ECLI:NL:GHAMS:2019:288

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
200.250.020/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenteel verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking inzake huurprijsvaststelling met benoeming van deskundige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in een incidenteel verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking van de kantonrechter. De appellant, die in hoger beroep is gekomen, verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking waarin een deskundige was benoemd voor de nadere huurprijsvaststelling van een winkelruimte. De kantonrechter had op 31 oktober 2018 de makelaar Wagenhof Bedrijfsmakelaars benoemd als deskundige, maar de appellant betwistte de onpartijdigheid van deze deskundige vanwege nauwe banden met de geïntimeerde, Trottoir Participaties B.V.

Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een klaarblijkelijke misslag of misbruik van bevoegdheid en dat de appellant onvoldoende had onderbouwd dat de tenuitvoerlegging van de beschikking een noodtoestand zou veroorzaken. Het hof benadrukte dat de bezwaren van de appellant tegen de benoeming van de deskundige in de hoofdzaak aan de orde zouden komen en dat de huidige deskundige zijn werk zou kunnen voortzetten totdat er een eindbeschikking in de hoofdzaak zou zijn gegeven. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot de eindbeschikking in de hoofdzaak.

De uitspraak van het hof bevestigde dat het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging werd afgewezen, en dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden met een mondelinge behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.250.020/01
zaak-/repnummer rechtbank Noord-Holland : 6824816 \ EJ VERZ 18-124
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 februari 2019
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant in de hoofdzaak,
verzoeker in het incident,
advocaat: mr. H.J. van der Hauw te Velsen-Zuid,
tegen:
TROTTOIR PARTICIPATIES B.V.,
gevestigd te Uitgeest,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. R.A.M. Schram te Haarlem.
Partijen worden hierna [appellant] en Trottoir Participaties genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij op 22 november 2018 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift, met producties, in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter) van 31 oktober 2018, onder bovenvermeld zaak-/repnummer gegeven tussen Trottoir Participaties als verzoekster en [appellant] als verweerder. Tevens heeft [appellant] daarbij een incidenteel verzoek gedaan, strekkende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking totdat in de hoofdzaak een eindbeschikking is gegeven.
Op 11 december 2018 is ter griffie van het hof een verweerschrift (in de hoofdzaak en in het incident) van Trottoir Participaties ingekomen, waarbij zij – voor zover in het incident van belang – heeft verzocht het incidentele verzoek af te wijzen.
Met instemming van partijen heeft geen mondelinge behandeling van het incidentele verzoek plaatsgevonden.
Vervolgens is de uitspraak in het incident bepaald op heden.

2.Beoordeling

in het incident
2.1
Het gaat in deze zaak – kort samengevat en voor zover in dit incident van belang – om het volgende. Bij inleidend verzoekschrift heeft Trottoir Participaties de kantonrechter op de voet van artikel 7:304 lid 1 en 2 BW verzocht een deskundige te benoemen voor het opstellen en uitbrengen van een advies omtrent de nadere huurprijs met betrekking tot de winkelruimte aan de [adres] (hierna: de winkelruimte). Daartoe heeft Trottoir Participaties – samengevat – aangevoerd dat zij aan [appellant] de winkelruimte verhuurt, dat de huidige huurprijs niet overeenstemt met die van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse, als bedoeld in artikel 7:303 BW en dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van een deskundige. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter Wagenhof Bedrijfsmakelaars te Haarlem tot deskundige benoemd teneinde onderzoek te doen naar en advies uit te brengen over de nadere huurprijs van de winkelruimte. Daarnaast heeft de kantonrechter de proceskosten gecompenseerd, het verzoek voor het overige afgewezen en de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2
Ter onderbouwing van zijn incidentele verzoek heeft [appellant] – samengevat – aangevoerd dat Wagenhof Bedrijfsmakelaars nauwe banden heeft met Trottoir Participaties en haar moederbedrijf, Hoorne Vastgoed Ontwikkeling B.V. (hierna: Hoorne Vastgoed). Zo wordt Wagenhof Bedrijfsmakelaars op de website van Hoorne Vastgoed als haar eigen makelaar aangeduid en wordt Hoorne Vastgoed op de website van Wagenhof Bedrijfsmakelaars vermeld bij de vaste relaties. Daarnaast worden thans twee projecten van Hoorne Vastgoed aangeboden op de website van Wagenhof Bedrijfsmakelaars. [appellant] heeft [A] , taxateur bij Wagenhof Bedrijfsmakelaars (hierna: [A] ), verzocht te bevestigen dat hij geen banden heeft met partijen, dat hij onpartijdig en onafhankelijk is en dat er geen feiten omstandigheden zijn welke hij zou moeten melden, omdat deze van dien aard zouden kunnen zijn dat het partijen aanleiding zou kunnen geven om te twijfelen aan zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid als deskundige. Daarop heeft [A] geantwoord dat hij is ingeschreven in het register NRVT Kamer Bedrijfsmatig Vastgoed en als zodanig gehouden is aan de gedrags- en ethiekregels. [A] heeft de vragen van [appellant] met betrekking tot de banden met Trottoir Participaties onbeantwoord gelaten. Nu Wagenhof Bedrijfsmakelaars heeft nagelaten vanwege haar nauwe banden met Hoorne Vastgoed de door de kantonrechter gegeven opdracht te weigeren, heeft [appellant] belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging.
2.3
Trottoir Participaties hebben tegen het verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad verweer gevoerd op gronden die, zo nodig, bij de beoordeling zullen worden weergegeven.
2.4
Het hof neemt bij de beoordeling van het incidentele verzoek tot uitgangspunt dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking waarvan beroep slechts plaats is indien tenuitvoerlegging misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Een dergelijk misbruik zal in deze zaak aan de orde zijn indien Trottoir Participaties, mede gelet op de - voor haar kenbare - belangen van [appellant] die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij het gebruikmaken van haar bevoegdheid om in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Hiervan kan in het bijzonder sprake zijn indien de beschikking klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien na de beschikking voorgevallen of aan het licht gekomen feiten meebrengen dat de executie van de beschikking klaarblijkelijk een noodtoestand zou doen ontstaan voor [appellant] . Daarbij behoort de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven.
2.5
Gesteld noch gebleken is dat de bestreden beschikking klaarblijkelijk op een feitelijke of juridische misslag berust. Het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking is, gelet op hetgeen [appellant] daartoe heeft aangevoerd, gericht tegen de bij die beschikking uitgesproken benoeming van Wagenhof Bedrijfsmakelaars als deskundige. De (inhoudelijke) bezwaren van [appellant] tegen (onder meer) die beslissing van de kantonrechter, dienen tijdens de behandeling van de hoofdzaak aan de orde te komen. In het kader van dit incident kan niet worden geoordeeld dat de bezwaren tegen de bij de bestreden beschikking benoemde deskundige zo ernstig zijn dat Trottoir Participaties misbruik van bevoegdheid maakt door – kort gezegd – die deskundige hangende het appel tegen de bestreden beschikking al aan het werk te zetten. Daarbij geldt dat het voor de hand ligt dat, mocht in de hoofdzaak een andere deskundige worden benoemd, de door de (huidige) deskundige gemaakte (en alsdan onnodig gebleken) kosten door Trottoir Participaties zullen worden gedragen. Voorts is het hof van oordeel dat [appellant] onvoldoende concreet heeft onderbouwd dat zich na de bestreden beschikking feiten hebben voorgedaan dan wel aan het licht zijn gekomen die meebrengen dat tenuitvoerlegging van die beschikking klaarblijkelijk een noodtoestand bij hem zal doen ontstaan. Uit de bestreden beschikking (rechtsoverweging 5.4) blijkt dat [appellant] reeds ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het inleidende verzoekschrift bezwaar heeft gemaakt tegen de benoeming van Wagenhof Bedrijfsmakelaars als deskundige, maar dat de kantonrechter zijn bezwaar onvoldoende onderbouwd heeft geoordeeld. Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat Trottoir Participaties geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking, voordat in hoger beroep eindbeschikking zal zijn gegeven. Op grond van het vorenstaande oordeelt het hof dat het incidentele verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking moet worden afgewezen.
2.6
Het hof zal de beslissing over de kosten aanhouden totdat in de hoofdzaak eindbeschikking zal worden gegeven.
in de hoofdzaak:
2.7
In de hoofdzaak zal thans een datum voor de mondelinge behandeling moeten worden bepaald.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst het verzoek van [appellant] af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan totdat in de hoofdzaak eindbeschikking zal worden gegeven;
in de hoofdzaak:
verstaat dat een datum voor de mondelinge behandeling zal worden bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.J.M. Smit, J.C.W. Rang en J.C. Toorman en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2019.