ECLI:NL:GHAMS:2023:1690

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
23-001785-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming in het kader van hennepteelt met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in eerste aanleg was veroordeeld voor het telen van hennep en het aanwezig hebben van hennep. De betrokkene, geboren in 1973 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen de verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van dit voordeel, dat was geschat op € 11.674,08.

Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de eerdere zittingen. De advocaat-generaal vorderde opnieuw dat de betrokkene de verplichting tot betaling van € 10.000 aan de Staat zou krijgen. De verdediging voerde aan dat de betrokkene geen wederrechtelijk voordeel had genoten, omdat hij gedwongen was om de hennepkwekerij te (laten) plaatsen. Het hof oordeelde echter dat er voldoende aanwijzingen waren voor eerdere oogsten en dat de betrokkene wel degelijk voordeel had genoten van de hennepteelt.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en stelde het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 11.674,08. De betrokkene werd verplicht om € 10.000 aan de Staat te betalen. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, aangezien de hennepkwekerij al in 2018 was aangetroffen en het vonnis in 2021 was gewezen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en het hof bepaalde dat de gijzeling maximaal 200 dagen kan duren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001785-21 (ontneming)
Datum uitspraak: 6 juni 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 juni 2021 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met parketnummer
13-277736-20 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] .

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 11.674,08.
De betrokkene is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 juni 2021 veroordeeld ter zake van, kort gezegd, opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (feit 1) en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (feit 2).
Voorts heeft de politierechter bij vonnis van 4 juni 2021 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.000 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter met betrekking tot de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De vordering
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van zijn schriftelijk standpunt van 16 mei 2023 gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 10.000 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof verzocht de vordering af te wijzen, aangezien de betrokkene geen wederrechtelijk voordeel heeft genoten van de hennepkwekerij in zijn woning. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd – eerst in hoger beroep – dat de betrokkene door twee personen die hij alleen bij de voornaam kende, is gedwongen een hennepkwekerij te (laten) plaatsen in de woning aan de [adres 2] . Anders dan de oogst die te drogen hing op het moment van de politie-inval, heeft geen eerdere oogst plaatsgevonden; de raadsman heeft daartoe gesteld dat de indicatoren die wijzen op een eerdere oogst onvoldoende onderscheidend zijn en dat de stroomberekening is gebaseerd op een schatting.
De grondslag
Op 28 november 2018 is in de woning aan de [adres 2] een hennepkwekerij aangetroffen met onder meer ongeveer 150 potten met resten van hennepplanten. In de woning zijn aanwijzingen gevonden die duiden op één of meerdere oogsten. [1] Voorts zijn in deze woning drie zakken met daarin henneptoppen aangetroffen, [2] met een gewicht van in totaal 8,8 kilo. [3] De betrokkene is sinds enkele jaren de hoofdbewoner van de woning. [4]
De betrokkene is in de hoofdzaak bij onherroepelijk vonnis veroordeeld wegens twee strafbare feiten, te weten het telen van hennepplanten en het aanwezig hebben van hennep op 28 november 2018.
Aldus bestaan voldoende aanwijzingen, in de zin van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, dat de betrokkene ook andere strafbare feiten heeft gepleegd dan die waarvoor hij is veroordeeld, te weten hennepteelt in de periode van 10 juli 2018 tot 28 november 2018. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de betrokkene hieruit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Het hof gaat hierbij uit van een kweekcyclus van ongeveer 10 weken en één eerdere geslaagde oogst van, in het voordeel van de betrokkene, een hoeveelheid van 120 hennepplanten.
De schatting van het op na te melden geldbedrag gewaardeerde voordeel wordt ontleend aan de inhoud van de genoemde processen-verbaal en het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: het rapport ). [5]
Aanwijzingen voor een eerdere oogst
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de omstandigheden zoals door de verbalisanten in en rondom de woning zijn aangetroffen, zonder meer wijzen op minst genomen één eerdere geslaagde oogst:
-drie sterk vervuilde koolstoffilters (niet meer bruikbaar, terwijl een filter volgens de verbalisanten doorgaans 5 oogsten meegaat);
-hennepafval op de trap van de woning, zoals verdorde hennepbladeren, -takken en aarde;
-kalkafzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten: de hoogte van de op kalk gelijkende afzetting aan de onderzijde van de potten en op het zeil tegen de opstaande rand kwam overeen;
-sterk vervuild filterdoek: bij het verplaatsen van de bevestiging van de koolstoffilters bleek dat op de plaats(en) waar deze was aangebracht, het filterdoek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek. Het is volgens de verbalisanten aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek in de kwekerij is opgetreden nadat de koolstoffilters in de kwekerij waren bevestigd. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de kwekerij, komen deze stofdeeltjes op het filterdoek terecht;
-stof op voorwerpen: vervuiling met stof in een hennepkwekerij treedt volgens de verbalisanten pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge
kweekmedium waarin de hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de kwekerij, komen deze stofdeeltjes op voormelde goederen terecht;
-potten met potgrond en wortelresten van hennepplanten;
-een opgebruikt koolstoffilter en twee gebruikte slakkenhuizen op de zolder van de woning.
Naast genoemde bevindingen in de woning is van belang dat is gebleken dat het energieverbruik in de woning in de periode vanaf november 2017 (veel) hoger was dan het gemiddelde gebruik in de perioden daarvoor. [6] De elektriciteit ten behoeve van de kwekerij werd legaal afgenomen. Het feit dat het energieverbruik in een deel van de periode voor november 2017 is geschat door de netbeheerder op grond van eerder door de bewoner opgegeven verbruik, maakt naar het oordeel van het hof niet dat op het hogere energieverbruik in de periode na november 2017 geen acht mag worden geslagen.
Dwang en bestemming van de opbrengst
Het standpunt van de verdediging dat de betrokkene door derden is gedwongen tot het telen van de hennep in zijn woning, impliceert dat hij geen voordeel zou hebben genoten van de eerdere oogst. Het hof overweegt in dit verband dat in de strafzaak is vastgesteld dat de betrokkene degene is die de hennepplanten aanwezig heeft gehad in de zin van de Opiumwet. Zijn verklaring in hoger beroep over die derden is noch concreet, noch verifieerbaar en de door de raadsman overgelegde stukken inzake een andere strafzaak tegen de verdachte in verband met feiten uit september 2022, wijzen niet op betrokkenheid van derden in onderhavige periode en zijn dan ook van geen betekenis in de onderhavige ontnemingszaak. Het hof is daarom van oordeel dat de opbrengst van de hennepkwekerij, zonder concrete aanwijzingen voor het tegendeel, aan de betrokkene is toegekomen.
Bruto opbrengst
120 planten x 28,2 gram x één oogst = 3.384 gram
3.384 gram x € 4,07 per gram = € 13.722,88 per oogst.
Kosten
Kosten investering: € 150,00
Variabele kosten: € 922,80
Kosten energie: € 976,00
Totaal: € 2.048,80.
Berekening netto opbrengst
€ 13.722,88 minus € 2.048,80 = € 11.674,08.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het hof stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel aldus vast op
€ 11.674,08.

Verplichting tot betaling aan de Staat

De redelijke termijn
Het hof heeft acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden, nu de hennepkwekerij is aangetroffen op 28 november 2018, het vonnis is gewezen op 4 juni 2021 en het hof op 6 juni 2023 arrest wijst. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de betalingsverplichting.
Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 10.000,00.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
11.674,08 (elfduizend zeshonderdvierenzeventig euro en acht cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 200 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. H.A. Stalenhoef en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 juni 2023.
mr. Boumans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 28 november 2018 met bijlagen, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, dossierpagina B 6 tot en met 11.
2.Een geschrift, zijnde een Kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina D 11.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, dossierpagina B 29.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, dossierpagina B 3 en 4.
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel contra O. Struik met nummer 2018243223 van 29 juni 2019, opgesteld door de rapporteurs [rapporteurs] .
6.Proces-verbaal van bevindingen van 15 juni 2019 opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, dossierpagina B 47 en pagina 5 van het rapport.