ECLI:NL:GHAMS:2023:1019

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
22/00246
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overschrijding redelijke termijn en immateriële schadevergoeding in belastingzaak

Op 20 april 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met kenmerk 22/00246, waarin belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde M. Collij, in hoger beroep ging tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 december 2021. De zaak betreft de aanmaningskosten en kosten van betekening van een dwangbevel die door de ontvanger van de Belastingdienst aan belanghebbende in rekening zijn gebracht. De ontvanger had de aanmaningskosten en kosten van betekening op nihil gesteld, maar de rechtbank verklaarde de beroepen tegen deze uitspraken ongegrond. Belanghebbende stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte geen vergoeding had toegekend voor de overschrijding van de redelijke termijn en de daarmee verbonden kostenvergoeding.

Het Hof oordeelde dat de veronderstelde spanning en frustratie van belanghebbende eindigde bij de uitspraken op bezwaar, en dat het doorprocederen over de kostenvergoeding geen voortzetting van deze spanning met zich meebracht. Het Hof concludeerde dat de redelijke termijn voor berechting niet was overschreden en dat de rechtbank terecht geen vergoeding voor immateriële schade had toegekend. Het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 22/00246
20 april 2023
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z], belanghebbende,
(gemachtigde: M. Collij)
tegen de uitspraak van 15 december 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/6468 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in de gedingen tussen
belanghebbende
en
de ontvanger van de Belastingdienst,de ontvanger.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikkingen twee keer € 7 aanmaningskosten in rekening gebracht en één keer € 63 kosten van betekening van een dwangbevel.
1.2.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de ontvanger de aanmaningskosten en kosten van betekening op nihil gesteld. Daarbij heeft de ontvanger een kostenvergoeding van € 65,25 voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand toegekend aan belanghebbende.
1.3.
De beroepen tegen die uitspraken heeft de rechtbank ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tijdig hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Desgevraagd heeft geen van beide partijen kenbaar gemaakt een zitting te wensen. Het onderzoek is op 7 april gesloten.

2.Feiten

2.1.
De ontvanger heeft het gecombineerde bezwaarschrift tegen de beschikkingen waarbij de aanmaningskosten in rekening zijn gebracht op 31 januari 2020 ontvangen. Het bezwaarschrift tegen het dwangbevel heeft de ontvanger op 21 februari 2020 ontvangen. De uitspraken op bezwaar zijn in één geschrift gedaan op 27 oktober 2020.
2.2.
Het tegen die uitspraken ingestelde beroep is op 8 december 2020 op de griffie van de rechtbank binnengekomen. In geschil was slechts de hoogte van de door de ontvanger toegekende kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Een afschrift van de op 15 december 2021 gedane uitspraak is op 17 maart 2022 aan partijen verzonden.

3.Geschil in hoger beroep

De (enige) grond van belanghebbende in hoger beroep is dat de rechtbank ten onrechte niet een vergoeding heeft toegekend voor een overschrijding van de redelijke termijn, en evenmin de kostenvergoeding die daaraan is verbonden.

4.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

4.1.
Het uitgangspunt van belanghebbende in zijn hogerberoepschrift van 18 mei 2022 is dat de veronderstelde spanning en frustratie door het geschil over de invordering van belasting pas is geëindigd bij ontvangst van de uitspraak van de rechtbank, ook al is de ontvanger bij de uitspraken op bezwaar volledig aan zijn bezwaren tegemoetgekomen. Uit het arrest van de Hoge Raad van 2 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1128, volgt echter dat dit uitgangspunt niet juist is. De bedoelde spanning en frustratie is al geëindigd door de uitspraken op bezwaar, toen aan de hoofdzaak een einde is gekomen (het juiste uitgangspunt). Het doorprocederen over de kostenvergoeding voor de bezwaarfase brengt vervolgens niet een voortzetting van de eerder ondervonden spanning en frustratie mee.
4.2.
Beoordeeld naar het juiste uitgangspunt is de redelijke termijn voor berechting niet overschreden. Dat geldt gelet op de duur van beslechting daarvan ook als het geschil bij de rechtbank over de kostenvergoeding geacht wordt tot nieuwe spanning en frustratie te hebben geleid. De rechtbank heeft daarom terecht geen vergoeding van immateriële schade, en evenmin daarmee verbonden kosten, toegekend.
4.3.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is.

5.Kosten

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. W.J. Blokland, voorzitter, M.J. Leijdekker en JP.R. van den Berg, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A.S. Roozeboom als griffier. De beslissing is op 20 april 2023 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: