Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“(...) Ik moet u helaas meedelen dat wij gelet op de wet- en regelgeving in casu geen ruimte zien om te oordelen dat de regeling niet kwalificeert als een RVU. (...) Dit betekent dat, indien de vrijwillig vertrekkende werknemer een uitkering mee krijgt die (nagenoeg) uitsluitend dient ter overbrugging tot aan het pensioen, de regeling voor deze werknemer in beginsel kwalificeert als een RVU (...)”
“ (...) Ik wil graag expliciet bij u onder de aandacht brengen dat de regeling geldt onder het voorbehoud dat er op individueel niveau geen sprake is van een zogenaamde Regeling Vervroegd Uittreden (RVU). (...) Mocht er wel sprake zijn van een RVU dan zullen wij in onderling overleg de mogelijkheden bekijken, zoals ook in het protocol is omschreven.”
a) De toekenning van deze VVR, inclusief de in artikel 2 opgenomen beëindigingsvergoeding, geldt onder het voorbehoud dat de beëindigingsregeling op basis van de toetsingscriteria van de Belastingdienst niet wordt aangemerkt als een Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU). Deze toetsing zal op individueel niveau plaatsvinden en zal Martinair door een fiscalist laten uitvoeren.
“(...) U hebt aangegeven geïnteresseerd te zijn in deelname aan de VVR. Zoals aangekondigd hebben wij op voorhand voor alle geïnteresseerden door een extern fiscaal adviesbureau een RVU-berekening laten maken. In uw geval is gebleken dat onverkorte toepassing van de VVR tot een RVU zou leiden. Onverkorte toepassing van de in het protocol opgenomen formule zou leiden tot een bedrag van EUR 523.403,22 bruto (...). Echter, binnen de kwantitatieve 55-jaar toets die de Belastingdienst hanteert (...) mag uw beëindigingsvergoeding maximaal EUR 298.268,78 bruto bedragen. Dit bedrag is berekend door het adviesbureau. Om u tegemoet te komen is Martinair bereid om, als uw eventuele verzoek tot deelname wordt gehonoreerd, de vergoeding vast te stellen op EUR 344.344,22 bruto. Op deze manier ontvangt u toch een (hogere) beëindigingsvergoeding en is het totaalbedrag van uw vertrek (inclusief de naheffing die Martinair van de Belastingdienst zal krijgen wegens de RVU) voor Martinair kostenneutraal. (...)”.
a) De toekenning van deze VVR, inclusief de in artikel 2 opgenomen beëindigingsvergoeding, geldt onder het voorbehoud dat de individuele beëindigingsregeling niet wordt aangemerkt als een Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU). Van een RVU is in het kader van dit protocol sprake indien niet voldaan is aan de zogenaamde kwantitatieve toets (...). Voor de vraag of voldaan is aan de kwantitatieve toets, is een complexe berekening vereist die Martinair zal laten uitvoeren door een extern bureau.
a) (…)
3.Beoordeling
de werknemer de gelegenheid is geboden om eventuele aanspraken die hij buiten de finale kwijting wil houden aan te geven, maar dat hij daar heeft uitdrukkelijk van heeft aangegeven dat deze er niet zijn en dat hij niets meer van Martinair heeft te vorderen.”Dat Martinair in hoger beroep heeft verklaard met een zodanig voorbehoud niet zou hebben ingestemd, maakt dat niet anders. Het hof acht in dit verband ook van belang dat [appellant] vrijwillig van de ontslagregeling gebruik heeft gemaakt. Hij had ook bij Martinair in dienst kunnen blijven. [appellant] heeft echter gekozen voor de regeling en is na een korte onderbreking bij een andere werkgever in dienst getreden. Naar het oordeel van het hof ziet het kwijtingsbeding daarmee ook op de situatie dat achteraf zou komen vast te staan dat, anders dan de Belastingdienst meende, de VVR regeling althans de met [appellant] getroffen regeling wel aan de kwalitatieve toets voldeed, en daarmee toetsing aan een kwantitatieve eis niet meer aan de orde was. Om die reden kent de vaststellingsovereenkomst naar het oordeel van het hof ook geen leemte. Beide partijen waren er zich van bewust, althans hadden zich er bewust van moeten zijn, dat het standpunt van de Belastingdienst over het al dan kwalificeren van de regeling als RVU niet definitief was komen vast te staan en dus de mogelijkheid bestond dat de regeling toch niet als RVU kwalificeerde.