ECLI:NL:GHAMS:2023:1875

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
200.324.902/01 en 200.324.902/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en vervangende toestemming voor kindercoach in geschil tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling en vervangende toestemming voor een kindercoach voor de minderjarige [minderjarige]. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, is het niet eens met de zorgregeling die door de rechtbank is vastgesteld en verzoekt om een wijziging. De vader, verweerder in principaal hoger beroep, verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar grieven en wijst op de voordelen van de huidige regeling. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in de procedure geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen, waarbij zij geen zorgen heeft over het welzijn van [minderjarige]. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de huidige zorgregeling in het belang van [minderjarige] is. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat de regeling niet in het belang van het kind is. Daarnaast heeft het hof het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor inschrijving bij een kindercoach afgewezen, omdat de zorgen van de moeder niet zijn geobjectiveerd. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en de verzoeken van de moeder afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.324.902/01 en 200.324.902/02
Zaaknummer rechtbank: C/15/313404/ FA RK 21-895
Beschikking van de meervoudige kamer van 1 augustus 2023 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verzoekster in het incident,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.A. van den Heuvel te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verweerder in het incident,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.J. Avis-Knuit te Hoofddorp.
Als belanghebbende is aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie: Alkmaar (hierna: de rechtbank) van 3 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 28 maart 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 3 februari 2023. Het beroepschrift bevat tevens een verzoek tot schorsing van de werking van die beschikking.
2.2
De vader heeft op 25 april 2023 een verweerschrift op het principaal hoger beroep en het schorsingsverzoek ingediend, tevens houdende een incidenteel hoger beroep.
2.3
De moeder heeft op 17 mei 2023 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Het hof heeft verder de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de vader van 16 mei 2023 met een voorstel voor de vakantie- en feestdagen regeling voor 2024;
- een bericht van de moeder van 19 mei 2023, inhoudende bezwaar tegen indiening van voornoemd voorstel;
- een bericht van de moeder van 8 juni 2023 met als bijlagen twee processen-verbaal.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 9 juni 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader en de moeder, ieder bijgestaan door hun advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw V.A.S. Regout;
Ter zitting heeft de advocaat van de vader een pleitnota overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de -inmiddels verbroken- relatie van partijen is geboren: [minderjarige] , [in] 2019. Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige] .
3.2
In de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 21 juni 2021 heeft de rechtbank:
a. een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (verder: zorgregeling) vastgesteld
waarbij [minderjarige] bij de vader verblijft: een keer in de twee weken een weekend van vrijdag
na het kinderdagverblijf tot zondag na het eten om 18.30 uur;
b. bepaald dat [minderjarige] in de aankomende zomervakantie van vrijdagmiddag 30 juli 2021
tot vrijdagochtend 6 augustus 2021 bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige]
vrijdagmiddag ophaalt bij het kinderdagverblijf en [minderjarige] vrijdagochtend weer naar het
kinderdagverblijf brengt;
c. bepaald dat vanaf oktober 2021 de vakanties en feestdagen bij helfte in onderling
overleg worden verdeeld;
d. bepaald dat [minderjarige] tijdens de verjaardagen van de ouders, opa's en oma's, bij de
ouder verblijft die het betreft;
e. bepaald dat de vader aan de moeder als bijdrage in de kosten van verzorging en
opvoeding van [minderjarige] € 193,- per maand dient te voldoen met ingang van 1 februari 2021 en
voor wat betreft de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen;
f. de beslissing over het verblijf van [minderjarige] bij de vader op een doordeweekse dag pro
forma aangehouden tot 6 december 2021, in afwachting van berichten van de advocaten van
partijen over het verloop van de hulpverlening, alsmede de gewenste voortzetting van de
procedure.
3.3
Naast voormelde beschikking heeft de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad
verklaarde beschikking van 31 januari 2022 in de zaak met zaak-/rekestnr.: C/15/322453 /FA RK 21-5630 bepaald, totdat in de zaak met zaaknummer C/15/313404 /F A RK 21-895 nader is beslist, dat [minderjarige] elke dinsdag van 9.00 uur tot 19.00 uur bij de vader zal zijn, waarbij de moeder [minderjarige] bij de vader brengt en de vader [minderjarige] weer terug bij de moeder brengt. Voorts is hierbij bepaald dat de reguliere zorgregeling doorloopt tijdens de vakanties en dat partijen in onderling overleg met de hulpverlening afspraken maken over de zomervakantie, waarbij uitgangspunt is verdeling bij helfte.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, in aanvulling op de beschikkingen van 21 juni 2021 en 31 januari 2022 een zorgregeling bepaald waarbij [minderjarige] iedere dinsdag van 09.00 uur tot 19.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de moeder [minderjarige] naar de vader brengt en de vader [minderjarige] weer terugbrengt naar de moeder;
- vanaf het moment dat [minderjarige] naar de basisschool gaat verblijft hij: iedere woensdag uit school tot 19.00 uur bij de vader, in die zin dat de vader [minderjarige] ophaalt uit school en hem aan het einde van het bezoekmoment terugbrengt naar de moeder. De rechtbank heeft voorts bij de overige zorgmomenten bepaald dat de ouder bij wie [minderjarige] verblijft hem naar de andere ouder zal brengen bij aanvang van een zorgperiode, dan wel dat hij van school wordt opgehaald door die ouder of zijn of haar netwerk.
Daarnaast heeft de rechtbank de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn aanvullende/gewijzigde verzoek tot vaststelling van een zorgregeling tijdens de vakanties en feestdagen.
Het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven bij een (kinder)psychologiepraktijk / [minderjarige] naar een kinderpsycholoog / kindercoach te kunnen laten gaan is door de rechtbank afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In het primaire hoger beroep:
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, (in zoverre) haar verzoeken aangaande de vervangende toestemming alsnog toe te wijzen en de verzoeken aangaande de zorgregeling van de zijde van de vader af te wijzen.
4.3
De vader verzoekt primair de moeder niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van haar grieven met betrekking tot de zorgregeling. Daarnaast verzoekt de vader de verzoeken ten aanzien van het verlenen van vervangende toestemming af te wijzen.
In incidenteel hoger beroep:
4.4
De vader verzoekt te bepalen dat een zorgregeling en vakantie- en feestdagenregeling als omschreven in punt 55 van zijn verweerschrift wordt bepaald. Het verzoek ten aanzien van het ouderschapsplan is door de vader ter zitting ingetrokken.
4.6
De moeder verzoekt de verzoeken van de vader in incidenteel appel af te wijzen.
In het incident tot schorsing (met zaaknummer 200.324.902/02)
4.7
De moeder verzoekt de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van 3 februari 2023 te schorsen, in ieder geval daar waar dit de zorgregeling betreft.
4.8
De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel dit verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen het op 16 mei 2023 ingediende verzoek door de vader tot vaststelling van een vakantie- en feestdagenregeling over 2024. Het hof verwerpt dit bezwaar. Anders dan de moeder ziet het hof het voorstel van de vader niet als een wijziging of vermeerdering van het verzoek, maar een concretisering van zijn verzoek in incidenteel beroep. De moeder heeft voldoende gelegenheid gehad te reageren op het voorstel, zodat van strijd met de goede procesorde geen sprake is.
5.2
Aan de orde is de zorgregeling, de vakantie- en feestdagenregeling, het verzoek om vervangende toestemming te verlenen en het schorsingsverzoek. Het hof ziet aanleiding het primaire hoger beroep en incidenteel hoger beroep per thema te bespreken.
In principaal en incidenteel hoger beroep met zaaknummer 200.324.902/01
Zorgregeling
Standpunten van partijen
5.3
De moeder is het niet eens met de bij de bestreden beschikking bepaalde zorgregeling, waarbij [minderjarige] , naast de weekendregeling, sinds hij naar school gaat op de woensdagen uit school tot 19.00 uur bij de vader verblijft. De moeder vindt voormelde regeling niet in het belang van [minderjarige] . Naarmate de omgang uitgebreid wordt, geeft [minderjarige] signalen af dat het niet goed met hem gaat. De moeder vindt dat een derde – bijvoorbeeld een bijzondere curator – eerst met [minderjarige] moet gaan praten om te kijken hoe het met hem gaat. Verder stelt de moeder dat indien [minderjarige] iedere woensdag bij de vader verblijft, hij niet met zijn vriendjes kan spelen, hetgeen niet goed is voor zijn sociale ontwikkeling. Bovendien heeft de moeder dan nooit een lange middag met [minderjarige] . Daarom stelt zij voor een zorgregeling te bepalen waarbij [minderjarige] om de week op woensdag bij de vader verblijft.
5.4
De vader meent dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat de door de rechtbank bepaalde zorgregeling niet in het belang zou zijn van [minderjarige] . De vader ziet een vrolijk jongetje, dat leeftijdsadequaat lijkt te functioneren en het fijn heeft bij hem thuis. Het is juist erg goed dat [minderjarige] naast de weekendregeling ook op een doordeweekse dag bij hem verblijft en dat hij [minderjarige] regelmatig ziet. De vader bestrijdt dat de woensdagregeling niet in het belang van [minderjarige] is, nu hij op alle andere dagen met vriendjes kan spelen. Bovendien kan [minderjarige] gedurende zijn verblijf bij de vader ook met kinderen uit de buurt spelen. De vader merkt juist verbetering in het contact tussen hem en [minderjarige] nu de frequentie van de omgang is gestegen. Dit geeft bovendien de mogelijkheid om als hij bij de vader verblijft een teamsport te beoefenen.
Advies van de raad
5.5
De raad adviseert de bestreden beschikking te bekrachtigen, en adviseert de ouders het traject bij Parlan te hervatten om hun onderlinge communicatie te verbeteren. Anders dan de moeder, heeft de raad op dit moment geen zorgen over het welzijn van [minderjarige] en ziet de raad geen aanleiding voor een raadsonderzoek.
Oordeel van het hof
5.6
Het hof is het eens met de beschikking van de rechtbank. Het hof acht zich voldoende voorgelicht en ziet net als de raad geen aanleiding om onderhavige zaak aan te houden in afwachting van nader onderzoek of benoeming van een bijzondere curator. Het hof is met de raad van oordeel dat de door de moeder geuite zorgen over [minderjarige] niet geobjectiveerd zijn met verklaringen van derden als de school of het Ouder Kind Team (OKT). Bovendien geven beide partijen op navraag van de voorzitter ter zitting aan dat het goed met [minderjarige] gaat. Het hof is dan ook van oordeel dat partijen en [minderjarige] gebaat zijn met een beslissing over de zorgregeling, zodat zij zich kunnen richten op het traject bij Parlan om hun onderlinge communicatie te verbeteren.
5.7
Het hof is het eens door de rechtbank bepaalde zorgregeling waarbij [minderjarige] naast de weekendregeling thans elke woensdag uit school tot 19.00 uur bij de vader verblijft. Beide partijen geven op navraag aan dat het goed gaat met [minderjarige] en de moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat de huidige regeling niet in het belang van [minderjarige] is. Een zorgregeling waarbij [minderjarige] om de week op woensdag bij zijn vader zou verblijven zou betekenen dat hij ook periodes van bijna 14 dagen zonder zijn vader moet overbruggen. Het hof vindt dat voor [minderjarige] te lang. Verder is er op de andere doordeweekse dagen voldoende gelegenheid om met vriendjes van school af te spreken. Het hof zal het verzoek van de moeder dan ook op dit punt afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
Vakantie- en feestdagenregeling 2023:
Standpunten van partijen:
5.8
In incidenteel appel verzoekt de vader een verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen zoals omschreven onder punt 55 van zijn verweerschrift.
5.9
De moeder is het niet eens met de voorgestelde regeling nu het onduidelijk is of de vakantieregeling alleen geldt voor 2023 of voor alle komende jaren. Per jaar dient er gekeken te worden wat nodig is voor [minderjarige] . Partijen hebben voor dit jaar overeenstemming bereikt over een groot aantal feestdagen en vakanties en de moeder zou dit graag per jaar in onderling overleg willen doen.
5.1
Bij bericht van 16 mei 2023 heeft de vader een voorstel ingediend voor de vakantieregeling vanaf 2024.
Oordeel van het hof:
5.11
Het hof is met de raad van oordeel dat, zoals de vader verzoekt, partijen gebaat zijn bij een duidelijk vooraf bepaalde vakantie- en feestdagenregeling. Hoewel partijen in het afgelopen jaar uiteindelijk overeenstemming hebben kunnen bereiken over de vakanties, blijkt uit het dossier dat dit ook tot veel discussies leidt. Het is niet in het belang van [minderjarige] dat die discussies zich ten aanzien van alle komende vakanties herhalen. Een vooraf bepaalde vakantie- en feestdagenregeling stelt partijen in staat om zich te richten op het traject bij Parlan om hun onderlinge communicatie te verbeteren, hetgeen in het belang is van [minderjarige] .
5.12
Het hof stelt vast dat over de vakantie- en feestdagenregeling tot en met de vierde week van de zomervakantie, 20 augustus 2023, overeenstemming is bereikt welke deels reeds is uitgevoerd. Tevens hebben partijen overeenstemming bereikt over Sinterklaas ( [minderjarige] verblijft in 2023 tijdens Sinterklaas bij de moeder), de herfstvakantie ( [minderjarige] verblijft bij vader van 20 tot en met 27 oktober 17.00 uur en bij de moeder van 27 oktober 17.00 tot en met 29 oktober 2023) en Sint-Maarten (de gewone zorgregeling loopt door).
In geschil zijn de laatste twee weken van de zomervakantie, de kerstvakantie (met inbegrip van de kerstdagen) en de feestdagenregeling vanaf 2024.
Zomervakantie:
5.13
Ter zitting is gebleken dat partijen overeen zijn gekomen dat [minderjarige] de eerste twee weken van de zomervakantie bij de vader verblijft, te weten van donderdag 20 juli 2023 tot en met zondag 6 augustus 2023. Daarna verblijft [minderjarige] vanaf zondag 6 augustus bij de moeder tot 20 augustus 2023. In aanvulling op voormelde afspraak bepaalt het hof het wisselmoment daarbij op zondag 16.00 uur, dit tijdstip sluit aan bij de regeling zoals verzocht door de vader vanaf 2024.
5.14
Thans resteert een beslissing over de laatste twee weken van de zomervakantie van 2023. De moeder heeft een aangesloten verblijf van vier weken bij haar (dus twee weken aansluitend op het verblijf tot 20 augustus 2023) voor ogen, terwijl de vader meent dat ook de laatste twee weken opgesplitst zouden moeten worden.
Het hof is van oordeel dat een aangesloten verblijf van vier weken bij de moeder, waarin [minderjarige] de vader niet ziet, te lang is. [minderjarige] is gelet op zijn jonge leeftijd gebaat bij regelmatig contact met beide ouders. Het hof zal het verzoek van de moeder op dit punt afwijzen en het verzoek van de vader toewijzen. Het hof bepaalt dat [minderjarige] van 20 augustus 2023 16.00 uur tot 27 augustus 2023 16.00 bij de vader verblijft. De laatste week van de zomervakantie, van 27 augustus 2023 16.00 tot maandag 3 september 2023 naar school verblijft [minderjarige] bij de moeder. Daarna vangt de reguliere zorgregeling weer aan. Dat betekent dat [minderjarige] de aansluitende woensdagmiddag en het weekend van 9 tot en met 11 september 2023 bij de vader is.
Kerstvakantie:
5.15
De vader verzoekt te bepalen dat [minderjarige] bij de moeder verblijft van 23 december tot en met 26 december 2023 9:00 uur en bij de vader van 26 december 2023 9.00 uur t/m 3 januari 2024 12.00 uur. Vervolgens verblijft [minderjarige] van 3 januari 2023 12.00 uur t/m 7 januari 2023 bij de moeder.
5.16
De moeder is het eens met dit voorstel, met uitzondering van het wisselmoment op 3 januari 2024. Zij verzoekt om het wisselmoment op 2 januari te bepalen.
5.17
Het hof is van oordeel dat een wisselmoment op woensdag 3 januari 2024 het beste aansluit bij de reguliere zorgregeling die ervan uitgaat dat [minderjarige] op woensdag bij de man verblijft. Het hof zal het verzoek van de vader op dit punt toewijzen.
Vakantie- en feestdagenregeling 2024:
5.18
De vader heeft voorafgaand aan de zitting, op 16 mei 2023, een voorstel ingediend voor een vakantieregeling vanaf 2024.
Ter zitting is niet gebleken van bezwaren aan de zijde van de moeder tegen deze regeling.
5.19
Nu dit voorstel het hof niet onredelijk voorkomt en het een gelijke verdeling van de vakanties en feestdagen betreft, zal het hof conform dit verzoek een vakantie- en feestdagenregeling vaststellen zoals hierna in de beslissing zal worden vermeld, met uitzondering van de bepaling over de studiedagen. Voor de studiedagen geldt: [minderjarige] verblijft bij de ouder waarbij hij zou verblijven volgens de reguliere zorgregeling. Het staat partijen daarbij vrij om in onderling overleg van deze regeling af te wijken.
Vervangende toestemming
Standpunten van partijen
5.2
De moeder betoogt dat de rechtbank haar ten onrechte geen vervangende toestemming heeft verleend voor de inschrijving van [minderjarige] bij een kindercoach dan wel kinderpsycholoog. De communicatie tussen partijen is niet goed. [minderjarige] vertoont kindsignalen en heeft meer hulp nodig. Ook Parlan deelt de zorgen van de moeder over [minderjarige] . De moeder wil daarom graag uitzoeken wat [minderjarige] dwars zit. De vader stemt hier echter niet mee in. Daarom verzoekt zij het hof vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving bij een kindercoach, dan wel kinderpsycholoog.
5.21
De vader meent dat het verzoek om vervangende toestemming voor inschrijving bij een kindercoach dan wel kinderpsycholoog terecht door de rechtbank is afgewezen, nu dit verzoek onvoldoende door de moeder is onderbouwd. De vader ziet geen zorgelijke signalen bij [minderjarige] en heeft geen signalen vanuit derde partijen als de school, Veilig Thuis of het consultatiebureau ontvangen. De vader vindt een bezoek aan een kindercoach, dan wel psycholoog niet nodig en bovendien te belastend voor [minderjarige] .
Advies van de Raad
5.22
De raad adviseert het hof de bestreden beschikking op dit punt te bekrachtigen en het verzoek om vervangende toestemming af te wijzen.
Anders dan de moeder, bestaan er bij de raad op moment dit geen zorgen over het welzijn van [minderjarige] . De door de moeder geuite zorgen zijn niet geobjectiveerd.
Oordeel van het hof
5.23
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een gezagsbeslissing een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.24
Het hof ziet net als de rechtbank geen aanleiding om vervangende toestemming te geven. Het hof is met de raad van oordeel dat de moeder haar zorgen over [minderjarige] niet heeft geobjectiveerd door bijvoorbeeld verklaringen van onafhankelijke derden zoals het OKT, de school of de huisarts over te leggen waaruit blijkt dat er zorgen bestaan over [minderjarige] . Het hof ziet dan ook geen noodzaak vervangende toestemming te verlenen voor een traject bij een kindercoach of psycholoog. Het hof zal het verzoek van de moeder op dit punt afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
In het incident met zaaknummer 200.324.902/02
5.25
Het hof is van oordeel dat nu in de hoofdzaak is beslist, de moeder geen belang meer heeft bij haar verzoek om de werking van de bestreden beschikking te schorsen, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
5.26
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten aanzien van de
reguliere zorgregeling en de vervangende toestemming;
bepaalt de volgende
vakantie- en feestdagenregeling voor 2023;
Zomervakantie:[minderjarige] verblijft de eerste twee weken van de zomervakantie van donderdag 20 juli uit school bij de vader tot en met zondag 6 augustus 2023 tot 16.00 uur. Daarna verblijft [minderjarige] vanaf zondag 6 augustus 16.00 bij de moeder tot 20 augustus 2023. [minderjarige] verblijft van 20 augustus 2023 16.00 uur tot 27 augustus 2023 16.00 uur bij de vader. De laatste week van de zomervakantie, van 27 augustus 2023 16.00 tot maandag 3 september 2023 naar school verblijft [minderjarige] bij de moeder;
Herfstvakantie:[minderjarige] verblijft bij de vader van 20 tot en met 27 oktober 2023 om 17.00 uur en bij de moeder van 27 oktober 2023 17.00 uur tot en met 29 oktober 2023);
Sint-Maarten:[minderjarige] verblijft bij de ouder waar hij volgens de reguliere zorgregeling verblijft;
Sinterklaas:[minderjarige] verblijft bij de moeder;
Kerstvakantie:[minderjarige] verblijft bij de moeder van 23 december 2023 tot en met 26 december 2023 9.00 uur en bij de vader van 26 december 2023 9.00 uur tot en met 3 januari 2024 12.00 uur. Vervolgens verblijft [minderjarige] van 3 januari 2024 12.00 uur tot en met 7 januari 2024 bij de moeder;
bepaalt de volgende
vakantie- en feestdagenregeling vanaf 2024
Feestdagen / bijzondere dagen
Oneven jaar
Even jaar
Opmerkingen
Goede Vrijdag t/m Tweede Paasdag
vader
moeder
Goede Vrijdag vanaf 9.00 uur, Tweede Paasdag terug 19.00 uur (na het eten).
Koningsdag
moeder
vader
Vanaf avond ervoor 19.00 uur; 19.00 uur wissel op Koningsdag zelf. Tenzij deze in de meivakantie valt, zie hiervoor de vakantieregeling.
Hemelvaartsdag + dag erna
moeder
vader
avond voor Hemelvaartsdag 19.00 uur met weekend aansluitend met wissel dan op zondag 19.00 uur
Eerste Pinksterdag
moeder
vader
wissel avond ervoor 19.00 uur met weekend aansluitend en wissel op zondag 19.00 uur
Tweede Pinksterdag
moeder
vader
wissel avond ervoor 19.00 uur met weekend aansluitend en wissel op zondag 10.00 uur
Sinterklaas met slapen
moeder
vader
vanuit school en volgende dag naar school, tenzij weekend is dan vanaf 16.00 tot volgende dag 10.00 uur
Kerstavond
vader
moeder
Vanaf 16.00 tot Tweede Kerstdag 10.00 uur
Eerste Kerstdag
vader
moeder
Tweede Kerstdag
moeder
vader
Vanaf 10.00 uur tot 11.00 uur de volgende dag
Verjaardag [minderjarige] met slapen
moeder
vader
Uit school en de volgende dag naar school brengen, tenzij dit een weekend dag is dan vanaf 10.00 uur tot de volgende dag 10.00 uur of naar school
Vaderdag
vader
vader
zonder slapen
Moederdag
moeder
moeder
zonder slapen
Schoolvakanties
Oneven jaar
Even jaar
Opmerkingen
voorjaarsvakantie
moeder
vader
wissel op vrijdag 19.00 uur, tenzij vrijdag een vrije dag is dan 9.00 uur en wissel op de laatste zondag om 19.00 uur
Meivakantie eerste week
moeder
vader
wissel op zondag 16.00 uur
Meivakantie tweede week
vader
moeder
wissel op zondag 16.00 uur
Zomervakantie eerste drie weken
vader
moeder
wissel op zondag 16.00 uur na drie weken
Zomervakantie laatste drie weken
moeder
vader
wissel op zondag 16.00 uur na drie weken
Herfstvakantie
vader
moeder
wissel op vrijdag 19.00 uur, tenzij vrijdag vrije dag is dan 9.00 uur en wissel laatste zondag 19.00 uur
Kerstvakantie
Eerste week vader, tweede week moeder
Eerste week vader, tweede week moeder
Wissel op zondag 19.00 tenzij dit feestdag is, zie dan verdeling feestdagen.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
in het incident tot schorsing met zaaknummer 200.324.902/02 :
wijst het verzoek van de moeder om schorsing van de werking van de bestreden beschikking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. J.M. van Baardewijk en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van Tol als griffier en is op 1 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.