Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2018. De verdachte, geboren in 1993, is beschuldigd van woninginbraak samen met een medeverdachte. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 7 augustus 2020 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.
Het hof heeft de bewijsoverwegingen van de rechtbank bevestigd, maar heeft de opgelegde straf herzien. Het hof concludeert dat de verdachte en de medeverdachte samen hebben gehandeld bij de inbraak, waarbij geld en een autosleutel zijn gestolen. De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid ter plaatse, wat het hof als bewijs voor medeplichtigheid beschouwt. De verdachte heeft een strafblad en was eerder veroordeeld voor vergelijkbare delicten.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om de gevangenisstraf te vervangen door een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 200 uren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die sinds het delict niet meer met justitie in aanraking is gekomen. De beslissing is genomen met het oog op de ernst van het feit en de recidive, maar ook op de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte.