ECLI:NL:GHAMS:2023:2529
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- R.D. van Heffen
- A.P.M. van Rijn
- P. Greve
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, geboren in 1960, met betrekking tot de vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in een strafzaak. Het verzoekschrift is op 19 april 2022 ingediend en betreft kosten die zijn gemaakt in verband met rechtsbijstand en reiskosten in de strafzaak met parketnummer 23-001567-19. De advocaat-generaal heeft op 29 november 2022 zijn standpunt kenbaar gemaakt en het hof heeft op 13 september 2023 de betrokken partijen gehoord.
Het verzoek omvat een totale vergoeding van € 1.659.756,54 voor rechtsbijstand, € 709,36 voor reiskosten en € 560,00 voor kosten in de verzoekschriftprocedure. De advocaat-generaal heeft geadviseerd om de vergoeding voor rechtsbijstand met 50% te matigen, omdat er veel uren door de hoofdadvocaat zijn gedeclareerd en relatief weinig werk is uitbesteed aan andere advocaten. De verdediging heeft echter betoogd dat de kosten redelijk zijn en marktconform, en dat de matiging de verdediging zou belemmeren.
Het hof heeft de gespecificeerde declaraties beoordeeld en geen aanleiding gevonden om het toe te wijzen bedrag te matigen. Het hof oordeelt dat de kosten voor rechtsbijstand, gezien de duur en complexiteit van de procedure, niet bovenmatig zijn. Het hof kent verzoeker een totale vergoeding toe van € 1.661.145,90, inclusief de kosten voor rechtsbijstand en reiskosten. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.