortiva bericht dat zij akkoord gaan met de melding voor het veranderen van de inrichting van Sortiva. Over het aspect trillingen staat op pagina 2 van de brief:
De melding is aangevuld met betrekking tot het aspect trillingen. In het rapport is aangegeven dat de trillingen veroorzaakt door de oude installatie onder de wettelijk toegestane norm bleven. In het rapport is voorts aangegeven dat een remedie voor het opheffen van de trillinghinder verplaatsing van de installatie is. Onderwerp van deze melding is ondermeer de vervanging van de oude installatie door een nieuwe moderne installatie op een andere plaats. In de aanvulling wordt aangegeven dat de nieuwe installatie minder trillingen zal veroorzaken dan de nu in gebruik zijnde installatie. Voorts zal de nieuwe installatie op een stevige fundatie worden geplaatst waarmee trillingen worden voorkomen.
Er kan daarom worden aangenomen dat vanwege de nieuwe installatie geen ontoelaatbare trillingen buiten de inrichting zullen optreden.
2.1
Sortiva c.s. hebben Crux verzocht opnieuw trillingsonderzoek te doen. In de
rapportage van Crux van 8 oktober 2008 is na nieuwe metingen onder meer geconcludeerd dat door ingebruikneming van de nieuwe shredder de absolute, continue trillingsintensiteiten op de lage frequenties tussen 6,3 en 6,9 Hz ter plaatse van het pand van Racktime zijn toegenomen (0,2 tot 0,5 mm/s) ten opzichte van de eerdere onderzoeken (0,1 tot 0,2 mm/s). Ook Lengkeek heeft op 3 december 2008 een nieuwe rapportage uitgebracht, waarin op grond van de meetgegevens en conclusies van Crux is geconcludeerd dat de trillingen bleven beneden de waarden van de SBR-richtlijn.
2.11
De rechtbank Alkmaar heeft op 13 augustus 2009 op verzoek van Pekom c.s. een voorlopig deskundigenbericht gelast. De door de rechtbank benoemde deskundige, [deskundige 1] (hierna: [deskundige 1] ) heeft in zijn rapportage van 21 december 2009 als volgt geconcludeerd:
1. Er bestaat geen eenduidige relatie tussen het in werking zijn van de shredder en de volgens SBR richtlijn B gemeten trillingssterkte Vmax bij Racktime.
2. Andere trillingsbronnen zoals wegverkeer en activiteiten in het gebouw van Racktime veroorzaken trillingen in dezelfde ordegrootte als de trillingen die mogelijk van de shredder afkomstig zijn.
3. De gemeten trillingssterkte bij Racktime, voor zover toe te wijzen aan de shredder voldoet aan de streefwaarden uit de SBR richtlijn B voor kantoren. De kans op hinder is daardoor klein.
4. Het gebouw van Racktime is niet bijzonder gevoelig voor trillingen vanuit de bodem.
[deskundige 1] heeft daaraan toegevoegd dat mogelijk laagfrequent geluid van de shredder een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van klachten en geeft de rechtbank in overweging daarnaar een onderzoek te gelasten.
Op de vraag aan [deskundige 1] of, bij de beantwoording van de vraag of de trillingen die
worden ondervonden bij Racktime kunnen worden aangemerkt als gevolg van de werking van de shredder, aanleiding bestaat om te twijfelen aan de eerdere beantwoording van die vraag door Crux, heeft [deskundige 1] geantwoord:
In beide rapportages van Crux wordt alleen de trillingssterkte Vtop vermeld waarbij de dominante trillingsfrequentie van 6.6Hz (...) en 6,3 Hz/ 6,9 Hz/ 12,3 Hz/ 15,9 Hz/ 16,6 Hz en 17-21 Hz (...) gebruikt zijn om aan te tonen dat de trillingen afkomstig zijn van de shredder.
Voor de beoordeling volgens de SBR-richtlijn B is niet de maximale trillingssnelheid voor een specifieke frequentie maatgevend maar juist de SBR gewogen effectieve trillingssterkte over het totale frequentie-interval van 1-80 Hz. Deze waarde is niet in de rapportage opgenomen. (...) Verder zeggen beide rapportages niets over de sterkte van de achtergrondtrillingen en kan er geen beoordeling worden gemaakt van de trillingen als gevolg van de shredder in relatie tot die van de eventueel andere trillingsbronnen. (...)
Op basis van bovenstaande evaluatie moet worden vastgesteld dat door Crux geen meting is uitgevoerd van de, voor de beoordeling van hinder benodigde, trillingssterkte Vmax. Hoewel uit de metingen van Crux blijkt dat er een relatie bestaat tussen het in werking zijn van de shredder en de trillingssnelheid bij Racktime, maakt voorliggend onderzoek duidelijk dat deze relatie niet blijkt voor de trillingssterkte Vmax. Daardoor bestaat aanleiding tot twijfel over het antwoord op vraag 1a door Crux.
2.12
In april 2010 is Racktime verhuisd naar een nieuw pand aan de [adres 3]
.
2.13
Bij beschikking van 6 mei 2010 heeft de rechtbank Alkmaar een onderzoek naar de invloed van laagfrequent geluid gelast en opnieuw [deskundige 1] als deskundige benoemd. In zijn rapportage van 19 oktober 2010 heeft [deskundige 1] geconcludeerd:
1. Er bestaat voor een beperkt aantal frequenties een relatie tussen het in werking zijn van de shredder en het laagfrequente geluidniveau in het kantoor van Racktime.
2. Het gemeten laagfrequente geluidniveau in het kantoor van Racktime met in werking zijnde shredder voldoet aan de toetsingswaarden (Vercammen-curve).
3. Ook de gemeten trillingssterkten voldoen aan de toetsingswaarden en liggen bovendien ruimschoots onder de voelbaarheidsgrens.
4. Interne geluidbronnen zoals de airco en het ventilatiesysteem van het kantoorgebouw veroorzaken een hoger laagfrequent geluidniveau dan de situatie met in bedrijf zijnde shredder.
(…)
Terugkijkend op de resultaten van beide onderzoeken blijkt dat noch voor trillingen noch voor laagfrequent geluid een overschrijding van de toetsingswaarden optreedt als gevolg van de activiteiten van de shredder. De gebruikte toetsingswaarden zijn gerelateerd aan de kans op hinder en gelden voor “de gemiddelde” mens. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de kans dat de shredder voor de geconstateerde klachten heeft gezorgd dan ook als heel klein gezien. Individueel kunnen mensen gevoeliger zijn voor geluid of trillingen dan met de toetsingswaarden tot uitdrukking komt. Een harde toetsing die voor iedereen onder alle omstandigheden geldt, is echter niet aan te geven. Daarom blijft sprake van een kans, hoe klein dan ook.
Het opnieuw uitvoeren van trillingsonderzoek met de oude shredder was volgens [deskundige 1] niet zinvol, omdat metingen met de nieuwe shredder hadden aangetoond dat de trillingen zijn toegenomen ten opzichte van de situatie met de oude shredder, zodat onderzoek met de oude shredder slechts zou leiden tot vaststelling van lagere trillingssterkten.
2.14
Bij beschikking van 11 maart 2014 heeft het hof een derde voorlopig deskundigenbericht gelast en [deskundige 2] (hierna: [deskundige 2] ) als deskundige
benoemd. [deskundige 2] is gevraagd of het op grond van de rapportages van Crux en het eerste rapport van [deskundige 1] aannemelijk is dat de trillingen gezondheidsklachten althans gezondheidsschade hebben veroorzaakt bij personen in het pand aan de [adres 2] . [deskundige 2] heeft op 30 september 2014 rapport uitgebracht. [deskundige 2] acht, gelet op de gemeten trillingsniveaus en de bijbehorende frequenties in het rapport van Crux van 28 september 2007, aannemelijk dat de trillingen een wezenlijke rol hebben gespeeld bij de gezondheidsklachten van de werknemers op de eerste etage van het pand aan de [adres 2] . De rapportage van 13 maart 2008 van Crux brengt hem tot dezelfde conclusie, nu de metingen in die rapportage eenzelfde beeld geven als de metingen in 2007. Op basis van de rapportage van Crux van 8 oktober 2008 kan [deskundige 2] geen concreet antwoord op de vraag geven, omdat ten tijde van het opmaken van dat rapport de “bewoners” met de gezondheidsklachten niet meer aanwezig waren, de trillingen door een elders geplaatste nieuwe shredder en twee mobiele shredders werden veroorzaakt en het karakter van de trillingen enigszins was veranderd. Ook op basis van de rapportage van [deskundige 1] van 21 december 2009 kan [deskundige 2] de vraag niet beantwoorden, omdat de situatie ten tijde van dat onderzoek niet vergelijkbaar was met die in 2007 en ten tijde van dat onderzoek de “bewoners” die klachten hadden niet meer aanwezig waren in het kantoor. Uit de meetgegevens van [deskundige 1] blijkt, aldus [deskundige 2] , dat in het gebouw trillingen voorkwamen boven de gevoelsdrempel, maar de vraag in hoeverre die gezondheidsklachten kunnen veroorzaken kan [deskundige 2] op basis van de meetgegevens niet beantwoorden.
[deskundige 2] sluit af met de conclusie dat hij het bij de uitkomsten van de onderzoeken en gelet op de klachtenregistratie niet aannemelijk acht dat gezondheidsschade is opgetreden.

3.Beoordeling

3.1
In dit geding vorderen Pekom c.s. dat voor recht wordt verklaard dat Sortiva Deponie en/of Sortiva, al dan niet hoofdelijk, aansprakelijk zijn voor de schade die Pekom c.s. hebben geleden en dat Sortiva Deponie en/of Sortiva, al dan niet hoofdelijk, wordt/worden veroordeeld tot betaling aan Racktime van een schadevergoeding van € 570.474,=, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke kosten en tot betaling aan Pekom van een schadevergoeding van € 364.801,80, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke kosten. Zij hebben aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat zij trillingshinder hebben ondervonden die is veroorzaakt door de shredders van Sortiva en dat Sortiva c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door die hinder niet te voorkomen. Medewerkers van Racktime ervoeren door de trillingen ernstige lichamelijke klachten als druk op de borst, duizeligheid, trillerigheid, kortademigheid en hyperventilatie. Als gevolg hiervan is Racktime genoodzaakt eerst haar kantoormedewerkers tijdelijk elders onder te brengen en vervolgens haar gehele bedrijf te verhuizen naar een andere locatie. Ook hebben de lichamelijke klachten van haar medewerkers geleid tot slechtere bedrijfsresultaten. Pekom heeft huurinkomsten gemist. Bovendien hebben beide in verband met de kwestie veel interne en externe kosten gemaakt, aldus Pekom c.s.
3.2
Sortiva c.s. betwisten onrechtmatig te hebben gehandeld. Zij bestrijden dat de gestelde lichamelijke klachten van de kantoormedewerkers van Racktime veroorzaakt zijn door trillingen afkomstig van de shredders van Sortiva. Uit de uitgebrachte rapporten blijkt dat de door de shredders veroorzaakte trillingen ruim onder de daarvoor geldende normen zijn gebleven. De aard, ernst en duur van de (gestelde) hinder en de daardoor toegebrachte schade in samenhang met de verdere omstandigheden van het geval in aanmerking genomen kan volgens hen niet worden gesproken van onrechtmatige hinder. Subsidiair betwisten Sortiva c.s. de (omvang van de ) gestelde schade.
3.3
De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis de vorderingen van Pekom c.s. afgewezen. Zij heeft daartoe overwogen dat het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, afhangt van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de omvang van de daardoor toegebrachte schade, in verband met de overige omstandigheden van het geval. Bij deze afweging heeft de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen.
- De percelen van Pekom en Sortiva Deponie bevinden zich beide op een bedrijventerrein. Toen het gebouw voor Racktime werd gebouwd was het afvalverwerkingsbedrijf daar al vele jaren actief. Recycling van hout is een maatschappelijk aanvaarde activiteit die past op een bedrijventerrein.
- Nadat melding was gedaan van de lichamelijke klachten van de kantoormedewerkers van Racktime hebben Sortiva c.s. alle medewerking verleend aan het achterhalen van de oorzaak en maatregelen getroffen om de ervaren hinder te verminderen. Zij hebben in dezen gedaan wat redelijkerwijs van hen kon worden verwacht.
- De door de achtereenvolgende shredders veroorzaakte trillingen zijn altijd onder de streefwaarden volgens de SBR richtlijn B gebleven. De kans op trillingshinder moet daardoor klein worden geacht, zoals [deskundige 1] concludeert in zijn rapport van 21 december 2009.
- De door het hof benoemde deskundige [deskundige 2] heeft niet aannemelijk geacht dat trillingen afkomstig van de shredder gezondheidsschade hebben veroorzaakt.
- Andere bedrijven hebben nooit klachten over trillingshinder geuit, ook de nieuwe huurder van het pand aan de [adres 2] niet. De gezondheidsklachten van de medewerkers van Racktime verdwenen al snel nadat zij waren verplaatst. Volgens Pekom c.s. zelf is de trillingshinder in 2010 geheel verdwenen na het optrekken van een wal door Sortiva c.s., zodat de hinder in duur beperkt is gebleven.
Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden heeft de rechtbank geconcludeerd dat de hinder de grens van het rechtens toelaatbare niet heeft overschreden, waaraan volgens haar niet afdoet dat [deskundige 2] wel aannemelijk acht dat de door Crux in haar rapport uit 2007 beschreven trillingen een wezenlijke rol hebben gespeeld bij de gezondheidsklachten, omdat die mogelijkheid, gelet op alle omstandigheden van het geval, niet doorslaggevend is voor de vraag of de hinder onrechtmatig was. Hetzelfde geldt, aldus de rechtbank, voor het feit dat de trillingshinder voor (medewerkers van) Racktime en Pekom aanzienlijke gevolgen heeft gehad.
3.4
Tegen de afwijzing van hun vorderingen en de gronden waarop die berust zijn Pekom c.s. opgekomen met acht grieven, waarvan de eerste hiervoor al aan de orde is gekomen.
3.5
Met
grief IIbetogen Pekom c.s. dat de rechtbank ten onrechte eraan is voorbijgegaan dat Sortiva c.s. voorafgaand aan deze procedure de aansprakelijkheid voor de schade als gevolg van de trillingen hebben erkend en ook hebben erkend dat de gezondheidsklachten van de personeelsleden van Racktime zijn veroorzaakt door de trillingen. Bij de beoordeling van dit betoog wordt voorop gesteld dat het hier niet gaat om een gerechtelijke erkenning, waaraan op grond van artikel 154 Rv bijzondere bewijsbetekenis toekomt. Bepaald moet dan ook worden of in het verleden van de zijde van Sortiva c.s. uitlatingen zijn gedaan waaraan bewijskracht toekomt of waarvan Sortiva c.s. zich in dit geding redelijkerwijs niet meer kunnen distantiëren. Naar het oordeel van het hof is dat niet het geval. Het feit dat Sortiva c.s. de melding van de gezondheidsklachten door Pekom c.s. niet hebben beantwoord met een ontkenning maar, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, alle medewerking hebben verleend aan het achterhalen van de oorzaak en maatregelen hebben getroffen, mag niet worden opgevat als een erkenning van aansprakelijkheid of van de juistheid van de stelling dat de trillingen de oorzaak van de gezondheidsklachten waren. In de periode waarin werd gezocht naar een oplossing is kennelijk uitgegaan van de werkhypothese dat een causaal verband bestond tussen de klachten en de trillingen afkomstig van de shredder. Gelet op de ernst van de klachten en de omstandigheid dat Sortiva c.s. wisten dat van de shredder afkomstige trillingen in het gebouw van Racktime voelbaar waren, lag het hanteren van die werkhypothese op dat moment ook voor de hand. Ook de melding aan GS moet worden begrepen vanuit het streven hinder en schade voor de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen. Een en ander ontnam Sortiva c.s. echter niet het recht om in deze procedure, waarin het gaat om aansprakelijkheid voor gestelde schade en waarin het voorkomen van (gezondheids)schade niet meer aan de orde is, causaliteit en aansprakelijkheid ter discussie te stellen. Aan de conclusie van Crux dat de gezondheidsklachten veroorzaakt werden door de trillingen van de shredder zijn Sortiva c.s. niet gebonden, ook al is de opdracht aan Crux in overleg met hen respectievelijk door hen gegeven, nu niet blijkt dat een dergelijke gebondenheid is beoogd. Al met al faalt grief II.
3.6
De
grieven III, IV en Vbestrijden de wijze waarop de rechtbank heeft getoetst of de door Sortiva c.s. veroorzaakte trillingshinder onrechtmatig is. Volgens Pekom c.s. heeft de rechtbank niet de juiste feiten en omstandigheden in haar afweging betrokken en aan de in aanmerking genomen factoren een onjuist gewicht toegekend.
Zij hebben met name aandacht gevraagd voor de volgende feiten en omstandigheden.
3.6.1
De aard van het terrein. Het terrein waarop Racktime zich in 2005 heeft gevestigd, Boekelermeer, is geen industrieterrein, maar een bedrijventerrein zonder (zware) industrie, gelegen in een milieuzone. Het perceel [adres 2] is gelegen naast een waterpartij.
3.6.2
De volgorde. Toen Racktime zich in het pand vestigde, werd door Sortiva nog geen gebruik gemaakt van de shredders die nu in geding zijn.
3.6.3
De aard van de schade. Niet alleen is grote financiële schade toegebracht aan Pekom en Racktime, maar ook zijn personeelsleden van Racktime in hun gezondheid aangetast. Op den duur had de overlast ook tot gezondheidsschade kunnen leiden, wat slechts is voorkomen doordat Racktime de kosten en moeite heeft genomen eerst haar kantoorpersoneel en later ook haar gehele bedrijf te verplaatsen.
3.6.4
Het bestaan van een alternatief. Sortiva c.s. hadden alternatieven voor hun schadetoebrengende handelwijze. Zij hadden de houtrecycling kunnen stopzetten of verplaatsen naar een andere locatie of kunnen beperken tot uren buiten kantoortijden of zij hadden eerder de wal kunnen aanleggen die in 2010 een einde heeft gemaakt aan de trillingshinder. Die hinder heeft nu vier jaar geduurd, wat geen beperkte periode kan worden genoemd.
3.6.5
De vergunning. Weliswaar beschikte Sortiva c.s. over een vergunning voor de schadetoebrengende activiteiten, doch bij de verlening daarvan is de veroorzaakte trillingshinder niet in aanmerking genomen. De aanwezigheid van een vergunning disculpeert Sortiva c.s. niet.
3.6.6
De overtreding van (wettelijke) normen. De door de shredders veroorzaakte trillingen hebben wel degelijk de grenswaarden van de SBR-B richtlijn overschreden, zo blijkt uit de rapporten van Crux. Bovendien wordt in die richtlijn niet gekeken naar de effecten van continue blootstelling aan trillingen, zoals hier het geval was.
3.7
Het hof overweegt met betrekking tot de onrechtmatigheidsvraag het volgende. Sortiva c.s. hebben niet betwist dat trillingen die door de shredders van Sortiva werden veroorzaakt, voelbaar waren in het kantoor van Racktime. Dat dit het geval was, blijkt ook uit het eerste rapport van de door de rechtbank benoemde deskundige [deskundige 1] . Of die trillingen als onrechtmatige hinder kunnen worden beschouwd is dan, zoals ook de rechtbank terecht tot uitgangspunt heeft genomen, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard, ernst en duur van de hinder en de omvang van de veroorzaakte schade. Hiervan uitgaande overweegt het hof als volgt.
3.8
Houtrecycling is een maatschappelijk aanvaarde activiteit, die door Sortiva wordt uitgeoefend op een daartoe geschikt bedrijventerrein en in overeenstemming is met de aan haar verleende vergunning. Pekom c.s. hebben weliswaar gesteld dat de trillingen van de door Sortiva gebruikte shredders de normen van de SBR-B richtlijn hebben overschreden, maar dat betoog acht het hof onvoldoende gemotiveerd. Pekom c.s. baseren hun stelling op de inhoud van het rapporten van Crux, maar hebben niets ingebracht tegen de gemotiveerde uiteenzetting van [deskundige 1] dat Crux in haar rapporten niet de waarde heeft vermeld van de SBR gewogen effectieve trillingssterkte in de zin van de richtlijn, namelijk gemeten over het totale frequentie-interval van 1 tot 80 Hz. Dat zo zijnde kan op basis van dat rapport niet worden geconstateerd dat de normen van de richtlijn zijn overschreden. Het hof gaat daarom uit van de conclusie van [deskundige 1] dat een dergelijke overschrijding niet heeft plaatsgehad.
3.9
Voorts is van belang dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, Sortiva c.s. zich na de melding op allerlei manieren hebben ingespannen om de problemen op te lossen door onderzoeken te laten doen en maatregelen te treffen waarvan redelijkerwijs mocht worden verwacht dat zij een gunstig effect op de gestelde hinder zouden hebben. Het verwijt dat Sortiva c.s. al veel eerder de maatregelen had behoren te nemen die in 2010 volgens Pekom c.s. tot het einde van de trillingshinder hebben geleid, acht het hof onvoldoende gemotiveerd, nu mede gelet op de eerdere vergeefse maatregelen als het plaatsen van dempers en van een vijf meter hoog geluidsscherm, niet inzichtelijk is gemaakt hoe de in 2010 geplaatste stofwal tot beëindiging van trillingshinder heeft kunnen leiden. De door Pekom c.s. genoemde alternatieven van het stopzetten/verwijderen van de installatie of het draaien buiten kantooruren (voor zover al mogelijk op basis van de vergunning) acht het hof in beginsel niet redelijk. Dat zou anders zijn - en dat is thans de kern van het geschil - als in voldoende mate vast zou staan dat de trillingen die afkomstig waren van de shredders van Sortiva tot de door Pekom c.s. gemelde ernstige gezondheidsklachten hebben geleid.
3.1
Op grond van de rapporten van [deskundige 1] komt het hof tot het oordeel dat dat causale verband niet voldoende is komen vast te staan. In zijn laatste rapport heeft [deskundige 1] op basis van zijn beide onderzoeken geconcludeerd dat de kans dat de shredder voor de geconstateerde klachten heeft gezorgd “heel klein” is. Weliswaar vermeldt hij tevens dat individuele mensen gevoeliger kunnen zijn voor trillingen dan met de toetsingswaarde tot uitdrukking komt, maar die individuele grotere gevoeligheid kan onvoldoende verklaren waarom bij Racktime, naar zij stelt, verscheidene kantoormedewerkers ernstige klachten hebben ontwikkeld. Voorts heeft [deskundige 1] erop gewezen dat Crux in haar rapporten niet alleen niet de juiste trillingssterkte Vmax heeft gemeten, maar bovendien onvoldoende aandacht heeft besteed aan de invloed van achtergrondtrillingen, waardoor moet worden getwijfeld aan haar positieve beantwoording van de vraag of de trillingen die worden ondervonden bij Racktime kunnen worden aangemerkt als gevolg van de werking van de shredder. Deze bezwaren van [deskundige 1] tegen de rapporten van Crux hebben Pekom c.s. niet weten te ontkrachten.
3.11
De door het hof benoemde deskundige [deskundige 2] heeft geconcludeerd dat aannemelijk is dat de trillingen van de shredders “een wezenlijke rol gespeeld hebben” bij de gezondheidsklachten. Nog daargelaten de opvallende vaagheid van de hiervoor geciteerde zinsnede, acht het hof het rapport van [deskundige 2] niet overtuigend, nu hij niet respondeert op de bezwaren van [deskundige 1] tegen de rapporten van Crux en bovendien zijn conclusie over de “wezenlijke rol” voornamelijk lijkt te baseren op de gelijktijdigheid van de aanwezigheid van trillingen en de rapportage van klachten. Dit laatste leidt het hof af uit het feit dat [deskundige 2] op basis van het laatste rapport van Crux en het rapport van [deskundige 1] geen uitspraak kan doen over de causaliteit, omdat de in die rapporten onderzochte situatie een andere was en de kantoormedewerkers inmiddels niet meer aanwezig waren.
3.12
Bij het voorgaande neemt het hof ten slotte in overweging dat andere bedrijven in de omgeving mogelijk wel incidenteel hebben geklaagd over door Sortiva veroorzaakte trillingen, maar nooit melding hebben gemaakt van gezondheidsklachten als door Pekom c.s. genoemd, terwijl ook de huurder die omstreeks 2011 in het desbetreffende kantoorpand is getrokken dergelijke klachten niet heeft gemeld. Zoals hiervoor al werd overwogen is niet aannemelijk geworden dat dat laatste het gevolg is van de plaatsing van een stofwal in 2010.
3.13
Nu niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de van de shredders afkomstige trillingen tot de gezondheidsklachten van de medewerkers van Racktime hebben geleid, moet, alle omstandigheden in aanmerking genomen, worden geoordeeld dat de door Sortiva veroorzaakte trillingen geen onrechtmatige hinder hebben gevormd. De grieven III, IV en V stuiten daarop af.
3.14
De grieven
VI en VIIIbouwen voort op de hiervoor behandelde grieven en delen het lot daarvan.
3.15
Grief VIIbevat een bewijsaanbod. Het hof passeert dat bewijsaanbod, nu het geen betrekking heeft op voldoende concrete stellingen, die, indien bewezen tot een ander uitkomst kunnen leiden. Voorts hebben Pekom c.s. geen aanknopingspunten verstrekt voor verdere bewijslevering inzake het cruciale punt van de causale relatie tussen de door de shredders afkomstige trillingen en de gemelde gezondheidsklachten.
3.16
De grieven kunnen niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Dat vonnis wordt derhalve bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij worden Pekom c.s. verwezen in de kosten van het geding.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt Pekom c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Sortiva c.s. begroot op € 5.200,= aan verschotten en € 18.712,= voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, D.J. van der Kwaak en C. Uriot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2019.