Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
1.[appellant 3] ,
[appellant 4],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
primairhet toelaten en dulden van een afsluitbare erfafscheiding tussen het perceel van [geïntimeerde 1] en het perceel van [gevoegde] van ten hoogste twee meter hoogte ter plaatse van de kadastrale erfgrens en
subsidiairhet toelaten en dulden van een afsluitbare erfafscheiding tussen het perceel van [geïntimeerde 1] en het perceel van [gevoegde] van ten hoogste twee meter hoogte ter plaatse van een door de rechtbank te bepalen plaats, met hoofdelijke veroordeling van [gevoegde] en [appellant 1] in de proceskosten en de nakosten. [appellant 1] en [gevoegde] hebben tegen deze vordering verweer gevoerd. [appellant 1] heeft, voorts, in reconventie gevorderd, kort gezegd, a) voor recht te verklaren dat een erfdienstbaarheid bestaat ten laste van het perceel van [geïntimeerde 1] en ten gunste van het perceel van [appellant 1] , in het bijzonder dat wel erfdienstbaarheid bestaat, al of niet door verjaring ontstaan, ten gunste van het perceel van [appellant 1] inhoudende het recht tot het gebruik van de strook asfalt, voor zover deze strook zich (mede) bevindt op het perceel van [geïntimeerde 1] , en b) [geïntimeerde 1] te veroordelen tot betaling aan [appellant 1] van de daadwerkelijke kosten van rechtsbijstand, met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de proceskosten en de nakosten. [gevoegde] heeft, voorts, in reconventie gevorderd, kort gezegd,
primairvoor recht te verklaren dat de gewraakte strook asfalt (daar waar die de kadastrale erfgrens overschrijdt) door verjaring eigendom is geworden van [gevoegde] en
subsidiairvoor recht te verklaren dat door verjaring een erfdienstbaarheid is ontstaan ten laste van het perceel van [geïntimeerde 1] en ten behoeve van het perceel van [gevoegde] , inhoudende een recht van weg ten behoeve van de gewraakte strook asfalt (daar waar die de kadastrale erfgrens overschrijdt) alsmede te bepalen dat de beide verklaringen voor recht op grond van artikel 3:17 lid 1 aanhef en onder e BW kunnen worden ingeschreven in de openbare registers, met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de proceskosten en de nakosten. [geïntimeerde 1] heeft tegen deze vorderingen verweer gevoerd.
in conventiea) voor recht verklaard dat de kadastrale grens tussen het perceel van [gevoegde] en dat van [geïntimeerde 1] de rechtmatige erfgrens is, b) voor recht verklaard dat de hiervoor (onder 3.1 sub (v)) genoemde erfdienstbaarheid ten gunste van het perceel van [geïntimeerde 1] zich (evenals die ten gunste van het perceel van [appellant 1] ) uitstrekt over de gehele lengte van de uitrit, dus tot ter hoogte van het begin van het grasland, c) voor recht verklaard dat geen erfdienstbaarheid bestaat ten laste van het perceel van [geïntimeerde 1] en ten gunste van het perceel van [gevoegde] en/of van het perceel van [appellant 1] , in het bijzonder dat geen erfdienstbaarheid bestaat – al dan niet door verjaring ontstaan – ten gunste van het perceel van [appellant 1] inhoudende het recht tot gebruik van de strook asfalt voor zover deze strook zich (mede) bevindt op het perceel van [geïntimeerde 1] , d) [gevoegde] – op straffe van verbeurte van een dwangsom – veroordeeld tot verwijdering van het in zijn opdracht geplaatste hek langs het perceel [geïntimeerde 1] , e) [gevoegde] veroordeeld tot het toelaten en dulden van een afsluitbare erfafscheiding tussen het perceel van [geïntimeerde 1] en het perceel van [gevoegde] van ten hoogste twee meter hoogte ter plaatse van de kadastrale erfgrens, f) [gevoegde] en [appellant 1] veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, en g) het meer of anders gevorderde afgewezen. Tevens heeft de rechtbank bij dat vonnis
in reconventiede vorderingen afgewezen en [appellant 1] en [gevoegde] veroordeeld in de proceskosten. Tegen de beslissingen van de rechtbank komt [appellant 1] , daarbij gesteund door [gevoegde] als gevoegde partij, in principaal hoger beroep met twee grieven op, terwijl [geïntimeerde 1] in incidenteel hoger beroep één grief tegen deze beslissingen richt.
grief I in principaal appelfaalt.
per definitieeen verzwaring van de erfdienstbaarheid in strijd met artikel 5:74 BW oplevert, maar dat dit afhangt van de concrete omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van het hof moet de toewijzing van de vordering in conventie onder b) dus niet zo worden gelezen dat daarmee niet voor recht wordt verklaard dat de erfdienstbaarheid ook betrekking heeft op commercieel gebruik van het perceel van [geïntimeerde 1] , en evenmin dat dit daarmee wel voor recht wordt verklaard. Die toewijzing moet daarom zo worden gelezen dat daarmee nog niets over de geoorloofdheid van commercieel gebruik wordt gezegd omdat het antwoord op die vraag afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval. Dit betekent dat
de grief in incidenteel appelin zoverre gegrond is.
met toestemmingvan [naam 2] de desbetreffende strook asfalt hebben gebruikt. In overeenstemming daarmee heeft [appellant 1] zelf ook uitdrukkelijk gesteld (memorie van grieven onder 17)
grief II in principaal appeltevergeefs is voorgesteld.