Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
erop gericht zijnmateriaal te telen dat geschikt is om te gebruiken voor de productie van droogbloemen en dit materiaal verkoopt aan een afnemer
waarvan hij weet of(bijvoorbeeld vanwege de verlangde specificaties voor wat betreft de aard van het materiaal, de teelt- of oogstwijze, de in rekening gebrachte prijs)
moet vermoedendat deze het afgenomen materiaal
voor de productie van droogbloemen zal gebruiken, overtreedt hij de onthoudingsverklaring, althans moet hij rekening houden met de mogelijkheid dat dit in rechte zal worden vastgesteld.
grieven III tot en met V en IXzijn in essentie gericht tegen de uitleg die de voorzieningenrechter heeft gegeven aan de in de verdelingsakte opgenomen onthoudingsverklaring, inhoudende dat [X] geen activiteiten zal verrichten op het gebied van het (laten) produceren, drogen en verhandelen van droogbloemen en aanverwante producten. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat voorshands de meest aannemelijke uitleg van de verklaring is dat deze mede omvat het produceren van vers teeltmateriaal dat vanwege de aard van de plant en/of het areaal van de teelt en/of de wijze van productie, waaronder begrepen de wijze van oogst, geschikt en bestemd is voor de productie van droogbloemen.
grief VIII, dat het dictum van het bestreden vonnis, in combinatie met hetgeen de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 4.22 heeft overwogen, onduidelijk is, zodat hij niet weet wat hij wel of niet mag doen, kan het hof niet volgen. Onmiskenbaar zien de veroordelingen erop dat [X] (zelf of door middel van derden) geen gewassen teelt
ten behoeve vande productie en handel in droogbloemen en dat hij (zelf of door middel van derden) geen gewassen levert aan Lamboo en andere handelaren van droogbloemen. Mede gelet op de omstandigheid dat hij als vennoot van de vof vóór 2005 betrokken is geweest bij het telen van gewassen zonder op droogbloemen gerichte bedrijfsactiviteiten van de vof en ná 2005 wel, moet hij geacht worden als geen ander te weten wat hij wel en niet kan doen om te voorkomen dat hij dwangsommen verbeurt wegens het telen van gewassen
ten behoeve vande productie van en handel in droogbloemen. Daarbij komt dat de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 4.22 van het bestreden vonnis de nodige, naar het oordeel van het hof duidelijke handvatten aan [X] heeft geboden om zijn keuzen zodanig te maken dat hij eenvoudig kan voorkomen te handelen in strijd met de veroordelingen. Dat de producten van [X] verschillende aanwendingmogelijkheden hebben is duidelijk, maar gelet op het voorgaande is net zo duidelijk dat de akte van verdeling voor [X] alle aspecten die te maken hebben met de aanwending ‘droogbloemen’ heeft afgesneden, zodat hij zich van die aanwending heeft te onthouden. Dit betekent dat grief VIII ook faalt.
grief IIvoert [X] aan dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen, omdat [Y] geen schade lijdt doordat [X] verse gewassen levert aan Lamboo, en anderzijds [X] door het bestreden vonnis in ernstige mate in zijn agrarische activiteiten wordt belemmerd. Dit is het geval omdat hij, aldus [X] , door het vonnis niet alleen geen verse producten meer kan leveren aan afnemers die deze producten drogen, maar (mogelijkerwijs) ook geen verse producten aan afnemers die van deze producten geen droogbloemen maken. Een groot aantal van de producten die hij teelt kunnen zowel gedroogd worden als vers in een vaas worden opgesteld, aldus nog steeds [X] .
grief VIheeft [X] aangevoerd dat hem, indien de uitleg van de voorzieningenrechter wordt gevolgd, een beroep op dwaling toekomt. Hij heeft nimmer ingestemd met enigerlei beperking van zijn
core business: de teelt van verse gewassen en hij heeft dat ook niet beoogd met de onthoudingsverklaring. [X] heeft erop gewezen dat partijen nooit hebben gesproken over zo’n beperking, dat [A] daarover evenmin met [X] heeft gesproken en dat [X] ook in de periode 2011/2015 zonder enige beperking is voortgegaan met de teelt van verse gewassen. Als [Y] daadwerkelijk had gewenst dat [X] zich zou onthouden van de teelt van bepaalde verse gewassen dan had hij dat uitdrukkelijk moeten melden, aldus [X] .
grief VIIfaalt, gelet op hetgeen hiervoor onder 3.9 tot en met 3.17 is overwogen. Het hof is van oordeel dat de bodemrechter met grote mate van waarschijnlijkheid tot de uitleg zal komen, die hiervoor aan de verdelingsakte en meer in het bijzonder aan de onthoudingsverklaring is gegeven. [X] heeft, ondanks meerdere sommaties, gehandeld in strijd met deze onthoudingsverklaring door te leveren aan droogbloemenproducent Lamboo. Daarom acht het hof de gevraagde voorziening in kort geding op zijn plaats.
grief XIkeert [X] zich tegen de toewijzing van de kosten die [Y] heeft gemaakt voor de notaris en het recherchebureau. [X] betoogt dat indien een partij bewijs wenst te vergaren in het kader van een procedure, de kosten daarvan voor eigen rekening komen.