Uitspraak
1.PEKOM BERGEN B.V.,
RACKTIME B.V.,
1.SORTIVA DEPONIE B.V.,
SORTIVA B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Grief Ihoudt in dat de rechtbank de feiten en omstandigheden niet volledig, althans onjuist heeft weergegeven. Welke feiten volgens Pekom c.s. onjuist zouden zijn, is het hof echter niet duidelijk geworden. Voor zover de in de toelichting op grief I door Pekom c.s. aangevoerde aanvullende feiten relevant zijn en vast staan, zal het hof daarmee bij de beoordeling van het geschil rekening houden. De door de rechtbank vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet of niet voldoende gemotiveerd bestreden en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, luiden die feiten als volgt.
3.Beoordeling
grief IIbetogen Pekom c.s. dat de rechtbank ten onrechte eraan is voorbijgegaan dat Sortiva c.s. voorafgaand aan deze procedure de aansprakelijkheid voor de schade als gevolg van de trillingen hebben erkend en ook hebben erkend dat de gezondheidsklachten van de personeelsleden van Racktime zijn veroorzaakt door de trillingen. Bij de beoordeling van dit betoog wordt voorop gesteld dat het hier niet gaat om een gerechtelijke erkenning, waaraan op grond van artikel 154 Rv bijzondere bewijsbetekenis toekomt. Bepaald moet dan ook worden of in het verleden van de zijde van Sortiva c.s. uitlatingen zijn gedaan waaraan bewijskracht toekomt of waarvan Sortiva c.s. zich in dit geding redelijkerwijs niet meer kunnen distantiëren. Naar het oordeel van het hof is dat niet het geval. Het feit dat Sortiva c.s. de melding van de gezondheidsklachten door Pekom c.s. niet hebben beantwoord met een ontkenning maar, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, alle medewerking hebben verleend aan het achterhalen van de oorzaak en maatregelen hebben getroffen, mag niet worden opgevat als een erkenning van aansprakelijkheid of van de juistheid van de stelling dat de trillingen de oorzaak van de gezondheidsklachten waren. In de periode waarin werd gezocht naar een oplossing is kennelijk uitgegaan van de werkhypothese dat een causaal verband bestond tussen de klachten en de trillingen afkomstig van de shredder. Gelet op de ernst van de klachten en de omstandigheid dat Sortiva c.s. wisten dat van de shredder afkomstige trillingen in het gebouw van Racktime voelbaar waren, lag het hanteren van die werkhypothese op dat moment ook voor de hand. Ook de melding aan GS moet worden begrepen vanuit het streven hinder en schade voor de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen. Een en ander ontnam Sortiva c.s. echter niet het recht om in deze procedure, waarin het gaat om aansprakelijkheid voor gestelde schade en waarin het voorkomen van (gezondheids)schade niet meer aan de orde is, causaliteit en aansprakelijkheid ter discussie te stellen. Aan de conclusie van Crux dat de gezondheidsklachten veroorzaakt werden door de trillingen van de shredder zijn Sortiva c.s. niet gebonden, ook al is de opdracht aan Crux in overleg met hen respectievelijk door hen gegeven, nu niet blijkt dat een dergelijke gebondenheid is beoogd. Al met al faalt grief II.
grieven III, IV en Vbestrijden de wijze waarop de rechtbank heeft getoetst of de door Sortiva c.s. veroorzaakte trillingshinder onrechtmatig is. Volgens Pekom c.s. heeft de rechtbank niet de juiste feiten en omstandigheden in haar afweging betrokken en aan de in aanmerking genomen factoren een onjuist gewicht toegekend.
VI en VIIIbouwen voort op de hiervoor behandelde grieven en delen het lot daarvan.