ECLI:NL:GHAMS:2020:1369

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
200.261.906/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontbinding van een meerjarencontract voor schilderwerk aan een monumentaal pand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Aerdenburgh Monumenten B.V. en Aerdenburgh Beheer B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De appellanten, Aerdenburgh c.s., hebben een meerjarencontract gesloten met [X] Schilders B.V. voor schilderwerk aan een monumentaal pand. De overeenkomst, die op 2 maart 2015 werd gesloten, omvatte onderhoud en herstel van het buitenschilderwerk voor een periode van 10 jaar. De appellanten hebben hun betalingsverplichtingen niet nagekomen, wat leidde tot een ontbinding van de overeenkomst door de aannemer, [X]. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van [X] toegewezen, waarbij Aerdenburgh c.s. zijn veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 34.961,74, vermeerderd met rente en proceskosten. In hoger beroep hebben Aerdenburgh c.s. veertien grieven ingediend, onder andere over de feitenvaststelling door de rechtbank en de kwaliteit van het geleverde werk. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat [X] ontvankelijk is in haar vordering en dat Aerdenburgh c.s. hun verweren onvoldoende hebben onderbouwd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de grieven van Aerdenburgh c.s. af. De proceskosten in hoger beroep worden aan Aerdenburgh c.s. opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.261.906/01
zaaknummer/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/267709/HA ZA 17-856
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 mei 2020
inzake
AERDENBURGH MONUMENTEN B.V.,
gevestigd te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal,
AERDENBURGH BEHEER B.V.,
gevestigd te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal,
appellanten,
advocaat: mr. M. Drolsbach te Tiel,
tegen
[X] SCHILDERS B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.J.F. Voss te Zaandam.
Appellanten worden hierna gezamenlijk Aerdenburgh c.s. en ieder afzonderlijk Aerdenburgh Monumenten respectievelijk Aerdenburgh Beheer genoemd. Geïntimeerde wordt aangeduid als [X] .

1.Het geding in hoger beroep

Aerdenburgh c.s. zijn bij dagvaarding van 27 juni 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 3 april 2019, onder bovenvermeld zaaknummer/rolnummer gewezen tussen [X] als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en Aerdenburgh c.s. als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Aerdenburgh c.s. hebben in hoger beroep hun eis vermeerderd en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [X] zal afwijzen, hun reconventionele vorderingen (voor zover niet ingetrokken) zal toewijzen, en voorts de overeenkomst tussen Aerdenburg Monumenten en [X] zal ontbinden en [X] zal veroordelen tot terugbetaling aan Aerdenburg Beheer van hetgeen zij uit hoofde van het bestreden vonnis aan haar heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2019, met beslissing over de proceskosten.
[X] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Aerdenburgh c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.

2.Feiten

2.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.27 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil (met dien verstande dat Aerdenburgh c.s. blijkens hun eerste grief de vaststelling onvolledig vinden, waarop het hof hierna terug komt). Ook het hof zal van die feiten uitgaan, voor zover in hoger beroep nog van belang. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
2.2
[X] oefent een schildersbedrijf uit.
2.3
Aerdenburgh Beheer is bestuurder en enig aandeelhouder van Aerdenburgh Monumenten. [A] en zijn echtgenote, [B] , zijn indirect bestuurder van Aerdenburgh Beheer.
2.4
Bij overeenkomst van 2 maart 2015 (hierna: de overeenkomst) heeft Aerdenburgh Monumenten aan [X] opdracht gegeven tot herstel en onderhoud van het buitenschilderwerk aan het pand aan het [adres] .
2.5
De overeenkomst luidt, voor zover hier van belang als volgt:
Artikel 1Algemeen
a. De opdrachtgever geeft hierbij het schildersbedrijf opdracht tot onderhoud en herstel van het buitenschilderwerk aan het object op adres: [adres] , volgens het aan deze overeenkomst als bijlage gehechte onderhoudsschema en werkomschrijving.
b. Het schildersbedrijf verklaart bovengenoemde werkzaamheden van de opdrachtgever te hebben aangenomen en verplicht zich op de woning van bovengenoemd adres een basissysteem van schilderwerk aan te brengen en dit te onderhouden volgens het Basisverf- en glasbestek 2006: Onderhoud en de voorschriften van de verffabrikant.Voor het jaar 2015 zal de werkomschrijving zoals vermeld in het verftechnisch advies van Sikkens Bouwverven dd 16-2-2015 worden gehanteerd, voor de overige jaren geldt de eigen werkomschrijving van [X] (…), zoals bijgevoegd.
Artikel 2Duur van de overeenkomst
a. De Overeenkomst wordt gesloten voor een tijd van 10 jaar.b. Aanvang van de werkzaamheden in het jaar 2015.c. Eindaflevering van het werk in het jaar 2024.
Artikel 3Betalingsverplichtingen
a. De opdrachtgever is voor de door het schildersbedrijf krachtens deze overeenkomst te verrichten werkzaamheden voor een periode van 10 jaar, zoals bedoeld in artikel 1 en 2 van deze overeenkomst, in totaal verschuldigd een bedrag van € 58.060,- exclusief BTW. (…)b. Het in artikel 3a genoemde bedrag zal door de opdrachtgever in 10 gelijke jaarlijkse termijnen na uitvoering van de werkzaamheden of inspectie voor dat jaar, na ontvangst van de factuur worden voldaan, elke termijn binnen 14 dagen na factuurdatum.(…)e. In bovengenoemde prijs is de eventuele reparatie van mogelijk te constateren betonrot, dan wel houtrot dan wel loskomend gevelstucwerk, dan wel het controleren en waar nodig herstellen van de dilatatievoegen, niet opgenomen, deze werkzaamheden kunnen wij, als dit door ons geconstateerd wordt, voor u verrichten in regie, dat wil zeggen; op nacalculatiebasis.(…)
Artikel 5Wijzigingen, geschillen en eventuele ontbinding van de overeenkomst
a. Wijzigingen en/of verschuivingen in het bij deze overeenkomst behorende onderhoudsschema en/of werkomschrijving, dan wel verftechnisch advies die door eventuele bijzondere omstandigheden wenselijk of noodzakelijk geacht worden, mogen slechts worden doorgevoerd na overleg tussen opdrachtgever en schildersbedrijf en in geval dat een verftechnisch advies bij de overeenkomst behoort: de verfleverancier.b. Indien de toestand van het schilderwerk van een bepaald jaar gedurende de looptijd van deze overeenkomst hiertoe aanleiding geeft, kunnen opdrachtgever en schildersbedrijf in gezamenlijk overleg besluiten de werkzaamheden voor dat jaar te verschuiven naar een volgend jaar, zonder eventuele kostenverhoging.(…)d. Deze overeenkomst kan door het schildersbedrijf zonder inachtneming van enige termijn en zonder rechterlijke tussenkomst worden opgezegd bij verkoop door opdrachtgever van het perceel / gebouw waaraan op grond van deze overeenkomst door het schildersbedrijf werkzaamheden worden verricht en tevens in geval van surséance van betaling, dan wel faillissement en/of bedrijfsbeëindiging van opdrachtgever. Verplichtingen van opdrachtgever zullen in die gevallen geheel en onmiddellijk opeisbaar zijn.De restantschuld is tevens in zijn geheel en onmiddellijk opeisbaar indien:- opdrachtgever gedurende ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van het vervallen termijnbedrag en na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in het nakomen van zijn verplichtingen.(…)e. Deze overeenkomst kan door opdrachtgever zonder inachtneming van enige termijn schriftelijk worden opgezegd. In geval van vroegtijdige beëindiging van deze overeenkomst door opdrachtgever is opdrachtgever gehouden aan het schildersbedrijf te betalen het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en het reeds uitgevoerde werk en een vergoeding wegens (administratie)kosten van 10% exclusief BTW over het op dat moment nog uit te voeren werk tot einde contractdatum.
(…)
2.6
Het bij de overeenkomst behorend Technisch Advies van Sikkens d.d. 16 februari 2015 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Hout, Bestaand, BuitenKozijnen, ramen en deuren.
InspectieresultatenHet schilderwerk verkeert in een matige staat. Er zijn diverse gebreken aangetroffen zoals intercoat onthechting en door houtrot aangetaste houtendelen. De zon belaste delen zijn voornamelijk mat geslagen. De ramen zijn voorzien van enkel glas waardoor mogelijk vochtbelasting door condensvorming aan de binnenzijde aan de orde is.(…)
Steen, Bestaand, BuitenGevels.
InspectieresultatenDe aanwezige gevel afwerking vertoont plaatselijk gebreken. De voornaamste gebreken, scheuren en barsten, komen vanuit de ondergrond. Plaatselijk zal de onthechtende of aangetaste stuclaag hersteld moeten worden. Door de aangetroffen gebreken die voorkomen uit een hoge vochtbelasting, wordt een “damp open” verfsysteem geadviseerd. (…)
2.7
Op de overeenkomst zijn voorts van toepassing verklaard de Algemene Voorwaarden Zakelijke Markt voor het AF-erkende schilders-, behangers- en glaszetbedrijf in Nederland (hierna: de algemene voorwaarden). Artikel 10 lid 2 van de algemene voorwaarden bepaalt dat de opdrachtgever vanaf het moment van in verzuim treden (veertien dagen na factuurdatum) een rente van 1,5% per maand over het opeisbare bedrag verschuldigd is.
2.8
Bij brief van 29 mei 2015 heeft [X] , voor zover hier van belang, het volgende aan [A] meegedeeld:
(…) Uw vraag: wat zijn de kosten van uitvoering van de eerste schildersbeurt voor [adres] , conform het Sikkens advies dd 16-2-2015. Deze bedragen € 34.700,-. (…)
2.9
Eind 2015 heeft [A] zich uit de onderneming terug getrokken en de leiding overgedragen aan zijn dochter, [C] .
2.1
Bij brief van 2 december 2015 heeft [X] , voor zover hier relevant, het volgende aan [C] geschreven:
(…) Ten behoeve van een bestendige bedrijfsvoering vragen wij de bestuurder van een besloten vennootschap normaliter als natuurlijk persoon garant te staan voor de nakoming van de verplichtingen van de besloten vennootschap mee. U heeft mondeling aangegeven dat dit bij de Overeenkomst niet tot de mogelijkheden behoort.
Daarom vragen wij u hierbij, zoals besproken, voor akkoord te ondertekenen dat Aerdenburgh Beheer B.V. zich garant stelt voor de verplichtingen van Aerdenburgh Monumenten B.V. zoals die voortvloeien uit de Overeenkomst. Dit betekent dat Aerdenburgh Beheer B.V. alle plichten dient na te komen indien Aerdenburqh Monumenten B.V. hier na een ingebrekestelling of vanwege faillissement niet aan voldoet of kan voldoen. Tevens verklaart u als nieuwe indirecte bestuurder van Aerdenburgh Monumenten B.V. akkoord te zijn met de Overeenkomst en de verschuiving van het onderhoudsschema met één jaar naar 2016.
Na ontvangst van deze ondertekende overeenkomst zullen wij het schilderwerk in onze planning opnemen en beschouwen wij de opdracht als definitief.
2.11
[C] heeft deze brief voor akkoord getekend en geretourneerd aan [X] .
2.12
De voor 2015 geplande schilderwerkzaamheden zijn in overleg gestart in maart 2016.
2.13
Medio mei 2016 heeft [X] haar werkzaamheden moeten opschorten, aangezien de timmerman van Aerdenburgh c.s. een aantal, voorafgaand aan het schilderwerk uit te voeren, werkzaamheden nog niet had uitgevoerd en niet meer op het werk verscheen. Op verzoek van [C] heeft [X] toen haar eigen timmerman ( [D] ) ingeschakeld om de timmerwerkzaamheden af te maken, waarna verder geschilderd kon worden. Doordat [X] niet onafgebroken de werkzaamheden heeft kunnen uitvoeren is deze eerste schilderbeurt niet in juni 2016 maar eind augustus 2016 afgerond.
2.14
Op 8 september 2016 is het werk in aanwezigheid van [C] opgeleverd. [X] heeft op 27 september 2016 de eerste termijn- en meerwerknota verzonden aan Aerdenburgh Monumenten. Deze factuur werd op 14 november 2016 betaald. Omdat bleek dat in die factuur een onjuist bedrag aan btw stond vermeld heeft [X] op 17 november 2016 een creditfactuur verzonden en een gecorrigeerde factuur ad € 11.714,01, inclusief btw. Het te weinig in rekening gebrachte bedrag aan btw is in maart 2017 betaald.
2.15
Op 5 april 2017 heeft [X] een inspectieronde uitgevoerd in aanwezigheid van [B] . Bij deze gelegenheid heeft [B] geklaagd over screens die in de tuin lagen, een ontbrekende gootklos, twee kapotte ruiten en de kwaliteit van het schilderwerk.
2.16
Bij e-mail van 21 april 2017 heeft [X] , voor zover hier van belang, het volgende aan [A] meegedeeld:
In 2016 zijn wij met elkaar een schildersovereenkomst voor 10 jaar aangegaan voor het pand [adres] .Vorig jaar hebben wij de eerste zogenaamde grote schildersbeurt uitgevoerd, in samenspraak met uw dochter [C] .(…)Vervolgens zijn de werkzaamheden in samenspraak met uw dochter [C] uitgevoerd en naar tevredenheid op 8 september 2016 met haar opgeleverd.
In april jl. heeft mevrouw [B] contact met ons gezocht om het schilderwerk te bekijken. [X][hof: [X] ]
is hiervoor langs geweest voor de jaarlijkse inspectie op woensdag 5 april jl. en hierbij zijn de volgende zaken aangegeven / doorgesproken.
Sauswerk buitengevel:Mw. [B] gaf aan dat u het sauswerk kwalitatief niet goed vindt en sprak haar ongenoegen uit. Zoals door ons reeds aangegeven is hier echt sprake van een misverstand.
Er wordt stucadoorswerk verwacht terwijl wij slechts het sauswerk van de buitengevel in opdracht hebben. Als u de gevel strak wilt hebben, dan had u vooraf de gehele gevel glad moeten laten stuken door een stucadoorsbedrijf. Dan had met een gladde ondergrond ook het eindresultaat van het sauswerk strakker geweest. Je kunt niet verwachten dat een gehavende ondergrond (welke echter behoort bij een dergelijk monument) strak sauswerk als resultaat geeft.(…)Laten wij voorop stellen dat wij de opstelling van mevrouw [B] ten zeerste betreuren en als zeer onredelijk ervaren. Wij worden van zaken beschuldigd die anderen hebben gedaan[hof: [X] doelt hier op de onder 2.15 genoemde klachten van [B] ter zake van de screens, de ontbrekende gootklos en de twee kapotte ruiten]
. Ze bleek ook niet goed op de hoogte van de voorgaande communicatie/afspraken met [C] .Wij zouden graag met u, heer [A] , op korte termijn een afspraak maken om deze zaken nogmaals te bespreken, aangezien het contact met u van het begin af aan goed was.
Als bovenstaande zaken namelijk niet met u uitgesproken en toegelicht worden door ons, lijkt het ons moeizaam om op basis van goed vertrouwen de overeenkomst uit te dienen en is het wellicht wenselijk om de overeenkomst te ontbinden, waarvoor wij u de eindafrekening kunnen toesturen.
Wij zijn echter positief ingesteld en wachten graag op uw omgaande uitnodiging om de zaken door te spreken zodat we met elkaar de toekomst tegemoet kunnen gaan. (…)
2.17
Bij e-mail van 8 mei 2017 heeft [X] het volgende aan [A] meegedeeld:
Voorgaande mail hebben wij op 21 april jl. aan u verzonden, waarop geen reactie uwerzijds is gekomen.
Wel zijn wij vorige week gebeld door [E] van Sikkens Bouwverven.Naar wij begrepen heeft uw vrouw gebeld met hem om haar grieven te uiten.Tevens gaf uw vrouw aan hr [E] aan, niet met ons verder te willen, de overeenkomst te willen ontbinden en of [E] dit met ons wilde opnemen.
Wij stellen nogmaals voor om een afspraak te maken om e.e.a. door te spreken, wellicht kunnen wij nog tot elkaar komen.Hierbij wil [E] van Sikkens dan ook aanwezig zijn, samen kunnen de gevels dan ook bekeken worden.(…)De werkzaamheden zijn door ons volledig uitgevoerd conform het advies van Sikkens.
Mochten wij uiterlijk maandag 15 mei niets van u hebben vernomen, dan gaan wij er vanuit dat u geen afspraak wenst en de overeenkomst wilt ontbinden en zullen wij de eindafrekening naar u versturen per mail.
In de bijlage treft u de kosten bij ontbinding aan, die conform de overeenkomst zijn verschuldigd.nb; tevens hierbij een kopie van onze brief dd 29-5-2015 waarin aangegeven wat het jaarbedrag is voor de eerste grote schildersbeurt.
2.18
In reactie daarop heeft een andere dochter van [A] , [F] , [X] per e-mail op dezelfde datum meegedeeld dat haar vader een TIA had gehad, nog tenminste drie weken rust moest houden en zich zelf weer zou melden. Daarop heeft [X] geschreven:
(…) We zullen het uiteraard even laten rusten. Medio juni hopen wij dan weer van hem te vernemen. Veel sterkte en een spoedig herstel toegewenst.
2.19
Bij e-mail van 13 juni 2017 heeft [X] het volgende aan [A] geschreven:
Graag vernemen wij of er nog een afspraak gemaakt kan worden om de voortgang van de overeenkomst te bespreken, dan wel of u ontbinding van de overeenkomst wenst.
Mogen wij uiterlijk 19 juni a.s. van u horen?
2.2
Nadat een reactie van [A] was uitgebleven heeft [X] op 26 juni 2017 de tweede termijnnota ad € 7.070,22 inclusief btw verzonden.
2.21
Aerdenburgh Monumenten heeft op 10 juli 2017 het pand aan het [adres] in eigendom overgedragen aan Aerdenburgh Beheer voor een koopsom van € 1.500.000,-. Aerdenburgh Monumenten heeft daarbij afstand gedaan van de vordering tot betaling van de koopprijs, onder de voorwaarde dat Aerdenburgh Beheer dit bedrag in contanten aan haar schuldig erkent.
2.22
Toen de factuur van 26 juni 2017 (rov. 2.20) niet betaald werd, heeft [X] na diverse aanmaningen Aerdenburgh Monumenten op 14 september 2017 in gebreke gesteld en een termijn gesteld van acht dagen om alsnog te betalen (met een kopie aan Aerdenburgh Beheer). In de ingebrekestelling is tevens vermeld dat als het verschuldigde bedrag op 25 september 2017 niet op de bankrekening van [X] was bijgeschreven, de overeenkomst zou worden ontbonden, waarbij met toepassing van artikel 5d van de overeenkomst de eindafrekening zou worden opgemaakt.
2.23
Bij e-mail van 18 september 2017 met als kenmerk ‘factuur 2017-188 [hof: de factuur van 26 juni 2017; rov. 2.20] heeft [G] (hierna: [G] ) aan [X] bericht dat [A] met gezondheidsproblemen kampte en dat zijn echtgenote [B] hem had verzocht om enkele zaken over te nemen, waaronder die van [X] . [G] heeft verder geschreven:
Ik informeer U dus a.s. woensdagmiddag hoe en wanneer de factuur zal worden voldaan.
2.24
Bij e-mail van 20 september 2017 heeft [G] nader aan [X] onder meer bericht:
(…) ga ik wat dieper in op de omstandigheden, waarom betaling tot op heden uitbleef.
1e De directrice, Mevrouw [C] , nam ontslag per 1 januari jl. en 2e als klap op de vuurpijl nam haar secretaresse per 1 maart jl. ontslag met een enorme administratieve chaos als gevolg.(…)Ik heb met Mevr. [B] afgesproken, dat zij Uw factuur groot €7.070,22 in 3 delen aan U zal voldoen, te beginnen op 1 oktober a.s. en de laatste op 1 dec.2017 of eerder, bij eerdere verkoop van het pand.
2.25
Bij e-mail van 10 oktober 2017 heeft [X] het volgende aan [B] en aan [G] meegedeeld:
Aangezien u niet heeft voldaan aan onze ingebrekestelling van 14 september jl. (zie onze mail hiervoor), zenden wij u hierbij het kostenoverzicht bij ontbinding dd 9-10-2017 en de eindafrekening, te betalen uiterlijk 2 weken na factuurdatum.
Bij deze e-mail is een kostenoverzicht gevoegd, alsmede een factuur ad € 37.795,56 inclusief btw. Blijkens het kostenoverzicht bestaat dit bedrag uit het reeds uitgevoerde werk ad € 34.700,- exclusief btw minus het reeds betaalde jaarbedrag 2016 ad
€ 5.800,- exclusief btw, vermeerderd met 10% administratiekosten over het niet uitgevoerde werk, een en ander vermeerderd met btw.
2.26
Bij e-mail van 17 oktober 2017 13.06 uur heeft [G] aan [X] onder meer geschreven:
De zaak ligt niet makkelijk bij Aerdenburgh, maar dat zult U alwel hebben begrepen. (…) Veel financiële middelen zijn er op dit moment niet, want die zitten in de stenen en daarom is besloten tot verkoop van een paar panden over te gaan, waaronder [adres] , waaraan u gewerkt heeft.
Wij begrijpen dat wij iets moeten doen om U tevreden te stellen, maar hoe?
[G] heeft vervolgens aan [X] een voorstel gedaan.
2.27
Diezelfde middag, om 13.44 uur, heeft [X] aan [G] onder meer het volgende geschreven:
Wij begrijpen dat dit voor u een moeilijke situatie is. Wij stellen dan ook voor om een afspraak met u in te plannen, waarbij wij de overeenkomst kunnen toelichten (…)
[X] heeft vervolgens twee momenten in die week voorgesteld.
2.28
Bij e-mail van 19 oktober 2017 heeft [G] aan [X] geschreven dat hij een week weg was en pas woensdag [hof: 25 oktober 2017] terug zou zijn. [G] heeft verder geschreven:
De verkoop van het bewuste pand komt in een stroomversnelling en op 2 november hebben we daarover met de mogelijke kopers een laatste gesprek, waarbij wij het verfverhaal zullen aanhalen en dit contract zullen proberen over te hevelen of we gaan tegelijk met de deal tot afkoop van ons contract met U over.
2.29
Bij e-mail van 20 oktober 2017 heeft [X] aan [G] onder meer geschreven:
U gaat nu niet in op ons voorstel voor het plannen van een afspraak op korte termijn zodat wij het kostenoverzicht nog kunnen toelichten.
Voor alle duidelijkheid: wij hebben de overeenkomst ontbonden en de eindafrekening gestuurd. Deze kosten zijn door ons conform de overeenkomst onmiddellijk opeisbaar en dienen binnen 2 weken na factuurdatum voldaan te zijn.
Er is geen sprake van overname van de overeenkomst door een andere partij, dit achten wij ook niet wenselijk.
Mocht het bedrag dan ook niet zijn bijgeschreven op 24 oktober a.s., dan zijn wij genoodzaakt het verdere incassotraject in gang gaan zetten.
2.3
Nadat betaling was uitgebleven heeft [X] ten laste van Aerdenburgh c.s. op 3 november 2017 conservatoir beslag gelegd op het pand aan het [adres] en op 6 november 2017 onder de ABN AMRO Bank.
2.31
Op 6 januari 2018 is in het register van de Kamer van Koophandel geregistreerd dat Aerdenburgh Monumenten is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 29 december 2017.
2.32
Op verzoek van [X] heeft Sikkens op 1 juni 2018 de schilderwerkzaamheden onderworpen aan een algemene schouw. De conclusie van het naar aanleiding daarvan opgemaakte onderzoeksrapport luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
D) conclusie.
Over het algemeen is het schilderwerk degelijk uitgevoerd, waarbij er vooral schadeontstaat vanuit de constructie (gevel met constructiescheuren) en door inwerking van vocht (bij de balkons) en vocht van binnenuit (enkel glas). Deze vochtproblemen zorgen op sommige plaatsen voor “werking” (lees: scheurvorming, bladdering) van de gevels.
Het werk is uitgevoerd conform het adviesWat betreft het schilderen van een monumentaal pand is dit wat je kunt verwachten.Aangezien het pand 25 jaar lang matig tot slecht is onderhouden en nu weer een grondige schildersbeurt heeft gehad, is het logisch dat de ondergrond zich “zet”. Dit uit zich in droogtescheurtjes.
Op een aantal punten dient er herstel plaats te vinden van het schilderwerk. Zodra deze punten zijn uitgevoerd, dan is het schilderwerk conform meerjaren advies uitgevoerd.
De boven liggende problematiek zal in de toekomst telkens openbaren zodra deze problemen niet grondig worden aangepakt. Betekent dat in de gevel bouwkundige aanpassingen noodzakelijk zijn. Let wel van een oud bestaand pand kan geen nieuw pand gemaakt worden.

3.3. Beoordeling

3.1
Kort gezegd heeft [X] in eerste aanleg in conventie, voor zover in hoger beroep nog van belang, het volgende gevorderd:
1. hoofdelijke veroordeling van Aerdenburgh c.s. tot betaling van € 37.795,56, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand of gedeelte van een maand, althans met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 24 oktober 2017, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
2. (…)
3. (…)
4. veroordeling van Aerdenburgh c.s. in de kosten van het geding, daaronder begrepen de kosten van de gelegde beslagen ad € 1.155,22.
Daaraan heeft [X] ten grondslag gelegd dat Aerdenburgh Monumenten toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen en dat Aerdenburgh Beheer zich voor de nakoming van die verplichtingen garant heeft gesteld.
3.2
In reconventie hebben Aerdenburgh c.s. op hun beurt toen, voor zover in hoger beroep van belang, het volgende gevorderd:
A. te verklaren voor recht dat de garantstelling d.d. 2 december 2015 door Aerdenburgh Beheer ten behoeve van Aerdenburgh Monumenten is ontbonden althans deze ontbonden te verklaren;
B. (…)
C. (…)
D. [X] te veroordelen tot schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
met veroordeling - bij voorraad - van [X] in de kosten van het geding in conventie en in reconventie zomede in de nakosten alsmede de kosten van betekening en executie.
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank Aerdenburgh c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan [X] van een bedrag van € 34.961,74, vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% per maand of gedeelte van een maand met ingang van 24 oktober 2017, alsmede tot betaling van de beslagkosten, tot dan begroot op
€ 1.152,00. Het meer gevorderde is afgewezen.
In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen.
Aerdenburgh c.s. zijn veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie.
De rechtbank heeft daartoe, samengevat, het volgende overwogen. [X] is ontvankelijk in haar vordering jegens Aerdenburgh Monumenten, aangezien de procedure is aangevangen vóór het tijdstip van ontbinding van Aerdenburgh Monumenten en van vereffening van haar vermogen (rov. 4.3). Aerdenburgh c.s. hebben hun verweer dat het schilderwerk kwalitatief niet aan de overeenkomst beantwoordt, onvoldoende onderbouwd (rov. 4.5). [X] heeft de factuur van 26 juni 2017 niet te vroeg verzonden, gelet op artikel 3 sub b van de overeenkomst (rov. 4.7). Er is niet gebleken van schuldeisersverzuim aan de zijde van [X] en Aerdenburgh c.s. hebben hun betalingsverplichtingen ten onrechte opgeschort (rov. 4.8). Aerdenburgh c.s. hebben onvoldoende onderbouwd dat de eerste schilderbeurt niet de door [X] gestelde waarde (€ 34.700,- exclusief btw) heeft (rov. 4.9). [X] heeft de overeenkomst slechts partieel ontbonden. Op grond van de overeenkomst moet Aerdenburgh Monumenten een vergoeding betalen voor de reeds verrichte werkzaamheden. Toewijsbaar is een bedrag van (€ 34.700,- exclusief btw minus het betaalde jaarbedrag van € 5.806,- exclusief btw, is) € 34.961,74 inclusief btw (rov. 4.11). Aangezien de overeenkomst partieel is ontbonden faalt het verweer dat de garantstelling als gevolg van de ontbinding is vervallen (rov. 4.12). De door [X] gevorderde administratiekosten zijn niet toewijsbaar, omdat deze kosten enkel in rekening kunnen worden gebracht indien de opdrachtgever de overeenkomst vroegtijdig beëindigt (rov. 4.13). De gevorderde contractuele rente is toewijsbaar (rov. 4.15). Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat het grootste deel van de aangevoerde verweren wordt verworpen. De in reconventie aangevoerde grondslagen kunnen de vordering dus niet dragen (rov. 4.23), aldus de rechtbank.
3.4
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen Aerdenburgh c.s. met veertien grieven op, waarbij de veertiende grief geen zelfstandige betekenis heeft.
Feitenvaststelling door de rechtbank. Inspectie door Sikkens bij oplevering. Geen partiële maar algehele ontbinding. Grieven 1,2, en 9 .
3.5
Aerdenburgh c.s. hebben met grief 1 onder meer aangevoerd dat de rechtbank bij de feitenvaststelling ten onrechte een aantal feiten niet heeft opgenomen.
3.6
De rechter is niet gehouden om alle feiten die (volgens partijen) vaststaan, in zijn uitspraak op te nemen; hij neemt slechts die feiten op die naar zijn oordeel noodzakelijk en relevant zijn voor zijn beslissing en de motivering daarvan. Naar het oordeel van het hof is aan dit vereiste voldaan, terwijl Aerdenburgh c.s. niet hebben gesteld dat de wel opgenomen feiten onjuist zijn. Overigens zijn de door Aerdenburgh genoemde feiten ten dele al onder de feiten opgenomen (rov. 2.5 en 2.26 vonnis rechtbank en hiervoor rov. 2.6 en 2.32) en staan die voor het overige niet tussen partijen vast.
3.7
Aerdenburgh c.s. hebben in de toelichting op deze grieven verder aangevoerd dat een inspectie door Sikkens bij oplevering van het werk deel uitmaakt van hetgeen partijen zijn overeengekomen. Omdat Sikkens niet bij de oplevering aanwezig was, is [X] toen meteen in verzuim komen te verkeren. Het oudste verzuim lag aldus aan de kant van [X] . Verder heeft [X] geweigerd om de in april 2017 gemelde tekortkomingen te herstellen. Aerdenburgh c.s. hebben de door [X] ingeroepen algehele ontbinding als feit geaccepteerd, maar niet de gronden waarop die ontbinding was ingeroepen. De rechtbank heeft een verrassingsbeslissing gegeven en is buiten de rechtsstrijd van partijen getreden door te overwegen dat de rechtbank begreep dat [X] een partiële ontbinding had bedoeld. Aerdenburgh c.s. hebben zich daarom genoodzaakt gezien hun eis in reconventie te vermeerderen [hof: zie hiervoor rov. 3.4 onder 1]. Hoe dan ook kan van hen niet worden verlangd de volle prijs te voldoen voor een onvolkomen prestatie, aldus Aerdenburgh c.s.
3.8
Aerdenburgh c.s. leggen niet uit waar in de overeenkomst [X] zou worden verplicht de oplevering in aanwezigheid van Sikkens te laten plaatsvinden. Een dergelijke verplichting is daarin niet te lezen, noch in het bij het verftechnisch advies van 16 februari 2005 gevoegde formulier voor een opleveringsrapport, waarnaar Aerdenburgh c.s. in dit verband hebben verwezen. Integendeel zelfs; dat formulier dient blijkens de tekst ondertekend te worden door de schilder en de opdrachtgever en vervolgens te worden verzonden aan Sikkens. Verder heeft [X] onvoldoende betwist aangevoerd dat, omdat [C] ten tijde van de oplevering tevreden was met het resultaat, er geen reden was om Sikkens bij de oplevering te betrekken. Dat laatste gebeurt volgens [X] alleen indien de opdrachtgever niet tevreden is, terwijl het voor de garantie van [X] op het schilderwerk en van Sikkens op de kwaliteit van de geleverde verf niet uitmaakt of Sikkens wel of niet bij de oplevering aanwezig is. Het hof verwerpt dan ook het verweer van Aerdenburgh c.s. dat [X] reeds in verzuim kwam te verkeren door Sikkens niet bij de oplevering te betrekken.
3.9
Het hof volgt Aerdenburgh c.s. evenmin in hun betoog dat [X] de overeenkomst algeheel heeft ontbonden (en dat de rechtbank buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden door te oordelen dat [X] partieel heeft ontbonden). Dat [X] heeft bedoeld de overeenkomst op te zeggen c.q. partieel, namelijk voor de toekomst, te ontbinden, blijkt reeds voldoende uit de aankondiging door [X] bij brief van 14 september 2017 (rov. 2.22), dat indien Aerdenburgh Monumenten met betaling in gebreke zou blijven, [X] met toepassing van artikel 5d van de overeenkomst (rov. 2.5) de eindafrekening zou opmaken. Artikel 5d van de overeenkomst regelt de opzegging van de overeenkomst door [X] . Dat [X] in die brief ook rept van ‘ontbinden’, neemt haar hiervoor genoemde bedoeling niet weg. De verwijzing naar artikel 5d van de overeenkomst is – ook voor Aerdenburgh c.s. – duidelijk genoeg. Toen die eindafrekening vervolgens op 10 oktober 2017 door [X] werd verzonden (rov. 2.25), is daarbij verwezen naar de ingebrekestelling van 14 september 2017. Tijdens de comparitie bij de rechtbank is nog eens toegelicht dat [X] het weliswaar ‘ontbinding’ heeft genoemd, maar geen jurist is en de overeenkomst feitelijk heeft opgezegd. Dat Aerdenburgh c.s. dat ook zo hebben begrepen kan overigens tevens worden afgeleid uit haar tweede ‘nadere akte’ van 4 september 2018 (randnummer 1.2.1
De vordering van [X] (…) betreft het ‘restantbedrag’ van de meer-jaren-overeenkomst, (…). [X] baseert die vordering op artikel 5d en 5e van de overeenkomst).
Geen deugdelijke uitvoering door [X] ? Waarschuwingsplicht [X] . Grieven 3 tot en met 6.
3.1
Samengevat hebben Aerdenburgh c.s. het volgende betoogd. Dat [C] destijds niet over de uitvoering van het werk heeft geklaagd, mag zo zijn, maar de gebreken in het werk hebben zich pas na enige maanden gemanifesteerd. [X] heeft zich in april 2017 erop beroepen dat het een oud pand is dat achterstallig onderhoud vertoonde, maar dan had [X] Aerdenburgh c.s. daarvoor moeten waarschuwen. Door dat niet te doen heeft [X] haar waarschuwingsplicht geschonden. Uit het rapport van Sikkens van 1 juni 2018 blijkt van zodanige gebreken in het werk dat het niet conform het meerjarenadvies is uitgevoerd. Die gebreken blijken ook uit door Aerdenburgh c.s. in eerste aanleg overgelegde foto’s. De opdracht hield in: het naar maatstaven van goed en deugdelijk werk uitvoeren van groot onderhoud aan een monument, waarbij tevens het achterstallig onderhoud en de gevolgen daarvan duurzaam ondervangen moesten worden. [X] noch Sikkens hebben vooraf erop gewezen dat er naast of voorafgaand aan de werkzaamheden meer ingrijpende werkzaamheden aan de ondergrond van het pand vereist waren om het terugkomen van de gebreken duurzaam tegen te gaan. Ook daarmee staat vast dat [X] niet die prestatie heeft geleverd die Aerdenburgh c.s. op grond van hetgeen partijen waren overeengekomen mochten verwachten. De rapportage van Sikkens van 1 juni 2018 betrof geen daadwerkelijk diepgaande controle op het zijn uitgevoerd van het werk conform het verftechnisch advies van 16 februari 2015. Het onderzoek is niet in opdracht van beide partijen uitgevoerd. Om deze reden hebben zij bij de rechtbank aangedrongen op een bewijsopdracht aan [X] , dan wel een deskundigenonderzoek ter vaststelling van de kwaliteit van het werk, aldus Aerdenburgh c.s.
3.11
Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat de eerste schilderbeurt op 8 september 2016 is opgeleverd in aanwezigheid en naar tevredenheid van [C] , die namens Aerdenburgh c.s. bij oplevering aanwezig was. Verder staat vast dat de zeven maanden later door [B] geuite klachten gemotiveerd door [X] zijn weerlegd in haar e-mail van 21 april 2017 (rov. 2.16) en dat Aerdenburgh c.s. daarop niet meer zijn teruggekomen en evenmin zijn ingegaan op het voorstel van [X] om te overleggen en het schilderswerk in aanwezigheid met Sikkens te bekijken. Verder blijkt uit de namens Aerdenburgh c.s., althans namens Aerdenburgh Monumenten door [G] in september en oktober 2017 aan [X] verzonden berichten in het geheel niet van ontevredenheid omtrent het door [X] uitgevoerde werk. Integendeel, in die reacties is uitgelegd dat de betalingsachterstand te maken had met organisatorische en financiële problemen bij Aerdenburgh c.s. en zijn betalingstoezeggingen gedaan.
3.12
Anders dan Aerdenburgh c.s. betogen kan uit de reactie van [X] op de klachten van [B] niet worden afgeleid dat [X] , als al op haar enige herstelplicht zou rusten, weigerde te herstellen, nog daargelaten dat van een verzoek tot herstel niet is gebleken en dat [B] volgens de advocaat van Aerdenburgh c.s. niets met de zaak van doen heeft (proces-verbaal van comparitie op 4 september 2018). In haar reactie van 21 april 2017 heeft [X] er op gewezen in het geheel niet verantwoordelijk te zijn voor de screens, de gootklos en de kapotte ruiten (Aerdenburgh c.s. hebben de afgewezen vorderingen met betrekking tot de gootklos en de ruiten niet gehandhaafd) en voorts terecht erop gewezen enkel opdracht te hebben gekregen voor sauswerk van de gevel, niet voor stucadoorswerk. Dat volgt direct uit de overeenkomst (artikel 1a:
opdracht tot onderhoud en herstel van het buitenschilderwerk;artikel 1b
:Het schildersbedrijf verklaart bovengenoemde werkzaamheden van de opdrachtgever te hebben aangenomen en verplicht zich op de woning van bovengenoemd adres een basissysteem van schilderwerk aan te brengen en dit te onderhouden). Aerdenburgh c.s. lichten niet toe op grond waarvan de opdracht de door hen gestelde, veel ruimere inhoud (
het naar maatstaven van goed en deugdelijk werk uitvoeren van groot onderhoud aan een monument, waarbij tevens het achterstallig onderhoud en de gevolgen daarvan duurzaam ondervangen moesten worden) zou hebben gehad.
3.13
In het voorafgaande aan de overeenkomst gegeven verftechnisch advies van 16 februari 2015 (rov. 2.6) is gewezen op het feit dat de ramen zijn voorzien van enkel glas, waardoor er mogelijk vochtbelasting is en voorts op het feit dat de voornaamste gebreken, scheuren en barsten in de gevel vanuit de ondergrond komen. Geadviseerd is om scheuren in de gevel voorafgaand aan het sauswerk uit te hakken en te vullen. Een opdrachtgever zal begrijpen, althans zal moeten begrijpen, dat het plaatselijk vullen van scheuren in de gevel, waarna de gevel gesausd wordt, een ander resultaat geeft dan wanneer de gehele gevel eerst wordt gestuukt. Dat geldt temeer voor Aerdenburgh c.s., die zich professioneel bezig (hebben ge)houden met het beheer van monumentale panden. Dat het enkel glas en de constructie van het pand gebreken (kunnen) veroorzaken zal, naar mag worden aangenomen, Aerdenburgh c.s. ook bekend zijn geweest, in ieder geval na genoemd advies van Sikkens. Niet valt in te zien dat [X] haar waarschuwingsplicht zou hebben geschonden. Deze in artikel 7:754 BW vervatte plicht strekt niet zo ver dat indien, zoals in dit geval, de opdrachtgever ondanks de in het advies van Sikkens vermelde risico’s (enkel glas, constructie gevel) ervoor kiest te volstaan met schilderwerk en een meerjarencontract waarbij dat schilderwerk wordt bijgehouden, de aannemer ( [X] ) er nog eens expliciet voor moet waarschuwen dat bepaalde gebreken zullen kunnen terugkeren of kunnen optreden.
3.14
De conclusie van Sikkens op 1 juni 2018 is dat het werk conform het advies is uitgevoerd. Vervolgens heeft Sikkens vermeld dat op een aantal punten herstel van het schilderwerk moet plaatsvinden, waarna het schilderwerk ‘conform meerjaren advies’ is uitgevoerd. Het hof volgt Aerdenburgh c.s. niet in hun stelling dat uit dit laatste blijkt dat de eerste schilderbeurt gebrekkig is uitgevoerd. Eerstgenoemde conclusie wijst immers op het tegendeel. Veeleer ligt voor de hand dat bedoeld is dat indien op enkele – twee jaar na uitvoering van de eerste schilderbeurt geconstateerde – punten herstel van het schilderwerk zou plaatsvinden, het meerjarenadvies zou zijn uitgevoerd. [X] heeft terecht erop gewezen dat zij aan dat herstel, dat in het kader van het onderhoudscontract had kunnen worden uitgevoerd, niet is toegekomen
omdat Aerdenburgh c.s. hun betalingsverplichtingen niet nakwamen.
Ten slotte is in de door Aerdenburgh c.s. in eerste aanleg overgelegde foto’s, die volgens Aerdenburgh c.s. van 6 december 2017 dateren, evenmin een (begin van een) aanwijzing te vinden dat [X] een prestatie heeft geleverd die niet aan de overeenkomst beantwoordt.
3.15
In het licht van de gemotiveerde betwisting door [X] en gelet op voorgaande, in rov. 3.11 tot en met 3.14 uiteengezette feiten en omstandigheden hebben Aerdenburgh c.s. hun stelling dat [X] de eerste schilderbeurt gebrekkig heeft uitgevoerd, onvoldoende onderbouwd. Bewijslevering, al dan niet door middel van een deskundigenonderzoek, is dan ook niet aan de orde.
Geen jaarinspectie in april 2017. Factuur tweede termijn voortijdig. Grief 7.
3.16
Aerdenburgh c.s. hebben betoogd dat [B] in april 2017 [X] niet uitnodigde om een jaarinspectie te houden, maar om gebreken in het werk te herstellen die op het moment van oplevering niet waarneembaar waren. Verder mochten Aerdenburgh c.s. ervan uitgaan dat de tweede termijn pas één jaar na het factureren van de eerste termijn in rekening zou worden gebracht. De overeenkomst voorziet immers in betaling in tien jaarlijkse termijnen, aldus Aerdenburgh c.s.
3.17
[X] heeft erop gewezen dat zij in maart 2016 met de uitvoering van de eerste schilderbeurt is begonnen en dat zij ten gevolge van vertraging aan de zijde van Aerdenburgh Monumenten dat werk pas in augustus 2016 heeft kunnen afronden. Gelet hierop lijkt een jaarinspectie in april 2017 niet prematuur, waarbij het er naar het oordeel van het hof niet toe doet dat [X] de jaarinspectie op dat moment uitvoerde naar aanleiding van klachten van [B] . [X] heeft er verder terecht op gewezen dat zij op grond van artikel 3b van de overeenkomst de factuur van de tweede jaartermijn na de gehouden jaarinspectie mocht versturen en dat zij met verzending van die factuur op 26 juni 2017 zelfs aan de late kant was. Bovendien volgt uit de overeenkomst niet dat er hoe dan ook een vol jaar zou moeten verlopen tussen de in rekening te brengen termijnen.
Waarde van het uitgevoerde werk. Grieven 8 en 9.
3.18
Samengevat hebben Aerdenburgh c.s. aangevoerd dat het werk dat in 2020/2021 uitgevoerd zou moeten worden aanzienlijke overeenkomst vertoont met het werk dat [X] in 2016 heeft uitgevoerd, zodat de waarde van laatstgenoemd werk niet
€ 34.700,- exclusief btw kan bedragen. In ieder geval moet daarop de waarde van het niet door [X] verrichte herstel in mindering worden gebracht. Aerdenburgh c.s. hebben erop aangedrongen dat de rechtbank een deskundige opdracht zou geven de waarde van het uitgevoerde werk te bepalen, waarbij ook rekening gehouden zou moeten worden met het wegvallen van de garantie op het uitgevoerde werk en met niet deugdelijk uitgevoerde houtrotreparaties, aldus Aerdenburgh c.s.
3.19
Vast staat dat [X] in een brief van 29 mei 2015 (rov. 2.8) op verzoek van [A] heeft laten weten dat de kosten van uitvoering van de eerste schilderbeurt € 34.700,-- bedroegen. Gesteld noch gebleken is dat destijds tegen die begroting is geprotesteerd. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat [A] destijds met die begroting heeft ingestemd. Omdat evenmin van een gebrekkige uitvoering door [X] is gebleken (rov. 3.15) noch van een wegvallende garantie die de waarde van het uitgevoerde werk zou doen verminderen, heeft de rechtbank de hoogte van de voor het uitgevoerde werk te betalen vergoeding terecht begroot op
€ 34.700,- exclusief btw.
Garantstelling Aerdenburgh Beheer ontbonden. Grieven 10 en 11
3.2
Aerdenburgh c.s. hebben betoogd dat omdat [X] de overeenkomst algeheel heeft ontbonden, Aerdenburgh Beheer van haar uit de garantstelling voortvloeiende verbintenis is ontslagen. Bovendien heeft Aerdenburgh Beheer zich niet verbonden noch willen verbinden voor de nakoming van verplichtingen uit een door [X] al dan niet partieel ontbonden overeenkomst. De rechtbank heeft de garantstelling van Aerdenburgh Beheer ten onrechte niet ontbonden, aldus Aerdenburgh c.s.
3.21
Hiervoor (rov. 3.9) heeft het hof al geoordeeld dat [X] de overeenkomst niet algeheel heeft ontbonden. Het eerste argument van Aerdenburgh c.s. snijdt dus geen hout. Het tweede ook niet. Dat Aerdenburgh Beheer bedoeld zou hebben de garantie enkel te laten gelden voor het geval het meerjarencontract zou worden uitgediend, blijkt niet uit de tekst van de garantie (rov. 2.10) noch anderszins.
Contractuele rente. Grief 12.
3.22
Volgens Aerdenburgh c.s. heeft [X] de overeenkomst algeheel ontbonden, zodat ook aan de gevorderde contractuele rente de grondslag is ontvallen. Bovendien kan [X] , gelet op haar verzuimen, geen aanspraak maken op enige betaling, aldus Aerdenburgh c.s.
3.23
De aan deze grief ten grondslag gelegde argumenten zijn hiervoor al verworpen, zodat ook deze grief niet kan slagen.
Vordering jegens Aerdenburgh Monumenten niet-ontvankelijk. Grief 13.
3.24
Aerdenburgh c.s. heeft met een beroep op artikel 2:19 lid 4 BW aangevoerd dat [X] in haar vordering jegens Aerdenburgh Monumenten niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. In dit geval was er geen vereffening omdat er geen bekende baten waren; een zogenoemde ‘turbo liquidatie’. De rechtspersoon blijft dan niet voortbestaan, aldus Aerdenburgh c.s.
3.25
De grief slaagt niet. Terecht heeft de rechtbank [X] ontvankelijk geoordeeld in haar vorderingen jegens Aerdenburgh Monumenten op grond van het feit dat deze procedure is aangevangen vóórdat Aerdenburgh Monumenten is ontbonden (Hoge Raad 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9762). Voor de toepasselijkheid van deze regel is niet van belang of er wel of niet bekende baten waren en of een ‘turboliquidatie’ heeft plaatsgevonden.
Slotsom
3.26
De slotsom is dat de grieven niet slagen en de in hoger beroep door Aerdenburgh c.s. vermeerderde vorderingen niet toewijsbaar zijn. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Aerdenburgh c.s zullen als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt Aerdenburgh c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 2.020,- aan verschotten en € 1.391,- voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A. Wabeke, J.C.W. Rang en L.A.J. Dun en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2020.