ECLI:NL:GHAMS:2023:1299

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
21/01627
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijstelling van omzetbelasting voor euritmietherapeut in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 april 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een euritmietherapeut, die betoogde dat zijn diensten vrijgesteld zijn van omzetbelasting op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onder g, onder 1˚, sub a, van de Wet OB. De belanghebbende, die als euritmietherapeut werkzaam is, had over het tijdvak van 1 juli 2018 tot en met 30 september 2018 omzetbelasting voldaan, maar stelde dat deze diensten vrijgesteld zouden moeten zijn als medische handelingen. De rechtbank had eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarop hij hoger beroep instelde. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de opleiding en registratie van de belanghebbende als euritmietherapeut en de eisen die gesteld worden aan medische beroepsbeoefenaren onder de Wet BIG.

Het Hof oordeelde dat de euritmietherapie niet als een medische behandeling kan worden aangemerkt die voldoet aan de eisen voor vrijstelling van omzetbelasting. De rechtbank had vastgesteld dat de belanghebbende niet geregistreerd was als een BIG-beroepsbeoefenaar en dat zijn opleiding in Zwitserland niet gelijkwaardig was aan een Nederlandse hbo-opleiding. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet voldeed aan de vereisten voor de vrijstelling, maar erkende dat zijn combinatie van opleidingen en ervaring als orthopedagoog wel degelijk een relevante factor was. Uiteindelijk oordeelde het Hof dat de belanghebbende, op basis van zijn subsidiaire stelling, recht had op de vrijstelling van omzetbelasting, omdat zijn diensten een voldoende kwaliteitsniveau hadden.

De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het Hof verklaarde het beroep gegrond, met de beslissing dat de op aangifte voldane omzetbelasting ad € 285 moest worden teruggegeven. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 3.348.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 21/01627
13 april 2023
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. G.J. Berentschot)
tegen de uitspraak van 10 augustus 2021 in de zaak met kenmerk HAA 19/1113 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft over het tijdvak van 1 juli 2018 tot en met 30 september 2018 omzetbelasting op aangifte voldaan ten bedrage van € 285.
1.2.
De inspecteur heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar afgewezen.
1.3.
De rechtbank heeft het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tijdig hoger beroep ingesteld. Na het instellen van het hoger beroep zijn de volgende stukken ingediend:
  • een aanvulling van de gronden van het hoger beroep van belanghebbende;
  • een verweerschrift van de inspecteur;
  • een nader stuk van de inspecteur, en
  • een pleitnota van belanghebbende.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’).
“1. Eiser is sinds [datum] werkzaam als euritmietherapeut . Met de uitoefening van zijn praktijk als euritmietherapeut is eiser ondernemer in de zin van artikel 7, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB).
2. Eiser is niet geregistreerd als beoefenaar van een paramedisch beroep in de zin van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), wel is hij een geregistreerd lid van de Nederlandse Vereniging voor Euritmietherapie (NVET). Eiser heeft als geregistreerd lid van de NVET een diploma Euritmietherapie van de Freie Hochschule für Geisteswissenschaft Medizinische Sektion am Goetheanum (het Goetheanum) in het Zwitserse Dornach en een diploma medische basiskennis (sinds 2016). Daarnaast heeft eiser de opleiding Eurythmée te Parijs afgesloten met een diploma. Verder beschikt hij als NVET-lid over een hbo-diploma Docent Dans/Euritmie. Tevens is eiser als lid van de NVET aangesloten bij de Nederlandse Vereniging voor Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ).
3. Om te worden toegelaten tot de opleiding euritmietherapie dient men verplicht in het bezit te zijn van een diploma hbo Docent Dans/Euritmie dan wel een buitenlandse euritmieopleiding op bachelor-niveau te hebben voltooid. De Nederlandse hbo-opleiding heeft een studiebelasting van 240 ECTS en de buitenlandse variant ten minste 4.500 uur. Van deze laatste zijn 1.800 uren toe te rekenen aan de opleiding euritmietherapie vanwege de gezondheidskundige vakken als anatomie, ontwikkelingspsychologie en menskunde.
4. De opleiding euritmietherapie is een eenjarige voltijdsstudie gevolgd door een practicum van zes maanden en heeft een studiebelasting van 1.800 uur.
5. Ter behoud van de NVET-registratie is eiser verplicht jaarlijks tenminste 21 uur bijscholing (waarvan 40 percent medisch) te volgen en minimaal 180 patiëntencontacten te hebben. Voorts dient eiser aan de PLATO-eisen te voldoen. PLATO staat voor het Platform Onderwijs, Opleiding en Organisatie opgericht door de Rijksuniversiteit Leiden. Daarin is vastgelegd welke medische en sociale basiskennis op hbo-niveau een behandelaar moet hebben teneinde in aanmerking te komen voor vergoeding door zorgverzekeraars.
6. De NVET is een door zorgverzekeraars erkende beroepsorganisatie. Volgens de website www.zorgwijzer.nl vergoeden 26 van de 38 zorgverzekeraars (anno 2019) de behandelingen euritmietherapie verricht door NVET-geregistreerde therapeuten vanuit de aanvullende zorgverzekering. Behandelingen euritmietherapie door een geregistreerd NVET-lid worden uitsluitend op verwijzing van artsen, psychiaters en psychologen verricht. Een NVET-lid is niet bevoegd tot het stellen van diagnoses.
7. Eiser heeft tevens de volgende diploma’s behaald:
- Doctoraal Pedagogische Wetenschappen (Universiteit van Amsterdam );
- Differentiatieprogramma Orthopedagogiek;
- Postacademische opleiding antroposofische diagnostiek, gespreks- en psychotherapie;
- Pedagogische Academie, met bevoegdheid lichamelijke opvoeding (hbo).
8. Bij de onderhavige aangifte heeft eiser over zijn diensten als euritmietherapeut omzetbelasting afgedragen naar het algemene tarief. Eiser heeft tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt, zich op het standpunt stellend dat de diensten zijn vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, letter g, onder 1º, letter a, van de Wet OB (vrijstelling voor medische handelingen). Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar afgewezen.
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt de volgende feiten toe.
2.3.
De inspecteur heeft in hoger beroep een bindend advies van de ‘Omzetbelasting Kennisgroep Overheid, Vrijstellingen en Internationaal’ d.d. 31 augustus 2018 overgelegd op welk advies hij zijn standpunt in deze zaak heeft gebaseerd.
2.4.
De (heil)euritmieopleiding van de Freie Hochschule für Geisteswissenschaft Medizinische Sektion am Goetheanum in Dornach (Zwitserland) die belanghebbende heeft gevolgd, is sinds 2021 geaccrediteerd door ‘die Organisation der Arbeitswelt KomplementärTherapie’ (OdA KT). Met deze accreditatie kunnen gediplomeerde (heil)euritmietherapeuten in Zwitserland de titel van Complementair Therapeut met Federaal Diploma verwerven door het met goed gevolg afleggen van het Hohere Fachprüfung-examen.
2.5.
De opleiding bedoeld onder punt 4 van de feiten zoals door de rechtbank vastgesteld, is een kopopleiding gericht op heileuritmietherapie. Heileuritmie wordt binnen de antroposofische geneeswijze ingezet bij stoornissen aan het zenuwstelsel, aan het hart- en vaatstelsel, en bij problemen met de stofwisseling en de motoriek. Verder wordt het toegepast bij ontwikkelingsstoornissen van kinderen, personen met een beperking en ook bij psychosomatische kwalen en binnen de psychiatrie. Deze kopopleiding kan alleen worden gevolgd indien met goed gevolg de opleiding bedoeld onder punt 3 van de feiten zoals die door de rechtbank zijn vastgesteld, is afgerond. Deze opleiding is, anders dan de hiervoor genoemde kopopleiding, niet specifiek gericht op het geven van
therapeutischebehandelingen.
2.6.
De onderhavige procedure is een proefprocedure.

3.Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is in geschil of de diensten die belanghebbende verricht als heileuritmietherapeut zijn vrijgesteld voor de omzetbelasting op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onder g, onder 1˚, sub a, van de Wet OB.

4.Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft omtrent het geschil als volgt overwogen:

Algemeen, richtlijnconforme uitleg van de vrijstelling
14. Bij de beslechting van het geschil staat voorop dat de vrijstelling richtlijnconform moet worden uitgelegd waarbij het arrest HvJ EU 27 april 2006, C-443/04, ECLI:EU:C:2006:557 (“Solleveld”) richtinggevend is.
Uitgangspunt voor de beoordeling is dat vrijstellingen strikt dienen te worden uitgelegd. Het ligt op de weg van eiser om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken waaruit volgt dat de vrijstelling voor medische handelingen ook geldt voor de door hem verrichte diensten, nu verweerder de toepasselijkheid daarvan gemotiveerd heeft betwist.
15. Naar het oordeel van de rechtbank dienen de door eiser aan te voeren feiten en omstandigheden betrekking te hebben op de beantwoording van twee te onderscheiden deelvragen. In de eerste plaats de vraag of de euritmietherapie als een vorm van gezondheidskundige verzorging van de mens is te duiden. Indien deze eerste vraag bevestigend kan worden beantwoord komt aansluitend de vervolgvraag op of eiser over een zodanige beroepskwalificatie beschikt dat gewaarborgd is dat zijn behandeling een kwaliteitsniveau heeft dat gelijkwaardig is aan dat van een reguliere opgeleide met een BIG-registratie dan wel anderszins aannemelijk wordt gemaakt dat de kwaliteit daarmee vergelijkbaar is.
16. Bij het beoordelen of eiser terecht aanspraak maakt op de vrijstelling voor medische handelingen dient te worden uitgegaan van het fiscale neutraliteitsbeginsel zoals uiteengezet in het Solleveldarrest. De staatssecretaris van Financiën heeft dat arrest vertaald in het hiervoor onder 10 vermelde Besluit. Voor zover de strekking van het arrest Solleveld ruimer is gaat dat arrest voor op het Besluit.
17. Op basis van de wettekst en het Besluit moet voor toepassing van de vrijstelling de dienst voldoen aan de navolgende cumulatieve vereisten. De dienst:
- moet de gezondheidskundige verzorging van de mens betreffen;
- moet worden verricht aan een individuele patiënt, en
- moet worden verricht door medische beroepsbeoefenaren, die over beroepskwalificaties beschikken die waarborgen dat die diensten een kwaliteitsniveau hebben dat gelijkwaardig is aan het kwaliteitsniveau van een Wet BIG-beroepsbeoefenaar.
De beoordeling dient plaats te vinden vanuit het gezichtspunt van de patiënt.
18. Naar het oordeel van de rechtbank spitst het antwoord op de vraag of aan deze eisen is voldaan zich in het onderhavige geval toe op de derde eis. Worden de desbetreffende diensten verricht door medische beroepsbeoefenaren, die over beroepskwalificaties beschikken die waarborgen dat die diensten een kwaliteitsniveau hebben dat gelijkwaardig is aan het kwaliteitsniveau van een Wet BIG-beroepsbeoefenaar? Dat aan de twee eerste vereisten wordt voldaan is tussen partijen niet in geschil, met welk eensluidend standpunt van partijen de rechtbank zich verenigt nu deze niet als juridisch onjuist en van feitelijke aard moet worden geduid.
19. Euritmietherapie is - zo begrijpt de rechtbank - een antroposofische bewegingstherapie met als doel de gezondheid van de patiënt te verbeteren en het genezingsproces te ondersteunen. Daartoe wordt tijdens de therapie gebruik gemaakt van ritmische, vloeiende bewegingen, (taal)klanken en soms muziek. De therapie kan worden toegepast bij een grote verscheidenheid aan lichamelijke en psychische klachten, maar ook bij gedrags- en ontwikkelingsprogramma’s. De therapie beoogt de samenhang van lichaam en geest voor allerlei ziektebeelden te herstellen.
20. De basis van de euritmietherapie is derhalve gelegen in de dans. Dat deze dansopleiding de basis vormt voor de therapeutische behandeling acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen oordelen dat sprake is van een medische opleiding en daarop gebaseerde medische behandeling. De rechtbank acht voorts een vergelijking met behandelingen door psychologen, psychiaters, orthopedagogen en psychiatrisch verpleegkundigen en door hen verrichte handelingen niet juist. Het overleggen van verklaringen van artsen die patiënten hebben doorverwezen naar eiser kan evenmin tot een andersluidend oordeel leiden.
Ook hetgeen eiser heeft aangevoerd over de het vervolg op de bacheloropleiding docent Dans/Euritmie, namelijk het volgen van de Master Eurythmietherapie aan de Alanus Hochschule in Bonn, met een totale studieduur van 5 ½ jaar voltijds, draagt niet bij aan het slagen in het bewijs.
21. Vaststaat dat eiser niet een ingevolge de Wet BIG geregistreerde beroepsbeoefenaar is. Derhalve dient te worden beoordeeld of eiser op basis van de gelijkstelling uit hoofde van het arrest Solleveld respectievelijk het Besluit toch zijn dienstverlening op een gelijkwaardig kwaliteitsniveau verricht. Dienaangaande overweegt de rechtbank het navolgende. Eiser heeft zijn opleiding in Zwitserland genoten, welke opleiding in Nederland niet als een opleiding is aangemerkt die gelijkwaardig is met het niveau van een hbo-bachelor. De aldaar gevolgde opleiding heeft geen verklaring respectievelijk erkenning van een Nederlandse instelling zoals EP-Nuffic. Ook heeft eiser gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de Zwitserse opleiding aldaar erkend is. Voorts overweegt de rechtbank nog het navolgende.
22. Ook het bezit van een diploma medische basiskennis sinds 2016 en het daarmee voldoen aan de eisen van PLATO, naast de jaarlijkse patiëntencontacten, kunnen niet tot een andersluidend oordeel leiden. Het voldoen aan PLATO-vereisten impliceert dat euritmietherapeuten volgens de normen van zorgverzekeraars beschikking over medische basiskennis op hbo-niveau. Het enkele gegeven dat zorgverzekeraars bereid zijn een vergoeding voor deze behandeling te verstekken indien een patiënt een aanvullende verzekering heeft afgesloten - derhalve tegen een hogere premie dan voor de basisverzekering - acht de rechtbank niet van belang voor het voorliggende geschil. De rechtbank acht dat zowel op zichzelf bezien als in combinatie met de andere gevolgde opleidingen onvoldoende voor toepasselijkheid van de vrijstelling. De rechtbank merkt nog op dat eiser niet als orthopedagoog bij de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen is geregistreerd, zodat dit eiser ook niet baat.
23. Eiser heeft subsidiair nog betoogd dat de andere diploma’s die hij heeft behaald en zijn jarenlange werkzaamheden in combinatie met zijn opleiding in Zwitserland ertoe zouden moeten strekken dat hij voldoet aan de vereisten van het Besluit dan wel het arrest Solleveld. De rechtbank is van oordeel dat de aard van de verrichte handelingen door eiser in dat licht niet van aard en/of omvang verandert. Ook in zoverre faalt het beroep.
24. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”

5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

5.1.
Ingevolge artikel 132, eerste lid, aanhef en onder c, van de Btw-richtlijn verlenen de lidstaten vrijstelling voor medische verzorging in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepen als omschreven door de betrokken lidstaat.
5.2.
Artikel 11, eerste lid, aanhef en onder g, onder 1◦, sub a, van de Wet OB (tekst 2018) luidt als volgt:

1. Onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden zijn van de belasting vrijgesteld:
(…)
g. 1◦. de volgende leveringen en diensten:
a. de diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens voor beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op dit beroep gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor zover deze diensten tot het gebied van deskundigheid van dit beroep behoren en onderdeel vormen van bedoelde opleiding;”
5.3.
Uit het arrest Solleveld/Van den Hout-Van Eijnsbergen (C-443/04 en C-444/04, ECLI:EU:C:2006:257) van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat EU-lidstaten bij het verlenen van de btw-vrijstelling voor gezondheidskundige verzorging van de mens het beginsel van fiscale neutraliteit in acht moeten nemen. Bij de toepassing van die vrijstelling mag daarom geen onderscheid worden gemaakt tussen personen die dergelijke werkzaamheden uitvoeren zolang zij daarvoor - met het oog op het waarborgen van het kwaliteitsniveau - over gelijkwaardige beroepskwalificaties beschikken.
5.4.
In het besluit van 29 maart 2016, BLBK2016/433M van de staatssecretaris van Financiën (het besluit) is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
4. De gezondheidskundige verzorging van de mens door een medische beroepsbeoefenaar die niet onder de Wet BIG valt en door een Wet BIG- beroepsbeoefenaar die buiten zijn deskundigheidsgebied handelt
De gezondheidskundige verzorging van de mens door medische beroepsbeoefenaren die niet onder de Wet BIG vallen en door Wet BIG-beroepsbeoefenaren die buiten hun deskundigheidsgebied handelen, valt onder de volgende voorwaarden onder de vrijstelling:
a. de dienst door de desbetreffende medische beroepsbeoefenaar betreft gezondheidskundige verzorging van de mens (zie ook § 3.1 en § 3.2.); en
b. de desbetreffende medische beroepsbeoefenaar verricht een gezondheidskundige dienst die van een gelijkwaardig kwaliteitsniveau is als een gezondheidskundige dienst van een Wet BIG-beroepsbeoefenaar (zie § 4.1); en
c. de dienst wordt verricht aan de individuele patiënt (zie § 5).
4.1
Gelijkwaardig kwaliteitsniveau
(…)
Er is sprake van een gelijkwaardig kwaliteitsniveau als de medische beroepsbeoefenaar aantoont dat hij (minimaal) beschikt over:
1. een afgeronde op zijn beroepsuitoefening gerichte gezondheidskundige HBO-Bachelor opleiding (240 ECTS); of
2. een afgeronde gezondheidskundige beroepsopleiding gecombineerd met een andere op zijn beroepsuitoefening gerichte aanvullende gezondheidskundige opleiding. Deze combinatie van opleidingen dient eenzelfde kwaliteitsniveau te hebben als de opleiding bedoeld onder 1;
3. een afgeronde gezondheidskundige beroepsopleiding gecombineerd met relevante kennis en ervaring op het gebied van zijn beroepsuitoefening. Deze combinatie van opleiding, kennis en ervaring dient eenzelfde kwaliteitsniveau te hebben als de opleiding bedoeld onder 1.
In alle gevallen dient de medische beroepsbeoefenaar ook te beschikken over medische basiskennis (MBK) of psychosociale basiskennis (PSBK).
(…)
Als de zorgverlener in het buitenland een opleiding heeft genoten is een verklaring noodzakelijk van een daartoe erkende Nederlandse instelling (bijvoorbeeld CIBG of EP-NUFFIC) of een daarmee vergelijkbare instelling waaruit blijkt dat de buitenlandse opleiding gelijkwaardig is aan een relevante Nederlandse HBO of WO-opleiding als hiervoor bedoeld. Ook dient de zorgverlener aan te tonen dat hij beschikt over voldoende MBK of PSBK (als hiervóór bedoeld).”
5.5.
Omdat de orthopedagoog-generalist (OG) per 1 januari 2020 is opgenomen in de Wet BIG als een zogenoemd ‘artikel 3-beroep’, en tot zijn deskundigheid wordt gerekend het verrichten van onderzoek en diagnostiek en het behandelen en begeleiden van zich in een persoonlijke afhankelijkheidsrelatie bevindende personen met leer-, gedrags-, en ontwikkelingsproblemen, neemt de inspecteur in hoger beroep niet langer het standpunt in dat wanneer behandelingen zijn gericht op gedrags- en ontwikkelingsproblemen, geen sprake is van diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens. Tussen partijen is ook niet in geschil dat de behandelingen van belanghebbende worden verricht aan individuele patiënten (zie onderdeel 4 letter c van het Besluit). Evenmin is in geschil dat belanghebbende beschikt over voldoende medische basiskennis (MBK) en psychosociale basiskennis (PSBK) zoals bedoeld in het besluit. Enkel in geschil is of de diensten die belanghebbende verricht een voldoende kwaliteitsniveau hebben om voor de vrijstelling in aanmerking te komen. Meer in het bijzonder spitst het geschil zich toe op het vereiste zoals bedoeld in onderdeel 4, letter b in verbinding met onderdeel 4.1 van het besluit.
5.6.1.
Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat NVET-geregistreerde euritmietherapeuten beschikken over beroepskwalificaties die waarborgen dat de diensten van geregistreerde euritmietherapeuten een kwaliteitsniveau hebben dat gelijkwaardig is aan het kwaliteitsniveau van een Wet BIG-beroepsbeoefenaar.
5.6.2.
Belanghebbende stelt zich subsidiair op het standpunt dat in zijn specifieke geval behandelingen wel voldoen aan het vereiste gelijkwaardige kwaliteitsniveau. Dit vanwege het feit dat hij naast euritmietherapeut ook orthopedagoog is.
5.7.
Ter onderbouwing van zijn
primairestelling heeft belanghebbende het volgende aangevoerd:
De euritmietherapeuten zijn aangesloten bij een door zorgverzekeraars erkende beroepsvereniging (NVET) waaruit blijkt dat de therapeuten beschikken over zowel medische basiskennis (MBK) als specifieke beroepsgerichte kennis overeenkomend met een hbo-opleiding.
De euritmietherapeuten zijn aangesloten bij de door zorgverzekeraars erkende koepelorganisatie (NVAZ). De NVAZ waarborgt dat kwaliteit en certificering van haar leden voldoen aan minimaal dezelfde eisen als in de reguliere zorg.
Euritmietherapeuten beschikken over een hbo-opleiding docent dans/euritmie.
Euritmietherapeuten beschikken over een (door de Medizinische Sektion der Freien Hochschule für Geisteswissenschaft am Goetheanum te Dornach verzorgde) post-hbo-opleiding heileuritmie.
Bovengenoemde Zwitserse opleiding heileuritmie is blijkens haar brochure een opleiding op niveau 6/7 volgens het Europese kwalificatieraamwerk (EQF), hetgeen volgens het NUFFIC overeenkomt met bachelor-/masterniveau.
Euritmietherapie wordt vergoed bij 69% van de zorgverzekeringen.
Euritmietherapeuten zijn in het bezit van een diploma medische basiskennis (MBK), hetgeen blijkens de zogeheten PLATO-eisen betekent dat de therapeuten beschikken over medische kennis op hbo-niveau.
Euritmietherapeuten behandelen uitsluitend op doorverwijzing van artsen.
Ter behoud van de NVET-registratie bestaat een verplichting tot ten minste 21 uur jaarlijkse bijscholing (waarvan 40% medisch) en minimaal 180 patiëntencontacten.
Belanghebbende heeft jarenlange werkervaring als euritmietherapeut .
De (door de Medizinische Sektion der Freien Hochschule für Geisteswissenschaft am Goetheanum te Dornach verzorgde) heileuritmie-opleiding is sinds medio 2016 in Zwitserland geaccrediteerd bij die Organisation der Arbeitswelt Komplementär Therapie als gevolg waarvan afgestudeerden met het succesvol afleggen van één staatexamen (zonder voorafgaande opleiding) een Höhere Fachprüfung-diploma (Hbo-diploma) kunnen verkrijgen.
5.8.
Ter onderbouwing van zijn
subsidiairestelling heeft belanghebbende het volgende aangevoerd:
Hij is universitair geschoold (ortho)pedagoog (1988).
In 2001 heeft hij als aanvulling op het doctoraal examen Pedagogische Wetenschappen een differentiatieprogramma Orthopedagogiek afgerond.
Vervolgens heeft hij in de periode 2004 tot 2006 de postacademische opleiding Antroposofische diagnostische gespreks- en psychotherapie succesvol doorlopen.
5.9.
De inspecteur stelt dat deze opsomming (5.7 en 5.8) niet toereikend is om te voldoen aan het gestelde in punt 4.1 van het Besluit, omdat deze combinatie van opleidingen, kennis en ervaring niet eenzelfde kwaliteitsniveau met zich brengt als een op de beroepsuitoefening gerichte gezondheidskundige hbo-bachelor van 240 EC’s. Het Hof overweegt als volgt.
5.10.
Belanghebbende heeft als geregistreerd lid van de NVET een diploma Euritmietherapie van de Freie Hochschule für Geisteswissenschaft Medizinische Sektion am Goetheanum (het Goetheanum). Deze Hochschule is gevestigd in het Zwitserse Dornach. Dit is derhalve een in het buitenland genoten opleiding zoals bedoeld in het slot van onderdeel 4.1. van het besluit. Deze buitenlandse opleiding is niet geaccrediteerd door een daartoe erkende Nederlandse instelling maar wel (sinds januari 2021) door een buitenlandse instelling: het OdA KT (zie 2.5). De vraag rijst of het OdA KT een ‘daarmee vergelijkbare instelling’ is als bedoeld in de laatste alinea, van onderdeel 4.1 van het besluit.
5.11.
Tot de gedingstukken behoort een e-mailbericht (3 mei 2017) van het Netherlands Universities Foundation For International Cooperation (NUFFIC), een erkende Nederlandse accreditatie instelling, gericht aan de gemachtigde van belanghebbende met de volgende inhoud:

Opleidingen aan erkende Zwitserse hoger onderwijsinstellingen zijn in Nederlandse termen inderdaad doorgaans minimaal vergelijkbaar met een bachelorgraad in het hoger beroepsonderwijs. Het is echter niet mogelijk om een uitspraak te doen over de opleidingen die aan de Freie Hochschule fur Geisteswissenschaft worden gegeven. Deze instelling komt niet voor in de lijst met erkende hoger onderwijsinstellingen in Zwitserlandhttps://wwwswissuniversities.ch/de/hochschulraum/anerkannte-schweizer-hochschulen/.”
Inmiddels, zo begrijpt het Hof, komt de instelling (het Goetheanum) met ingang van 1 januari 2021 wél voor in een lijst met erkende hoger onderwijsinstellingen in Zwitserland. Maar het NUFFIC, zo heeft belanghebbende ter zitting verklaard, noch enige andere vergelijkbare Nederlandse of EU-instelling heeft daarin aanleiding gezien om de opleiding te accrediteren, terwijl weinig zicht bestaat op wat de erkenning door de OdA KT inhoudt. Erkenning door een ‘daarmee vergelijkbare instelling’ als bedoeld in de laatste alinea, van onderdeel 4.1 van het besluit is daarom niet aannemelijk. Het kan niet in het algemeen worden aangenomen dat NVET-geregistreerde euritmietherapeuten overeenkomstig het besluit beschikken over beroepskwalificaties die waarborgen dat hun diensten een kwaliteitsniveau hebben dat gelijkwaardig is aan het kwaliteitsniveau van een Wet BIG-beroepsbeoefenaar. Bij onverkorte wetstoepassing ziet het Hof evenmin grond tot een ander oordeel te komen. Het primaire standpunt van belanghebbende faalt daarom.
5.12.
Belanghebbende heeft echter meer opleiding genoten dan minimaal is vereist voor het lidmaatschap van de NVET en beschikt over een in dit verband naar ’s Hofs oordeel wel toereikende
‘afgeronde gezondheidskundige beroepsopleiding gecombineerd met een andere op zijn beroepsuitoefening gerichte aanvullende gezondheidskundige opleiding op HBO/WO niveau’als bedoeld in 4.1, punt 2 van het Besluit. Belanghebbende is naast afgestudeerd heileuritmietherapeut immers ook afgestudeerd (ortho)pedagoog en heeft daar bovenop nog aanvullende opleidingen gedaan (zie 5.8). Ter zitting heeft hij geloofwaardig verklaard dat juist door deze combinatie van opleidingen door artsen en psychiaters veel vertrouwen werd gesteld in zijn therapeutische behandelingen. In de stukken en ter zitting heeft belanghebbende ook geloofwaardig aangevoerd dan wel verklaard dat hij zijn deskundigheid als orthopedagoog gebruikt tijdens de door hem gegeven behandelingen. Dit leidt het Hof tot het oordeel dat de opleiding tot orthopedagoog behaald aan een Nederlandse universiteit in combinatie met de opleiding tot euritmietherapeut , ook al is die behaald aan een buitenlandse instelling, een toereikende combinatie vormt als bedoeld in par. 4.1, punt 2 van het besluit. Het gelijk is daarom, op grond van zijn subsidiaire stelling, aan belanghebbende.
5.13.
Bij deze stand van het geding is het verder niet in geschil dat de door belanghebbende op aangifte verschuldigde omzetbelasting in het onderwerpelijke tijdvak nihil bedraagt.
Slotsom
5.14.
Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

6.Kosten

6.1
Het Hof vindt aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het hoger beroep op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit).
6.2.
Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief vast op: 4 [2 x beroepschrift + 2 x zitting] x € 837 x 1 (wegingsfactor) = € 3.348.

7.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • bepaalt dat de op aangifte voldane omzetbelasting ad € 285 moet worden teruggegeven;
  • veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 3.348, en
  • gelast de inspecteur het voor de behandeling van de zaak in beroep (€ 174) en hoger beroep (€ 270) betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 444 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. C.J. Hummel, voorzitter, M.J. Leijdekker en W.J. Blokland, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen, als griffier. De beslissing is op 13 april 2023 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: