In deze zaak gaat het om een geschil tussen een belanghebbende, een topsporter, en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017. De belanghebbende heeft een overeenkomst gesloten met een organisatie voor deelname aan een sporttoernooi, en stelt dat deze overeenkomst geactiveerd kan worden op de openingsbalans van zijn onderneming voor een bedrag van € 90.000. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt echter dat de belanghebbende niet aannemelijk maakt dat de overeenkomst enige waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaarde. De rechtbank had vastgesteld dat de inspecteur een aanslag had opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 185.286 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.976, met een belastingrente van € 3.089. De belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar de aanslag werd gehandhaafd. Het Hof concludeert dat het volledige bedrag van afgerond € 180.000 in 2017 terecht als winst uit onderneming is belast, en dat er geen reden is om een bedrag van € 90.000 buiten de te belasten winst te laten.