Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
- veroordeelt verweerder tot vergoeding aan eiseres van aan de bezwaarfase toerekenbare immateriële schade, vastgesteld op een bedrag van € 833;
- veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding aan eiseres van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade, vastgesteld op een bedrag van € 1.667;
- veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 525;
- draagt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) op het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden, voor een bedrag van € 334.”
2.Feiten
(Hof leest: ZB2)(Export) no. ZB2201308020782 whereas the import of said panels from China was undertaken through ZB1(Import) no. ZB1201308020227 .
othercontainers (as the ones from China), were shipped from Port Klang Malaysia to Rotterdam, The Netherlands. Lists with dates, document numbers, container numbers and ship names are available.
3.Geschil in hoger beroep
4.Overwegingen van de rechtbank
(Hof: HR 12 augustus 2016, nr. 15/02071, ECLI:NL:HR:2016:1902)volgt dat indien er bij inspectie bij goederen geen concrete aanwijzing was te vinden dat de goederen de niet-preferentiële oorsprong China hadden, een daaropvolgende vrijgave van de goederen waarbij de douane in overeenstemming met de door de aangever opgegeven niet-preferentiële oorsprong het douanetarief heeft toegepast, niet een gedraging van de douaneautoriteiten kan zijn die vertrouwen wekt in de zin van artikel 220, lid 2, letter b van het Communautair Douanewetboek (thans artikel 119 DWU). Dit is volgens de Hoge Raad niet anders wanneer ten tijde van de invoer een onderzoek van de goederen heeft plaatsgevonden op grond van een in het algemeen bij de douane bestaand vermoeden dat door vermelding van een bepaalde (onjuiste) niet-preferentiële oorsprong antidumpingrechten worden ontweken en/of de douane na een onderzoek van de goederen, jegens de aangever niet een voorbehoud heeft gemaakt met betrekking tot de juistheid van de door hem opgegeven niet-preferentiële oorsprong. Bij de fysieke controles is in dit geval telkens vastgesteld dat geen aanwijzingen gevonden werden die met betrekking tot de ingevoerde zonnepanelen duiden op een andere oorsprong dan Maleisië. Hierdoor is geen sprake van een actieve gedraging door de douaneautoriteiten die vertrouwen kan wekken in de zin van artikel 119 DWU. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel faalt derhalve.
5.Beoordeling van het geschil
Van de overige zes aangiften is telkens één container aan een fysieke controle onderworpen. Daarbij is door de inspecteur niet geconstateerd dat de aangegeven oorsprong Maleisië onjuist was. Belanghebbende betoogt in hoger beroep dat de inspecteur had kunnen (en moeten) constateren dat het in werkelijkheid panelen van Chinese oorsprong betrof. Zij baseert dit standpunt op de foto’s die zijn gemaakt bij de fysieke controle van de aangifte met aanvaardingsdatum 11 oktober 2013 (de tweede aangifte in de reeks), met nummer [aangifte 2] . Deze aangifte betrof drie containers, waarvan er één (nr. [container 2] ) is onderzocht (zie OVP, pagina 400 e.v.). De controleopdracht luidde:
6.Kosten
7.Beslissing
H.E. Kostense en C.J. Hummel, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen, als griffier. De beslissing is op 1 november 2022 in het openbaar uitgesproken.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.