ECLI:NL:GHAMS:2021:1451

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
23-002271-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake grootschalige vuurwerkhandel met betrekking tot dubbele strafbaarheid en specialis-generalis problematiek

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een grootschalige vuurwerkhandel waarbij de verdachte, samen met medeverdachten, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik heeft opgeslagen en verhandeld. De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld voor het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid vuurwerk, met een totaal van 11.044 kilo, en deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de illegale handel in vuurwerk. De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging vanwege de stelling van dubbele strafbaarheid, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een goed georganiseerde en omvangrijke handel in illegaal vuurwerk hebben gedreven, waarbij gebruik werd gemaakt van een netwerk van contacten en middelen om vuurwerk vanuit Duitsland naar Nederland te brengen. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld in deze organisatie, ondanks zijn verweer dat hij slechts een kleine rol had. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met een voorwaardelijk deel van 7 maanden, en heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002271-18
Datum uitspraak: 21 mei 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-846026-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep

Feit 1
In hoger beroep is door de verdediging betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging ter zake van het onder 1 ten laste gelegde voor zover dat betrekking heeft op vuurwerk waarvan niet vast staat dat het behoort tot categorie F4 omdat er – kort gezegd – geen sprake is van dubbele strafbaarheid met betrekking tot dat vuurwerk. Alleen vuurwerk van categorie F4 zou in Duitsland strafbaar zijn.
Het openbaar ministerie heeft zich, mede onder verwijzing naar de Europese regelgeving op het gebied van vuurwerk, op het standpunt gesteld dat de strafbaarstellingen in artikel 40 van het Duitse Sprengstoffgesetz en artikel 1.2.2, eerste lid, van het Nederlandse Vuurwerkbesluit, in de kern overeenkomen en hetzelfde rechtsgoed beschermen. Daarmee is voor al het ten laste gelegde vuurwerk voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid en is specificatie per soort niet nodig, zodat het openbaar ministerie ten aanzien van de gehele tenlastelegging onder 1 ontvankelijk is in de vervolging.
Het hof komt aan de beoordeling van de vraag of er in deze is voldaan aan de in artikel 7, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gestelde eis van dubbele strafbaarheid niet toe, aangezien het zich wat feit 1 betreft zal beperken tot bewezenverklaring van het tezamen en in vereniging met anderen voorhanden hebben van vuurwerk in Nederland. De verdediging heeft daarom geen belang bij dit verweer, zodat het hof bespreking daarvan en een beslissing daarop achterwege zal laten.
Feit 2
Het openbaar ministerie heeft onbeperkt appel ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal medegedeeld dat het bezwaar tegen de beslissingen van de rechtbank inzake feit 2 – partiële nietigheid van de dagvaarding en overigens ontslag van alle rechtsvervolging – niet wordt gehandhaafd. Daarmee vervalt in zoverre het belang dat het openbaar ministerie heeft bij het appel. Ook overigens is niet gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met onderzoek ter zake van dit feit. Het hof zal het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen het als feit 2 tenlastegelegde.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Namens de verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld. Van zijn kant is bij de behandeling ter terechtzitting meegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen de door de rechtbank gegeven beslissingen met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde. In zoverre heeft hij geen belang (meer) bij het hoger beroep. Nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met onderzoek ter zake van dit feit in hoger beroep, zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen het onder 2 tenlastegelegde.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof op 29 mei 2020 toegelaten wijzigingen is, voor zover nog aan de orde, aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 18 oktober 2016 te Well (gemeente Bergen) en/of te Arcen (gemeente Venlo), in ieder geval in Nederland, en/of te Kevelaer (Duitsland), tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten ongeveer 35.000 kilo, in ieder geval een hoeveelheid, vuurwerk bestaande uit onder meer:
- 9900, in ieder geval één of meer, super cobra's 6 (pag. 563), en/of;
- 1080, in ieder geval één of meer, cobra's 8 (pag. 561), en/of;
- 857, in ieder geval één of meer, flowerbeds (pag. 582-682), en/of;
- 304, in ieder geval één of meer, chinese rollen (pag. 577), en/of;
- 9368, in ieder geval één of meer, shells (pag. 565-575), en/of;
- 120, in ieder geval één of meer, Romeinse kaarsen (pag. 579), en/of;
- 192, in ieder geval één of meer, lawinepijlen (pag. 581), heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
1. Subsidiair, althans indien ter zake van het primair tenlastegelegde geen veroordeling kan/mag volgen:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 18 oktober 2016 te Well (gemeente Bergen) en/of te Arcen (gemeente Venlo), in ieder geval in Nederland, en/of te Kevelaer (Duitsland), tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis (op het gebied van professioneel vuurwerk), al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, te weten ongeveer 35.000 kilo, in ieder geval een hoeveelheid, vuurwerk bestaande uit onder meer:
- 9900, in ieder geval één of meer, super cobra’s 6 (pag. 563), en/of;
- 1080, in ieder geval één of meer, cobra’s 8 (pag. 561), en/of
- $57, in ieder geval één of meer, flowerbeds (pag. 582-682), en/of;
- 304, in ieder geval één of meer, chinese rollen (pag. 577), en/of
- 936$, in ieder geval één of meer, shells (pag. 565-575), en/of;
- 120, in ieder geval één of meer, Romeinse kaarsen (pag. 579), en/of
- 192, in ieder geval één of meer, lawinepijlen (pag. 581),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 november 2015 tot en met 18 oktober 2016 te Nieuwegein, Vianen en/of Well, in ieder geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere:
- [medeverdachte 1] , en/of;
- [medeverdachte 2] ;
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (onder meer) het (als een
ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis) binnen het grondgebied van Nederland brengen, opslaan, voorhanden hebben en/of aan een ander ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik;
4. primair
hij op of omstreeks 05 september 2016 te Wel, de gemeente Bergen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten;
- ongeveer 625 kilogram vuurwerk (lijst II), en/of;
- 108, in ieder geval één of meer, shells (36 stuks 4 inch en/of 72 stuks 3 inch), en/of;
- 100, in ieder geval één of meer, Thunder King vuurpijlen, en/of;
- 2, in ieder geval één of meer, flowerbeds (TXB 869), en/of;
- 2088, in ieder geval één of meer, Cobra's 6, en/of;
- 200, in ieder geval één of meer, Butterfly crackers, en/of;
- 1 flowerbed ( [leverancier 1] YHW 902), en/of;
- 1 flowerbed ( [leverancier 1] U32645 B),
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander of anderen ter beschikking heeft gesteld;
4. subsidiair, althans indien ter zake van het primair tenlastegelegde geen veroordeling kan/mag volgen:
hij op of omstreeks 05 september 2016 te Well, de gemeente Bergen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis (op het gebied van professioneel vuurwerk), al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, te weten;
- ongeveer 625 kilogram vuurwerk (lijst II), en/of
- 10$, in ieder geval één of meer, shells (36 stuks 4 inch en/of 72 stuks 3 inch), en/of
- 100, in ieder geval één of meer, Thunder King vuurpijlen, en/of
- 2, in ieder geval één of meer, flowerbeds (TXB 869), en/of;
- 2088, in ieder geval één of meer, Cobra's 6, en/of
- 200, in ieder geval één of meer, Butterfty crackers, en/of
- 1 flowerbed ( [leverancier 1] YHW 902), en/of;
- 1 flowerbed ( [leverancier 1] U32645 B),
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.
Het standpunt van de advocaat-generaal met betrekking tot het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde
Bij requisitoir heeft de advocaat-generaal zich, kort en zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachten het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde hebben begaan, waarbij zij van mening is dat de verdachte met zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de beschikking had over en betrokken was bij illegaal vuurwerk in twee bunkers in Kevelaer (feit 1), dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kunnen worden aangemerkt als de twee leiders van de criminele organisatie waarvan de verdachte deel uitmaakte (feit 3) en dat bij feit 4 sprake is van medeplegen door de verdachte en de beide medeverdachten.
Het standpunt van de verdediging met betrekking tot het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde
De verdediging van de drie verdachten heeft met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde - zich met instemming van de advocaat-generaal en toestemming van het hof over en weer bij elkaars pleidooi aansluitend onder overneming van de inhoud - het volgende, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd.
De verdachten moeten worden vrijgesproken van het opslaan en voorhanden hebben van het vuurwerk in de bunker met nummer [nummer 1] wegens onvoldoende bewijs.
Aangezien het aangetroffen vuurwerk niet op een eenduidige manier is geteld en gecategoriseerd, is niet duidelijk hoeveel gevaarzettend vuurwerk is aangetroffen, hetgeen tot matiging van de op te leggen straf zal moeten leiden.
Ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde dienen de verdachten te worden vrijgesproken, dan wel ontslagen te worden van alle rechtsvervolging (het hof begrijpt: in verband met specialis-generalis problematiek).
De raadsman van de verdachte heeft voorts met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, omdat hij alleen een kleine rol heeft gespeeld als ‘het broertje’ van [medeverdachte 2] en dat onvoldoende bewijs voorhanden is voor het medeplegen van het voorhanden hebben (van deze specifieke hoeveelheid) zoals tenlastegelegd.
Gelet op de kleine rol van de verdachte en de omstandigheid dat hij pas vanaf 5 september 2016 in beeld is gekomen, heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken moet worden van deelname aan de criminele organisatie zoals tenlastegelegd onder 3.
Met betrekking tot feit 4 kan volgens de raadsman niet overtuigend worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde hoeveelheid vuurwerk die onder derden is aangetroffen, noch dat hij degene is geweest die dit vuurwerk het land binnen heeft gebracht. De verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.

Redengevende feiten en omstandigheden feiten 1 primair en 3 primair

Naar aanleiding van bevindingen in meerdere opsporingsonderzoeken vanaf 2015 is het vermoeden ontstaan dat (professioneel) vuurwerk bestemd voor particulier gebruik lag opgeslagen in het [plek 1] te Kevelaer in Duitsland. Dit betreft een voormalig [plek 1] bunkercomplex. Vermoed werd dat sprake was van een groep personen die gebruik maakte van dit bunkercomplex en, voor de verkoop en overdracht van vuurwerk, gebruik maakte van vaste ontmoetingsplaatsen zoals restaurant [restaurant 1] (hierna: [restaurant 1] ). Vanaf juni 2016 zijn verschillende middelen ingezet om te onderzoeken of deze vermoedens gerechtvaardigd waren. [1]
Op 20 juni 2016 is geobserveerd dat verdachte [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 2] , hierna: [medeverdachte 2] ), samen met [naam 1] , bij [restaurant 1] was en later bij verschillende locaties van (voormalige) bunkers vlak over de Duitse grens. [2]
Op 27 juni, 1 juli en 11 augustus 2016 peilde een onder de auto van [medeverdachte 2] (een Audi met kenteken [kenteken 1] ) geplaatst baken uit bij [restaurant 1] en het bunkercomplex te Kevelaer in Duitsland. [3]
Op 20 juli 2016 is geobserveerd dat een VW Touareg met kenteken [kenteken 2] geparkeerd stond bij bunker [nummer 2] in Kevelaer, Duitsland. Dertig minuten later is gezien dat de auto geparkeerd stond bij restaurant [restaurant 1] , dat [medeverdachte 2] daar uitstapte en in het restaurant [medeverdachte 1] (het hof begrijpt, hier en later: de medeverdachte [medeverdachte 1] ) trof. [4]
Op 24 augustus 2016 stond de VW Touareg met kenteken [kenteken 2] geparkeerd bij de bunker [nummer 2] te Kevelaer. Geobserveerd is dat [medeverdachte 1] zich in/bij bunker [nummer 2] bevond en dat in zijn aanwezigheid een pallet vanuit de bunker in een vrachtwagen werd geladen. Kort daarna is gezien dat [medeverdachte 1] weer naar [restaurant 1] vertrok en later het restaurant verliet met een dubbelgevouwen envelop in zijn handen. [5]
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 2] op 31 augustus 2016 met de auto naar Polen is gereisd, daar heeft verbleven in een hotel in Wroclaw en vuurwerkleveranciers [leverancier 1] en [leverancier 2] heeft bezocht. [6] Uit de inhoud van een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn vriendin blijkt dat [medeverdachte 1] (met een andere man, hoogstwaarschijnlijk [medeverdachte 2] ) in de nacht van 31 augustus 2016 in een hotel heeft verbleven. [7] Uit het onderzoek naar de telefoon en de laptop van [medeverdachte 2] is voorts gebleken dat hij in de periode 6 juni 2016 tot en met 17 oktober 2016 in ieder geval acht keer naar Polen is gereisd. [8]
Op 5 september 2016 is geobserveerd dat de verdachte een Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 3] van verhuurbedrijf [verhuurbedrijf] overdraagt aan twee mannen op het parkeerterrein van [restaurant 1] . [9] De mannen zijn aangehouden en in deze auto is 625 kilo vuurwerk Lijst II en verder vuurwerk van Lijst III aangetroffen (zie verder onder feit 4). [10]
Vanaf 7 oktober 2016 zijn middels een OVC (opname vertrouwelijke communicatie) bevel gesprekken afgeluisterd in een vakantiehuisje van het [plek 2] te Arcen, waar [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en (in mindere mate) de verdachte verbleven. Blijkens de inhoud van de uitgewerkte gesprekken is door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en (in mindere mate) de verdachte veelvuldig gesproken over soorten vuurwerk, verkoopprijzen, bestellingen (p. 142), voorraden (p. 124 en p. 143, 144), opslag, contante geldbedragen verstoppen (p. 124 en 125), de wijze van administreren (p. 118) en het afreizen naar Polen en pallets bestellen (p. 154 en p. 143). [11]
Op 11 oktober 2016 is een gesprek afgeluisterd tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in het vakantiehuisje, over de voorraad Thunderkings en Cobra’s, [leverancier 1] , geldbedragen en het gebruik van een telefoon versus een kladblokje als agenda/administratie (p. 118).
Op 17 oktober 2016 vraagt [medeverdachte 2] in een opgenomen gesprek ‘Wat zei [leverancier 3] ?’, waarop [medeverdachte 1] antwoordt: ‘Wij zijn de grootste nu, van hun’, waarop [medeverdachte 2] zegt: ‘die bij hun kopen’ en [medeverdachte 1] antwoordt: ja (p.179). Op 17 oktober 2016 is verder een gesprek opgenomen en afgeluisterd. NN2, van wie de stem is herkend als die van de verdachte, is in gesprek met NN1, van wie de stem is herkend als die van [medeverdachte 1] . [verdachte] spreekt tegen [medeverdachte 1] over ‘je krijgt niet alle 4 en 5 inch op een pallet, was waarschijnlijk te veel’ ‘het waren twee pallets, dus ik heb die 4 inch op een andere pallet laten zetten, dan heb ik die 5 inch op die 4 inch gezet en die 4 inch overgereden’ en ‘morgenochtend effe een pallet overzetten’ (p. 178).
Bij de doorzoeking van het vakantiehuisje op 18 oktober 2016 zijn drie Blackberry telefoons aangetroffen, waarvan de inhoud toegankelijk is gemaakt en is geanalyseerd. De telefoon die werd aangetroffen in de slaapkamer van [medeverdachte 2] heeft als PGP adres [email 1] en de gebruiker is [medeverdachte 2] . De telefoon met het PGP adres [email 2] heeft als gebruiker [medeverdachte 1] . [12]
In deze twee Blackberry telefoons is het PGP adres [email 3] aangetroffen, waarvan de gebruiker de verdachte blijkt te zijn. [13] In deze drie telefoons zijn van en naar elkaar berichten aangetroffen, met als onderwerp onder meer het bijhouden van bestellingen en betaling van vuurwerk, klantenafhandeling, de afhandeling van de ‘mail’, (het verdelen van) geldbedragen, berekeningen, de bunker, het verplaatsen van voorraad. [14] In de dagen voorafgaand aan de aanhouding op 18 oktober 2016 zijn onder meer de volgende berichten uitgewisseld:
13 oktober 2016 berichten van een onbekende aan [medeverdachte 1] : ‘Yo bro 100x rollen, 15x 100sh tripelx , 15x 150sh trip, 2x c6, 2x fp3, 1x 19sh, 1x thunderking’; ‘ik ben er bro’; ‘rij gelijk naar jouw bunker toe’ (p. 567).
Op 14 oktober 2016 bericht van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] : ‘reken jij effe uit wat [naam 2] moet betalen als je thuis bent in het huisje’ en bericht van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] : ‘ja is goed doe ik’ en bericht van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] : ‘sleutel van broertje op garage leggen dan pak ik die bv papieren (p. 568 en 569).
Op 14 oktober 2016 bericht van de verdachte aan [medeverdachte 1] : ‘doen we samen die klant? Anders rij ik voor niks’ en bericht van [medeverdachte 1] aan de verdachte: ‘ja ja hij is er ook nog, ja ik wagt op je’ (p. 570).
Op 15 oktober 2016 bericht van PGP account ‘ [account] ’ aan [medeverdachte 1] : ‘goedemorgen, kom naar de bunker’, ‘100 rolle, 15x 100sh fireline’, etc (p. 573).
Op 15 oktober 2016 bericht van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] : ‘stuur even het nummer van je prepaid, ik ga zo nog een keer de mail doen’ [medeverdachte 1] geeft [medeverdachte 2] het nummer en stuurt: ‘oke txp 0100 is op c6 is op (p. 274).
Op 15 oktober 2016 bericht van [medeverdachte 2] aan de verdachte en [medeverdachte 1] : ‘Hoe gaat-ie? Opslag bijna leeg? en bericht aan [medeverdachte 2] : ‘ja gaat hard nog 2 klant dan klaar’ (p. 516).
Op 16 oktober 2016 een bericht van [medeverdachte 2] aan de verdachte: ’Dit is echt onbegonnen werk. Gwn 1 lijst met wat hun nemen. En dan de kosten uitrekenen met wat ze aflossen. Anders moet je kk veel gaan bijhouden’ en: ‘ik moet naar Polen mafkees’ (p. 519, 520).
Op 16 oktober 2016 berichten tussen [medeverdachte 2] en de verdachte: ‘ja ik heb 60 ruggen maar mee’ ‘dan ligt er nog steeds 90 ruggen bij [naam 3] he’ ‘we hadden 180 bij [naam 3] ’ ‘8500+5250 was gister aan hem gegeven’ ‘effe nog een vraag die 8500 heeft [medeverdachte 1] al? En die 5250 was dat wat op me bureau lag? Of heeft [medeverdachte 1] dat ook gister gehad? ‘ [medeverdachte 1] zegt dat jij de lijst hebt van [naam 2] wat hebben ze nou genomen?
(p. 547 en 548).
Op 16 oktober 2016 bericht van [medeverdachte 2] aan PGP adres Schatje: ‘als we alles verkopen hebben we al dik twee ton winst’ (p. 249).
Op 17 oktober 2016 bericht van [medeverdachte 2] aan een onbekend PGP adres: ‘ik moet 2x per week naar Polen vanaf nu en [medeverdachte 1] is 7 dagen per week klanten aan het helpen’ (p. 552).
Op 17 oktober 2016 berichten van de verdachte aan [medeverdachte 1] : ‘Heb 2 pallets shells overgereden met 4/5” en 2 pallets rollen’, ‘heb al gelaaien ben al bijna bij restaurant’ ‘Jo moet ik naar [naam 4] om mail te checken?;
bericht van [medeverdachte 1] aan de verdachte: ‘labomba is bij restrand ga snel daarheen’ ‘ok ik kom eraan’ bericht van verdachte aan [medeverdachte 1] : ‘maat sleutels en die afstandbediening!!! die lig in je armsteun’ (p. 536 en 537) en berichten van [medeverdachte 2] aan de verdachte: ‘heeft labomba meteen betaald wat heeft ie genomen’; de verdachte stuurt aan [medeverdachte 2] een lijst met verschillende soorten vuurwerk en het bericht: ‘Joker pijlen helemaal op nu’ (p. 538).
In de telefoon van [medeverdachte 2] is als notitie aangetroffen: ‘bunkers kijken’ en ‘Bunkers’ met daarachter verschillende adressen in Duitsland (p. 562 en 563).
Op 18 oktober 2016 is door de Duitse autoriteiten een grote hoeveelheid vuurwerk aangetroffen in twee bunkers in Duitsland, genummerd [nummer 2] en [nummer 1] , gelegen op het [plek 1] in Kevelaer, Duitsland. Het in beslag genomen vuurwerk is onderzocht. Het betreft diverse soorten professioneel vuurwerk, bestaande uit onder meer: Shells, Flowerbeds, Cobra’s (Cobra’s 6 en Cobra’s 8), Chinese rollen en Romeinse kaarsen. De Duitse autoriteiten hebben in bunker [nummer 2] een hoeveelheid van – voor zover het gewicht is vermeld – 11.044 kilo vuurwerk geteld. [15] Gezien de fotobijlage bij het proces-verbaal van onderzoek vuurwerk is sprake van een zeer grootschalige opslag van vele (pallets met) dozen met vuurwerk, afkomstig van de vuurwerkleveranciers [leverancier 2] , [leverancier 1] en [leverancier 3] (p. 492 en verder).
Op 18 oktober 2016 zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden in het genoemde vakantiehuisje van [plek 2] in Arcen. Dit huisje is tot 2 december 2016 gehuurd door [naam 5] (de vriendin van [medeverdachte 1] ). [16] Bij het vakantiehuisje is een Volkswagen Touareg met kenteken [kenteken 4] aangetroffen. Tijdens de doorzoeking van het huisje zijn sleutels en een oranje afstandsbediening gevonden. [17] Twee van deze sleutels, die zijn aangetroffen in een keukenkastje, pasten op de hangsloten van de bunkers met nummer [nummer 2] en [nummer 1] en met de oranje afstandsbediening is later de elektrische schuifdeur van bunker [nummer 2] in Duitsland geopend. [18]
In het huisje zijn voorts in de woonkamer handgeschreven lijstjes aangetroffen met namen, bedragen en vuurwerk gerelateerde woorden als pijlen en shots. In een open keukenkast van het huisje zijn 7 mobiele telefoons en 28 prepaid simkaarten gevonden. In de slaapkamer van [medeverdachte 2] zijn onder meer bestellijsten, dan wel facturen aangetroffen van het bedrijf [leverancier 1] , een Poolse vuurwerkleverancier. Deze lijsten/facturen stonden op naam van [BV] BV. [19] De optelsom van slechts enkele facturen van [leverancier 1] , gedateerd in oktober 2016, komt op een bedrag van bijna € 208.000,00. [20] Het op die lijsten/facturen genoemde vuurwerk komt voor een groot deel overeen met het vuurwerk dat is aangetroffen in de bunkers [nummer 2] en [nummer 1] in Duitsland. [21] In zijn slaapkamer is ook een laptop van het merk Acer aangetroffen, die in gebruik bleek bij [medeverdachte 2] . Op de laptop zijn onder meer catalogus/prijslijsten aangetroffen van vuurwerkleveranciers [leverancier 3] en [leverancier 1] en het websiteadres [email 4] . Vanuit dit websiteadres zijn e-mailberichten verstuurd over (de bestelling van) vuurwerk. [22]
De oprichtingsakte van [BV] BV is aangetroffen in een rugtas in een garagebox in Hei- en Boeicop. [23] Op deze locatie zijn meerdere goederen aangetroffen die zijn te herleiden naar [medeverdachte 2] , zoals een waterscooter op zijn naam die zich bevond op een trailer met kenteken [kenteken 5] , zijnde het kenteken van een Audi die ook op naam van [medeverdachte 2] staat. [24] In de rugtas zijn ook een iPad mini en een telefoon aangetroffen waarvan de inhoud, na onderzoek, is te herleiden naar [medeverdachte 2] . [25]
Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] is een contant geldbedrag gevonden van
€ 1.300,00. [26] In de woning van de verdachte zijn in zijn slaapkamer drie vuurwerk bestellijsten aangetroffen en contante geldbedragen van € 10.190,00, € 390,00, € 8.500,00 en € 300,00. [27]
De drie verdachten hebben zich steeds op hun zwijgrecht beroepen, ook ter terechtzitting in hoger beroep, met uitzondering van [medeverdachte 2] , die op 18 maart 2021 bij de raadsheer-commissaris slechts heeft verklaard over welke bunker door wie werd gebruikt.

Nadere bewijsoverwegingen feit 1 primair en feit 3 en bespreking verweren

Feit 1 primair
Bunker [nummer 1]
Hoewel aanwijzingen bestaan dat de verdachten ook betrokken waren bij de in bunker nummer [nummer 1] aangetroffen partij vuurwerk, zijn die aanwijzingen niet voldoende om tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van die partij door de drie verdachten in deze zaak te kunnen komen. Bij dat oordeel heeft het hof het volgende betrokken.
Allereerst heeft medeverdachte [medeverdachte 2] bij gelegenheid van zijn verhoor op 18 maart 2021 door de raadsheer-commissaris verklaard dat hij en zijn medeverdachten alleen de beschikking hadden over bunker nummer [nummer 2] . [naam 1] maakte gebruik van onder meer bunker [nummer 1] voor de opslag van sigaretten, [naam 6] maakte gebruik van bunker [nummer 1] voor de opslag van vuurwerk, aldus de medeverdachte [medeverdachte 2] .
In het omvangrijke dossier zijn ook aanwijzingen te vinden die erop duiden dat derden, en meer in het bijzonder [naam 6] en/of [naam 1] , te maken hadden met de vuurwerkopslag in bunkers in Kevelaer en al dan niet mede de beschikking hadden over bunker [nummer 1] en de inhoud daarvan.
De verdediging heeft geprobeerd een en ander verder inhoud te geven en heeft daartoe een verklaring achterhaald die [naam 1] als verdachte heeft afgelegd bij de FIOD op 17 februari 2017 (in een ander onderzoek). [naam 1] heeft daarin onder meer gezegd dat hij in Kevelaer twee bunkers naast elkaar heeft gehad, [nummer 2] en [nummer 1] , en dat in allebei vuurwerk is gevonden. Ook heeft hij verklaard dat hij een bunker naast de bunker van die “vuurwerkjongens” kon huren.
Naar aanleiding van de regiezitting op 29 mei 2020 en het nadere verhoor van [medeverdachte 2] op 18 maart 2021 en de pogingen van de verdediging nader materiaal te verzamelen om het standpunt van hun cliënten van substantie te kunnen voorzien, heeft de raadsheer-commissaris het openbaar ministerie schriftelijk de volgende vragen voorgelegd:
– “ “Voor de betrokkenheid van [naam 6] als ‘de grote man achter 40.000 kg vuurwerk die in 2016 in Kevelaer in beslag is genomen’ zou, als ik het goed zie, een proces-verbaal TCl PVB28ZC-31289 (d.d. 8-12-2017) aanwijzingen bevatten. Is dat proces-verbaal voor de advocaat-generaal wellicht eenvoudig te achterhalen?”;
– “ “Is het voor de politie wellicht verder mogelijk om op eenvoudige wijze te achterhalen of zij beschikt over stukken waaruit een relatie blijkt tussen [naam 6] en vuurwerkopslag in 2016 in bunker [nummer 2] en/of [nummer 1] in het complex in Kevelaer?”
Ondanks rappel is hier van de zijde van het openbaar ministerie geen inhoudelijke reactie gekomen, ook niet desgevraagd ter terechtzitting van 21 april 2021.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat te veel twijfel blijft bestaan over wie precies gebruik maakte(n) van de bunker met nummer [nummer 1] en dat daarom in dit geval de balans moet doorslaan in het voordeel van de verdachten. Het hof zal bij feit 1 alleen het voorhanden hebben van de inhoud van de bunker met nummer [nummer 2] bewezen achten.
Medeplegen
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken was bij het tenlastegelegde feit. De verdachte heeft voorafgaand aan de aanhouding met de andere verdachten verbleven in het vakantiehuisje (zij het in mindere mate dan de medeverdachten), hij heeft daar en elders gesprekken gevoerd en berichten uitgewisseld met de medeverdachten over bestellingen, het afhandelen van de klanten, het beheer en verplaatsen van de voorraad, [medeverdachte 2] ’s reizen naar Polen en (de verdeling van) contante geldbedragen en hij heeft (met [medeverdachte 1] ) klanten bediend. Hij had mede de beschikking over de sleutel van de bunker, want hij heeft op 5 september 2016 zelfstandig een klant voorzien van een lading besteld vuurwerk die hij bij de bunker heeft ingeladen, over de grens heeft vervoerd en aan de klant heeft overhandigd (feit 4). Een dag voor de aanhouding, op 17 oktober 2016, heeft hij de medeverdachten nog bericht dat hij verschillende pallets heeft ‘overgereden’. In zijn slaapkamer is meer dan € 10.000,00 aan contant geld aangetroffen.
Het hof kan uit het voorgaande niet anders concluderen dan dat de verdachte zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten bij de planning en uitvoering van de vuurwerkhandel en het daarbij behorende voorhanden hebben van vuurwerk, dat hij die handelingen heeft medegepleegd. Daarmee gaat de rol van de verdachte verder dan die van ‘het medeplichtige broertje’ van [medeverdachte 2] , zoals door de verdediging is betoogd, en daarmee is bewezen dat ook de verdachte, in dezelfde mate als de medeverdachten, de hoeveelheid vuurwerk zoals die is aangetroffen op 18 oktober 2016 in bunker [nummer 2] , voorhanden heeft gehad.
De hoeveelheid vuurwerk
De verdediging heeft vragen gesteld bij (de manier van) het tellen van het vuurwerk in deze zaken. Zij heeft de ten laste gelegde hoeveelheden betwist.
De verdediging heeft meer in het bijzonder gewezen op discrepanties enerzijds tussen de verschillende processen-verbaal van telling die zich in het dossier bevinden en anderzijds tussen de telling van het vuurwerk door de Duitse autoriteiten en de manier waarop het in de Duitse bunker aangetroffen vuurwerk in Nederland is geteld. De verdediging heeft overigens geen inhoudelijk bezwaar gemaakt tegen de Duitse tellingen en de advocaat-generaal heeft zich in haar requisitoir op het standpunt gesteld dat de Duitse telling de juiste is. Het hof zal zich daarom voor het gewicht van het in bunker [nummer 2] aangetroffen vuurwerk baseren op het aantal kilogrammen dat is vermeld op de Duitse tellijst en komt daarmee op een totaal van 11.044 kilo vuurwerk.
Kwalificatie van het vuurwerk
Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank onder het kopje ‘Professioneel vuurwerk’ (vonnis, pagina 9 en 10) gebaseerd op de regelgeving van het Vuurwerkbesluit en stelt, met de rechtbank, vast dat het vuurwerk dat is aangetroffen in bunker [nummer 2] professioneel vuurwerk betreft dat was bestemd voor de verkoop aan particulieren. Ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit is (onder meer) het voorhanden hebben van deze categorie vuurwerk verboden.
De verdediging heeft niet betwist dat het aangetroffen vuurwerk professioneel vuurwerk betreft dat was bestemd voor particulier gebruik. De verdediging heeft wel betwist dat al het vuurwerk dat kan worden aangemerkt als ‘professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik’, ook daadwerkelijk als gevaarzettend kan worden gekwalificeerd. Het hof begrijpt dit verweer – gezien punt 46 van de pleitnota van de raadsman – als gevoerd in het kader van de straf(maat) en zal dit daar nader bespreken.
Voorhanden hebben in Nederland
Het hof acht het voorhanden hebben van het vuurwerk in Nederland bewezen. Het was weliswaar fysiek opgeslagen in Duitsland, maar de verdachte en zijn medeverdachten hadden daar vanuit Nederland de beschikking en het beheer over. Het voorraadbeheer werd in Nederland gedaan, blijkens in Nederland aangetroffen lijsten, er werd gebruik gemaakt van in Nederland aangetroffen telefoons en een website met een Nederlandse naam en een Nederlandse BV en de sleutel en de afstandsbediening van bunker [nummer 2] bevonden zich in Nederland. In meer algemene zin bevond het “hoofdkwartier” van waaruit de verdachten ten tijde van het aantreffen van het vuurwerk opereerden, zich in Nederland. Aldus hadden de verdachten het in Duitsland in bunker [nummer 2] aangetroffen vuurwerk in Nederland voorhanden. Dat mogelijk ook Duitsland als pleegplaats kan gelden, doet daaraan niet af. [28]
Feit 3
Criminele organisatie
Alle genoemde redengevende feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd dwingen tot de conclusie dat de verdachten zich bezig hebben gehouden met een goed georganiseerde, omvangrijke handel in illegaal vuurwerk, waarbij grote bestellingen zijn gedaan in Polen en Italië, voorraden zijn aangelegd in Duitsland en de verkoop aan Nederlandse klanten is georganiseerd rondom [restaurant 1] .
De drie verdachten hebben in elk geval vanaf 20 juli 2016 tot 18 oktober 2016 samengewerkt, waarbij sprake was van een vaste taakverdeling; [medeverdachte 2] reisde met contanten naar Polen om daar de inkoop te doen, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hielden de voorraden bij en de bestellingen, hadden overleg over de prijzen, de betaling en de financiële administratie en de verdachte en [medeverdachte 1] onderhielden het contact met de klanten en waren verantwoordelijk voor de voorraad, de verkoop en de overdracht. De verdachten verbleven met het oog op de handel in een nabij de opslagplaats gelegen vakantiehuisje (de verdachte in mindere mate) en maakten voor overleg veelvuldig gebruik van PGP telefoons, bijnamen voor klanten en aparte benamingen of afkortingen voor de te verhandelen waar. Voorts werd gebruik gemaakt van een eigen website en was in elk geval een deel van de aangetroffen Poolse facturen gericht aan een BV waarvan de oprichtingsdocumenten bij [medeverdachte 2] zijn aangetroffen.
De kennelijk gehanteerde werkwijze was als volgt: nadat contact was gelegd met de klant en de inhoud van zijn bestelling was bepaald, werd op afspraak de auto van de klant overgenomen bij [restaurant 1] . Terwijl de klant daar wachtte, werd diens auto geladen bij de bunker, net over de grens in Duitsland. De transactie werd voltooid door de auto, geladen met vuurwerk, terug over te dragen aan de klant bij [restaurant 1] .
In het licht van de beschreven feiten en omstandigheden is tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en de verdachte sprake geweest van een samenwerkingsverband gedurende tenminste enkele maanden met een zekere duurzaamheid, structuur en taakverdeling.
De vraag of dit samenwerkingsverband moet worden gezien als een criminele organisatie moet bevestigend worden beantwoord. Dit samenwerkingsverband had immers als oogmerk de handel in illegaal vuurwerk, in welk kader het binnen het grondgebied van Nederland brengen, het voorhanden hebben en aan particulieren ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk als misdrijven werden gepleegd en waarbij elke verdachte bewust een wezenlijke rol vervulde.
De mogelijkheid dat, naast de drie verdachten, ook anderen in hun omgeving zich bezig hielden met de handel in illegaal vuurwerk, maakt het voorgaande niet anders.
Deelname verdachte
Het hof stelt voorop dat van deelname aan een criminele organisatie sprake is als uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van bepaalde misdrijven en hij, met die wetenschap, een aandeel heeft gehad in, dan wel ondersteuning heeft geboden aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. De verdachte hoeft niet in de misdrijven die de organisatie tot oogmerk heeft te hebben geparticipeerd, noch hoeft op die misdrijven zijn opzet gericht te zijn. [29]
Nu uit de onder het kopje ‘redengevende feiten en omstandigheden’ genoemde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat het samenwerkingsverband van de medeverdachten gericht was op de handel in illegaal vuurwerk en hij daadwerkelijk activiteiten heeft ondernomen die in nauw verband staan met de misdrijven die door dit samenwerkingsverband werden nagestreefd, dan wel deze misdrijven ook zelf heeft gepleegd, komt het hof tot het oordeel dat de verdachte behoorde tot dit verband en er aan heeft deelgenomen.
Het verweer van de raadsman, dat de verdachte slechts, als familielid van [medeverdachte 2] , een kleine rol heeft gespeeld in de organisatie, verwerpt het hof op grond van het voorgaande.
Periode
De handel in vuurwerk heeft zich in dit specifieke samenwerkingsverband in elk geval afgespeeld in de periode van 20 juli tot 18 oktober 2016 en de periode van deelname van ieder van de verdachten valt daarmee samen.

Redengevende feiten en omstandigheden feit 4 primair

Op 5 september 2016 is geobserveerd dat een Audi met kenteken [kenteken 5] (op naam van [medeverdachte 2] ) geparkeerd stond bij het restaurant [restaurant 1] , terwijl twee mannen op het terras van dit restaurant zaten. Voorts is gezien dat de verdachte in een Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 3] van verhuurbedrijf [verhuurbedrijf] kwam aanrijden en deze op het parkeerterrein heeft overgedragen aan de twee genoemde mannen. De mannen reden weg met de bus en de verdachte stapte in de Audi met kenteken [kenteken 5] . [30] De mannen zijn aangehouden en in de Mercedes Sprinter is 625 kilo Lijst II vuurwerk aangetroffen en Shells, Thunder King vuurpijlen, Flowerbeds, Cobra’s 6 en Butterfly crackers. [31]
De bestuurder van de Mercedes bestelbus, [naam 7] , heeft verklaard dat hij voor een ander een lading vuurwerk vervoerde, dat hij die lading heeft opgehaald in de omgeving van Nijmegen en dat de persoon daar de auto heeft meegenomen en een half uur later terugkwam. [32] De bijrijder, [naam 8] , heeft verklaard dat de bestelbus bij een restaurant in de omgeving tussen Venlo en Boxmeer door [naam 7] is overgedragen aan een andere man. Na een half uur kwam deze man terug met de bestelbus en droeg hij hem over aan [naam 7] . [33]
Uit de aangeleverde GPS gegevens van getuige [getuige] [34] , de verhuurder van de bestelbus, is gebleken dat op 5 september 2016 deze bus op de A2 bij de [tankstation] is geweest en vervolgens via Beest, Druten, Wijchen en Goch naar [restaurant 1] is gereden. Hier heeft het voertuig enige tijd stil gestaan. De bestelbus is vervolgens via Nieuw-Bergen, Wijchen en Echteld naar de [restaurant 2] langs de N237 gereden nabij Enspijk. Hier heeft het voertuig weer enige tijd stilgestaan. Vervolgens is de bestelbus weer verder gereden via Maarsbroek en heeft stilgestaan bij verzorgingsplaats Twaalfmaat gelegen langs de Rijksweg A9. Hier zijn vervolgens [naam 7] en [naam 8] aangehouden. [35]

Nadere bewijsoverwegingen feit 4 primair en bespreking verweren

Op grond van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van de feiten 1 primair, 3 en 4 primair, is bewezen dat de verdachte het in de bestelbus aangetroffen vuurwerk met dat busje vanuit Duitsland Nederland binnen heeft gebracht, waarop hij dit aan [naam 7] en [naam 8] ter beschikking heeft gesteld.
De raadsman heeft gesteld dat het dossier hiervoor wel het wettig, maar niet het overtuigend bewijs bevat. De mogelijkheid blijft open, in de visie van de raadsman, dat het vuurwerk door een ander op een ander tijdstip en een andere plaats is geleverd.
Het hof heeft, op grond van de genoemde bewijsmiddelen, ook de overtuiging gekregen dat de verdachte degene was die deze hoeveelheid vuurwerk heeft ingevoerd, voorhanden heeft gehad en ter beschikking heeft gesteld. Daarbij komt vooral betekenis toe aan de werkwijze in dit geval, die overeenkomt met de werkwijze en taakverdeling die werd gehanteerd door de eerder beschreven organisatie waarvan de verdachte deel uitmaakte, de getuigenverklaringen van [naam 7] en [naam 8] in samenhang met de tijd die de bestelbus heeft stilgestaan bij [restaurant 1] [36] (ongeveer 30 minuten, voldoende tijd voor de verdachte om heen en weer te rijden naar de bunker in Duitsland en het vuurwerk in de bus te laden) en de omstandigheid dat de verdachte bij [restaurant 1] is gezien als bestuurder van de bestelbus waarin later het vuurwerk is aangetroffen. De verdachte heeft noch bij de politie, noch gedurende het onderzoek ter terechtzitting een alternatieve verklaring gegeven voor het besturen van de bestelbus. Een mogelijk ander scenario – voor zover al door de verdediging aangedragen - is onder de gegeven omstandigheden niet aannemelijk geworden.
Betrokkenheid [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor de strafbare betrokkenheid van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij deze specifieke transactie. Weliswaar handelt de verdachte in dit geval binnen het als feit 3 genoemde samenwerkingsverband en op dezelfde manier als de verdachten overigens in dat verband werkten, maar dat is onvoldoende om bewezen te achten dat hij dit feit, dat als een afzonderlijke transactie ten laste is gelegd, samen met de medeverdachten heeft gepleegd. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het medeplegen van dit feit.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3 en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 18 oktober 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten ongeveer 11.044 kilo, bestaande uit onder meer:
Cobra's 6 en Cobra's 8 en Flowerbeds en Chinese rollen en Shells en Romeinse kaarsen, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in de periode van 20 juli 2016 tot en met 18 oktober 2016 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, binnen het grondgebied van Nederland brengen, voorhanden hebben en aan een ander ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik;
4. primair
hij op 5 september 2016 in Nederland, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten ongeveer 625 kilogram vuurwerk Lijst II en Shells (4 inch en 3 inch) en Thunder King vuurpijlen en Flowerbeds en Cobra's 6 en Butterfly crackers, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en voorhanden heeft gehad en aan een ander ter beschikking heeft gesteld.
Hetgeen onder 1 primair, 3 en 4 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die zijn opgenomen onder het kopje ‘Redengevende feiten en omstandigheden’ in samenhang met de hiervoor opgenomen nadere bewijsoverwegingen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Ontslag van alle rechtsvervolging in verband met vermeende specialis/generalis verhouding artikel 1.2.2., eerste en derde lid, Vuurwerkbesluit?
Voor zover van de zijde van de verdediging is bedoeld te betogen, in navolging van de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zijn arrest van 22 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8857), dat ten aanzien van (onderdelen van het) onder feit 1 primair ten laste gelegde in verband met specialis-generalis problematiek ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten volgen, volgt het hof dit standpunt niet. Het hof verwijst hierbij naar hetgeen de procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft gesteld in zijn conclusie van 20 april 2021 (ECLI:NL:PHR:2021:411), onder overneming daarvan.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 3 en 4 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 3 en 4 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De economische kamer van de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 180 uur, te vervangen door hechtenis voor de duur van 90 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, met zijn broer en een derde, willens en wetens begeven in een grootschalige en lucratieve handel in illegaal vuurwerk. Zo is er op één dag in ieder geval een hoeveelheid van 11.000 kilo aangetroffen die door hen op voorraad werd gehouden. Op een eerdere dag was er sprake van meer dan 625 kilo vuurwerk van verschillende soorten en categorieën, geleverd aan – kennelijk – één klant. De drie verdachten hebben aldus in een goed georganiseerd samenwerkingsverband, louter voor eigen financieel gewin, grootschalig verboden waren ingekocht en verkocht.
Op grond van de Nederlandse wet- en regelgeving mag professioneel vuurwerk niet in handen komen van personen die geen gespecialiseerde kennis hebben van dat vuurwerk. De verdachten hebben die gespecialiseerde kennis niet en de particulieren aan wie zij het vuurwerk verkochten, naar bij gebreke van aanwijzingen in andere zin moet worden aangenomen, evenmin. Het voorhanden hebben van deze categorie vuurwerk in deze enorme hoeveelheid, het verplaatsen van de voorraden, het vervoer over de weg en het ter beschikking stellen van klanten die het vervolgens verder hebben vervoerd en opgeslagen, is daarom zonder meer (levens)gevaarlijk te noemen. De enkele omstandigheid dat het vuurwerk was opgeslagen in een bunker, maakt het voorgaande niet anders. Datzelfde heeft te gelden voor de onder feit 1 bewezenverklaarde hoeveelheid professioneel vuurwerk; hoewel een minder grote hoeveelheid bewezen is verklaard dan was tenlastegelegd, blijft sprake van een zeer grote massa explosieve stoffen die, ook in delen, gevaar oplevert voor een ieder die er mee in aanraking komt.
Het hof rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan. Zijn rol lijkt weliswaar kleiner te zijn geweest dan die van de medeverdachten, maar was wel van wezenlijke betekenis. Met grootschalige vuurwerkhandel als deze is veel geld te verdienen. De verdachte heeft niet te kennen gegeven het verwijtbare en gevaarzettende van zijn handelen in te zien.
Gelet daarop en gelet op de aard en de ernst van de feiten is het hof van oordeel, dat in een geval als dit als strafmodaliteit in beginsel alleen een gevangenisstraf op zijn plaats is. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is niet alleen passend maar ook geboden, omdat van een andere strafmodaliteit onvoldoende afschrikwekkend effect uitgaat. Het hof hecht in dit geval grote waarde aan het strafdoel van de generale preventie.
De raadsman heeft het hof verzocht de verdachte een straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest van ongeveer vijf maanden. De raadsman heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd. De verdachte is nog jong, zijn voorlopige hechtenis is met ingang van 23 maart 2017 geschorst en sindsdien heeft hij geen justitie contacten meer gehad. Hij heeft een eigen bedrijfje in motoren en woont nog thuis. Met betrekking tot eventuele gevaarzetting: het vuurwerk was veilig opgeslagen in een bunker en van een deel van het vuurwerk staat niet vast of het daadwerkelijk gevaarlijk was. De raadsman heeft ten slotte gewezen op de toepasselijkheid van artikel 63 Sr en op de omstandigheid dat tegen zijn cliënt ook een ontnemingsvordering loopt.
Voor zover de verdediging heeft bedoeld aan te voeren dat in strafmatigende zin ook rekening moet worden gehouden met de vordering tot ontneming, ziet het hof daarvoor geen aanleiding. De maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is immers vooral gericht op herstel van de rechtmatige toestand in financiële zin. Het is voorts niet bekend wat de uitkomst van die procedure zal zijn. Het hof zal daarom geen rekening houden met de (uitkomst van de) ontnemingsprocedure.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 april 2021 heeft hij buiten deze zaak alleen een geldboete opgelegd gekregen in een verkeerszaak en is hij overigens niet (meer) met politie en justitie in aanraking geweest. Het hof weegt deze omstandigheid mee bij het bepalen van de straf. In het voordeel van de verdachte weegt ook mee zijn kleinere rol ten opzichte van die van de medeverdachten.
Alles in aanmerking nemende is de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat in dit geval de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. De verdachte is op 18 oktober 2016 in verzekering gesteld. Het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank dateert van 25, respectievelijk 26 juni 2018. Het hof doet uitspraak op 21 mei 2021. Bij de behandeling in hoger beroep is de redelijke termijn overschreden met ongeveer 11 maanden. Dit is reden om een korting op het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf toe te passen van drie maanden.

Beslag

Onder de verdachte zijn, gezien de beslaglijst van 14 mei 2018, de volgende geldbedragen in beslag genomen: € 10.190,00, € 390,00 en € 94,78 (nummers 1, 2 en 3 op de beslaglijst).
Het hof neemt ten aanzien van deze niet teruggegeven geldbedragen geen beslissing, nu daarop conservatoir beslag rust.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie en de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen van de rechtbank ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3 en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 3 en 4 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 3 en 4 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
7 (zeven) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.L. Bruinsma en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 mei 2021.
Mr. J.L. Bruinsma en mr. M. Jurgens zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van relaas onderzoek van 22 januari 2016 met nummer 2016074989, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 1] , Bijlagendossier 1, pagina I tot en met XIII.
2.Een proces-verbaal van observatie met nummer 20160616082A_A van 21 juni 2016, opgesteld door de daarin bij nummer aangeduide verbalisanten, Bijlagendossier 1 pagina 211 tot en met 213.
3.Een proces-verbaal van bevindingen bakengegevens met nummer 2016074989 van 5 juli 2016, opgesteld door verbalisant [verbalisant 2] , Bijlagendossier 1, pagina 169 tot en met 179 en een proces-verbaal van bevindingen reisbewegingen met nummer 2016074989 van 19 augustus 2016, opgesteld door verbalisant [verbalisant 2] , Bijlagendossier 1, pagina 187 tot en met 189.
4.Een proces-verbaal van observatie met nummer 20160616082A_B van 15 augustus 2016, opgesteld door de daarin bij nummer aangeduide verbalisanten, Bijlagendossier 1 pagina 214 tot en met 216.
5.Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van observatie met nummer 20160616082A_C van 29 augustus 2016, Bijlagendossier 1 pagina 224 tot en met 226.
6.Een proces-verbaal van relatie beslag met nummer 2016074989 van 19 januari 2017, opgesteld door [naam 9] , Bijlagendossier 1 pagina 312 tot en met 319 en een proces-verbaal van bevindingen reisbewegingen Polen voertuig [kenteken 1] met nummer 2016074989 van 8 september 2016, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 2] , pagina 190 tot en met 201.
7.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 19 januari 2017, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 3] , Bijlagendossier 1 pagina 459 tot en met 463 (bijlage: sessie 14001, gesprek op 31 augustus 2016).
8.Bijlagendossier 1, proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 19 januari 2017, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 3] , pagina 478 tot en met 481 en Bijlagen 2, proces-verbaal van bevindingen onderzoek HTC One met nummer 2016074989 van 10 januari 2017, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 4] , pagina 211 tot en met 228 (p. 214).
9.Een proces-verbaal van observatie met nummer 20160616082A_D van 5 september 2016, opgesteld door de daarin bij nummer aangeduide verbalisanten, Bijlagendossier 1 pagina 222 en 223.
10.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2016199237-33 van 23 december 2016, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 5] , dossier Balkan pagina 5 tot en met 9 en een geschrift, te weten een kennisgeving van in beslagneming met nummer PL0900-2016276354-2, dossier Balkan pagina 254 en een proces-verbaal van onderzoek aan in beslaggenomen vuurwerk met nummer PL1100-2016-199237 van 2 november 2016, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 6] , dossier Balkan pagina 118 tot en met 120 (met bijlagen).
11.Een proces-verbaal van bevindingen OVC met nummer 2016074989 van 3 januari 2017 met bijlagen, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 7] , Bijlagendossier 2 pagina 112 tot en met 157 en een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 17 januari 2017, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 8] , Bijlagendossier 2 pagina 165 tot en met 179 (met bijlagen).
12.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 2 februari 2017, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 3] , Bijlagendossier 1 pagina 837 en 838.
13.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 17 mei 2017, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 3] , Bijlagendossier 2 pagina 752 tot en met 754 (met bijlagen tot en met pagina 757).
14.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 1 juni 2017, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 3] , Bijlagendossier 2 pagina 564 en 565 ( [medeverdachte 1] , met bijlagen tot en met pagina 574) en een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 26 mei 2017, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 9] , Bijlagendossier 2 pagina 540 tot en met 542 ( [medeverdachte 2] , met bijlagen tot en met pagina 563) en een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 17 mei 2017, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 3] , Bijlagendossier 2 pagina 509 tot en met 511 (de verdachte, met bijlagen tot en met pagina 539).
15.Een proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk met bijlagen met nummer 2016074989 van 12 januari 2017, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] , Bijlagendossier 1 pagina 490 en 491, bijlagen pagina 492 tot en met 683 en een proces-verbaal inventarisatie vuurwerk met nummer 2016074989 van 19 oktober 2016, opgesteld door verbalisant [verbalisant 11] , Bijlagendossier 1 pagina 326 tot en met 329 en een geschrift, te weten een Duitse tellijst van 18 oktober 2016 van bunker [nummer 2] , bijlage bij het requisitoir en bijlage 5 bij de pleitnota van mr. Nillesen.
16.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 20 oktober 2016, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 2] , Bijlagendossier 1 pagina 237 tot en met 239 met bijlagen.
17.Een proces-verbaal van doorzoeking ter in beslagneming met bijlagen met nummer 2016074989 van 20 oktober 2016, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 12] , Bijlagen dossier 2, pagina 182 tot en met 190.
18.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 26 oktober 2016, opgemaakt door [verbalisant 12] , Bijlagendossier 1 pagina 240 tot en met 242 (met bijlagen tot en met pagina 284) en een proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL1300-2016074989-35 van 24 oktober 2016, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14] , Bijlagendossier 1 pagina 378 en 379 (bijlagen tot en met pagina 395).
19.Bijlagendossier 1, pagina 241 en 242, bijlagen p. 247 tot en met 280.
20.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 12 januari 2017, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 15] , Bijlagendossier 2, pagina [pagina's] en proces-verbaal van aanvulling met nummer 2016074989 van 19 januari 2017, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 16] , pagina 424 en 425.
21.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen met nummer 2016074989 van 13 januari 2017, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 17] , Bijlagendossier 1 pagina 883 tot en met 890.
22.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 26 oktober 2016, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 4] , Bijlagendossier 1 pagina 330 tot en met 333 (met bijlagen).
23.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 8 november 2016, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 16] , Bijlagendossier 2 pagina 327 en 328.
24.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 25 oktober 2016, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 2] , Bijlagendossier 1 pagina 320.
25.Bijlagendossier 2 pagina 279 ev en pagina 303 ev.
26.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074989 van 18 januari 2017, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 18] , Bijlagendossier 1 pagina [pagina's] .
27.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met nummer 2016074989 van 20 oktober 2016, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 19] , Bijlagendossier 2 pagina 199 tot en met 202 (met bijlagen).
28.Vgl Hoge Raad 9 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF5557.
29.Vgl onder meer Hoge Raad 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502 en Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413.
30.Een proces-verbaal van observatie met nummer 20160616082A_D van 5 september 2016, opgesteld door de daarin bij nummer aangeduide verbalisanten, Bijlagendossier 1 pagina 222 en 223.
31.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2016199237-33 van 23 december 2016, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 5] , dossier Balkan pagina 5 tot en met 9 en een geschrift, te weten een kennisgeving van in beslagneming met nummer PL0900-2016276354-2, dossier Balkan pagina 254 en een proces-verbaal van onderzoek aan in beslaggenomen vuurwerk met nummer PL1100-2016-199237 van 2 november 2016, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 6] , dossier Balkan pagina 118 tot en met 120 (met bijlagen).
32.Een proces-verbaal van verhoor van [naam 7] van 5 september 2016 met nummer PL1100-2016199237-12, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 20] , Bijlagendossier 2 pagina 429 tot en met 434.
33.Een proces-verbaal van verhoor van [naam 8] van 6 september 2016 met nummer PL1100-2016199237-19, opgesteld door de verbalisanten [verbalisant 21] en [verbalisant 22] , Bijlagendossier 2 pagina 439 tot en met 442.
34.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 23 september 2016 met nummer PL1100-2016199237-29, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 21] , dossier Balkan pagina 51.
35.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 september 2016 met nummer PL1100-2016199237-31, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 5] , dossier Balkan pagina 67.
36.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL100-2016199237-31 van 20 september 2016, opgesteld door verbalisant [verbalisant 5] , dossier Balkan pagina 67 tot en met 68.