4.1.De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil het volgende overwogen.
9. Op grond van artikel 35 van de Wet motorrijtuigenbelasting (hierna: de Wet MRB) kan bij constatering van gebruik van de weg met een voor dat motorrijtuig geldende schorsing als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994 de belasting worden nageheven en kan op grond van artikel 37 van de Wet MRB tevens een verzuimboete worden opgelegd.
10. Eiser heeft aangevoerd dat hij de auto met een autoambulance naar een erkende garage gebracht heeft ter reparatie van de auto. De auto is door hem op de weg neergezet ter hoogte van de garage. Ten tijde van de controle stond de auto niet meer ter hoogte van de garage. De garagehouder heeft de auto verplaatst.
11. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft een Controleformulier overgelegd. Uit de daarbij gevoegde foto van de auto en de ter zitting overgelegde foto blijkt dat de auto geparkeerd stond langs de straat. Het parkeren langs de straat wordt aangemerkt als het gebruik maken van de weg in de zin van artikel 35 juncto artikel 5 van de Wet MRB. Gelet hierop is tijdens de schorsing gebruik gemaakt van de weg en is niet voldaan aan de voorwaarden voor schorsing. Dat de garagehouder de auto mogelijk heeft verplaatst doet aan het voorgaande niet af. Het handelen van de garagehouder kan aan eiser worden toegerekend. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd.
12. Op grond van artikel 37 van de Wet MRB in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het bepaalde in paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: het BBBB) kan verweerder in geval van gebruik van de weg met een motorrijtuig tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing een verzuimboete opleggen van ten hoogste 100 procent van het bedrag aan belasting dat niet of gedeeltelijk niet is betaald met een maximum van € 5.278.
13. Bij het opleggen van verzuimboeten wordt geen onderscheid gemaakt in de mate van schuld of nalatigheid, met dien verstande dat bij afwezigheid van alle schuld (avas) het opleggen ervan achterwege behoort te blijven.
14. In het arrest van de Hoge Raad van 10 april 2015 (ECLI:NL:HR:2015:844) is het volgende overwogen: “2.3.2 Bij overtreding van een voorschrift dat wordt bestraft met een verzuimboete kan een belastingplichtige met vrucht een beroep doen op avas, indien hij feiten stelt en bij betwisting daarvan aannemelijk maakt die meebrengen dat hij alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om het verweten feit, op grond waarvan te weinig belasting zou zijn geheven, te voorkomen (vgl. onder meer HR 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7184, nr. 42687, BNB 2007/251).” 15. De rechtbank dient te beoordelen of het gebruik met de auto van de weg tenminste enigszins aan eiser te wijten is. Dat is naar het oordeel van de rechtbank wel het geval. De auto is door eiser ter reparatie in bewaring gegeven bij een garagehouder. Eiser heeft ter zitting inconsistente verklaringen afgelegd over het inlichten van de garagehouder. Enerzijds heeft eiser verklaard dat hij tegen de heer [A] , naar de rechtbank begrijpt de garagehouder, heeft gezegd dat het kenteken geschorst was, anderzijds heeft hij verklaard dat de heer [A] had moeten weten dat het kenteken geschorst was, omdat de auto defect was. Eiser wist dat gedurende de schorsing van de auto er geen gebruik mocht worden gemaakt van de weg. Ondanks deze kennis heeft eiser, de auto bij het wegbrengen naar de garage zelf op de weg neergezet, volgens eiser ter hoogte van de garage. Dat de auto vervolgens wellicht door de garagehouder is verplaatst en de auto tijdens de controle op die plaats is aangetroffen, dient voor rekening van eiser te komen, omdat eiser voor het verplaatsen van de auto geen goede verklaring heeft gegeven. Eiser heeft niet al hetgeen gedaan dat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden. Nu geen sprake is van avas, is de verzuimboete terecht opgelegd.
16. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij onterechte en te zwaar beboet is. Ter zitting heeft eiser verklaard niet over enig inkomen te beschikken. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat er geen inkomensgegevens van eiser beschikbaar zijn over de jaren 2017 en 2018, maar dat eiser wel houder is van zes auto’s. Eiser heeft zijn financiële situatie onvoldoende onderbouwd en naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de boete moet worden gematigd wegens zijn slechte financiële omstandigheden. Daarbij is meegewogen dat eiser ondanks zijn gestelde slechte financiële situatie houder is van zes auto’s. De rechtbank acht de boete passend en geboden.
17. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”