ECLI:NL:GHAMS:2023:3307

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
200.295.538/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanneming van werk, verbouwing en renovatie woning met betrekking tot betaling en oplevering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellanten] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin Leda, een bouwbedrijf, vorderingen heeft ingesteld voor betaling van openstaande facturen na de oplevering van een verbouwingsproject. De partijen hebben een aannemingsovereenkomst gesloten voor de verbouwing van de woning van [appellanten]. De aanneemsom bedroeg € 337.937,25, te betalen in twaalf termijnen. Na oplevering van de woning heeft Leda de twaalfde termijn van € 3.379,37 en bedragen voor meerwerk gevorderd. [appellanten] hebben de verschuldigdheid van deze bedragen betwist en in reconventie een bedrag van € 40.189,23 gevorderd wegens onverschuldigde betalingen en gebreken. De rechtbank heeft in conventie een bedrag van € 30.441,94 toegewezen aan Leda en in reconventie een bedrag van € 2.008,94 aan [appellanten]. In hoger beroep hebben beide partijen grieven ingediend. Het hof heeft geoordeeld dat de oplevering op 23 december 2019 heeft plaatsgevonden, waardoor de twaalfde termijn opeisbaar was. Het hof heeft de vordering van Leda tot betaling van € 2.310,75 inclusief btw toegewezen, bovenop het eerder toegewezen bedrag, en de proceskosten gecompenseerd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.295.538/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/682006 / HA ZA 20-364
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 oktober 2023
inzake

1.[appellant 1] ,

en
2.
[appellant 2],
beiden wonend te [plaats 1] ,
appellanten,
tevens incidenteel geïntimeerden,
advocaat: mr. K. Zeylmaker te Leusden,
tegen
BOUWBEDRIJF LEDA B.V.,
gevestigd te Scherpenzeel,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. W. van Dijk te Barneveld.
Partijen worden hierna [appellanten] . en Leda genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellanten] . zijn bij dagvaarding van 3 juni 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2021, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Leda als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, en [appellanten] . als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie.
Bij arrest van 6 juli 2021 heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze zitting, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, heeft op 15 november 2021 plaatsgevonden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord in principaal appel, tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met een productie;
- akte in principaal en incidenteel appel van de zijde van [appellanten] .;
- antwoordakte tevens houdende akte uitlaten productie van de zijde van Leda.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] . hebben in het principale appel, mede gezien de appeldagvaarding, geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover de vorderingen van Leda zijn toegewezen en voor zover de vorderingen van [appellanten] . zijn afgewezen, en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van Leda geheel zal afwijzen, de vorderingen van [appellanten] . geheel zal toewijzen en Leda zal veroordelen tot terugbetaling aan [appellanten] . van al hetgeen [appellanten] . ter uitvoering van het bestreden vonnis aan Leda hebben voldaan, met veroordeling van Leda in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
Leda heeft in het principale appel geconcludeerd tot verwerping van het hoger beroep, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellanten] . in de kosten van het geding in hoger beroep.
Leda heeft in het incidentele appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover haar vorderingen zijn afgewezen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vorderingen geheel zal toewijzen, met veroordeling van [appellanten] . in de kosten van het geding in beide instanties.
[appellanten] . hebben in het incidentele appel geconcludeerd tot verwerping van het hoger beroep, met veroordeling van Leda in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.De feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.24 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Waar nodig aangevuld met andere onomstreden feiten, komen de feiten neer op het volgende.
a. Leda en [appellanten] . hebben omstreeks 30 maart 2019 een aannemingsovereenkomst gesloten voor de verbouwing en renovatie van de woning van [appellanten] . aan de [straat] te [plaats 1] .
b. De aanneemsom bedroeg € 337.937,25 inclusief btw. Dat bedrag zou in twaalf termijnen worden voldaan, waarbij de twaalfde termijn opeisbaar zou zijn na oplevering van de woning. [appellanten] . hebben, op de twaalfde termijn na, alle termijnen betaald. Deze twaalfde termijn betreft een bedrag van € 3.379,37 inclusief btw.
c. Op de aannemingsovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor Aanneming van werk 2013 (hierna: AVA 2013) van toepassing verklaard. Deze houden, voor zover hier relevant, het volgende in:
Artikel 6: Meer en minder werk
(…)

2. In geval van door de opdrachtgever gewenste wijzigingen in de overeenkomst dan wel in de voorwaarden van uitvoering kan de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen.

3. Wijzigingen in de overeenkomst dan wel de voorwaarden van uitvoering zullen – behoudens spoedeisende omstandigheden – schriftelijk of elektronisch worden overeengekomen. Het gemis van een schriftelijke of elektronische opdracht laat de aanspraken van de aannemer en van de opdrachtgever op verrekening van meer en minder werk onverlet. Bij gebreke van een schriftelijke opdracht rust het bewijs van de wijziging op degene die de aanspraak maakt.

4. Stelposten zijn in de overeenkomst genoemde bedragen, die in de aannemingssom zijn begrepen en die bestemd zijn voor hetzij

a. het aanschaffen van bouwstoffen;
b. het aanschaffen van bouwstoffen en het verwerken daarvan;
c. het verrichten van werkzaamheden, welke op de dag van de overeenkomst onvoldoende nauwkeurig zijn bepaald en welke door de opdrachtgever nader moeten worden ingevuld.

(…)

Artikel 9: Oplevering (…)
(…)

5. Indien partijen vaststellen dat gelet op de aard of omvang van de tekortkomingen in redelijkheid niet van oplevering kan worden gesproken, zal de aannemer na overleg met de opdrachtgever een nieuwe datum noemen waarop het werk gereed zal zijn voor oplevering.

(…)

Artikel 11: In gebreke blijven van de opdrachtgever

1. Indien de opdrachtgever met de betaling van hetgeen hij ingevolge de overeenkomst aan de aannemer verschuldigd is in gebreke blijft, is hij daarover met ingang van de vervaldag de wettelijke rente verschuldigd. Indien na verloop van 14 dagen na de vervaldag nog geen betaling heeft plaatsgevonden, wordt het in de voorgaande zin bedoelde rentepercentage met 2 verhoogd.

(…)

Artikel 13: Opschorting van de betaling
Indien het uitgevoerde werk niet voldoet aan de overeenkomst heeft de opdrachtgever het recht de betaling geheel of gedeeltelijk op te schorten. Het met de opschorting gemoeide bedrag dient in redelijke verhouding te staan tot de tekortkoming. De opdrachtgever meldt schriftelijk of elektronisch de opschorting en de reden daarvan aan de aannemer.
d. Leda heeft [appellanten] . gedurende de uitvoering van het project de volgende overzichten toegestuurd van de kosten van door Leda uitgevoerd of nog uit te voeren meerwerk:
datum
totaalbedrag (incl btw)
21 mei 2019
€ 18.769,61
29 juli 2019
€ 29.921,68
31 juli 2019
€ 32.315,18
24 september 2019
€ 41.684,08
26 september 2019
€ 61.722,61
12 oktober 2019
€ 68.170,13
23 oktober 2019
€ 70.448,58
16 november 2019
€ 70.490,21
7 december 2019
€ 76.668,66
27 december 2019
€ 92.513,27
27 december 2019
€ 505,09 (ziet op 2020)
e. Leda heeft de desbetreffende openstaande bedragen in de volgende zes meerwerktermijnen aan [appellanten] . gefactureerd:
factuur
omschrijving
termijn
bedrag (incl
btw)
factuur
24/09/2019
conform kostenoverzicht 24/09/2019
1e termijn
€ 10.000
factuur
12/10/2019
conform kostenoverzicht 12/10/2019
2e termijn
€ 15.000
factuur
23/10/2019
conform kostenoverzicht 23/10/2019
3e termijn
€ 15.000
factuur
16/11/2019
conform kostenoverzicht 16/11/2019
4e termijn
€ 15.000
factuur
07/12/2019
conform kostenoverzicht 07/12/2019
5e termijn
€ 10.000
factuur
27/12/2019
conform kostenoverzicht 27/12/2019
6e termijn
€ 27.513,28
totaal:
€ 92.513,28
[appellanten] . hebben de eerste tot en met de vierde termijn betaald.
f. [appellanten] . hebben per e-mail van 16 december 2019 aan Leda onder meer het volgende bericht:
Betaling facturen komt eraan. Zoals aangegeven steunt de familie ons.
g. Partijen hebben op 20 of 23 december 2019 (de datum is niet geheel duidelijk) een document getiteld ‘OPLEVERING’ ondertekend. Het document bevat een lijst van in de woning vastgestelde tekortkomingen. Onderaan het document staat onder meer:
De opdrachtgever verklaart met deze oplevering in te stemmen, behoudens de hier genoemde klachten.
h. Op 30 december 2019 hebben [appellanten] . per e-mail de lijst met opname-gebreken aangevuld.
i. Leda heeft per e-mail van 13 januari 2020 om 14.47 uur aan [appellanten] . laten weten dat er op dat moment een bedrag van € 55.892,65 open stond en aan [appellanten] . gevraagd wanneer dat bedrag zal worden betaald.
j. [appellanten] . hebben twee minuten later, om 14.49 uur, per e-mail gereageerd met:
huh? zoveel?
k. Leda heeft vijf minuten later, om 14.54 uur, per e-mail geantwoord:
Dag [appellant 1] ,
Deze 2 facturen
waarbij zij een e-mail van 27 december 2019 heeft doorgestuurd waarin Leda heeft geschreven:
Dag [appellant 1] ,
Bijgaande het aangepaste kostenoverzicht. ik heb hem even opgesplitst in 2 documenten; 1 stuks met alles van 2019 en 1 stuk wat er nog komt in 2020. Dan hebben we voor volgende jaar een beter overzicht en kunnen we 2019 afsluiten.
Verder de laatste termijn bijgevoegd aanneemsom en de laatste termijn van het kostenoverzicht 2019
l. Een minuut later, om 14.55 uur, stuurt Leda nog een e-mail aan [appellanten] . met de volgende inhoud:
Dag [appellant 1] ,
En nog deze.
Met deze e-mail heeft Leda een eerdere e-mail van 16 november 2019 met als onderwerp “(…) 9e termijn en 4e termijn kostenoverzicht” doorgestuurd. In dit eerdere bericht heeft Leda onder meer geschreven:
Dag [appellant 1] ,
Bijgaande zoals besproken het bijgewerkte overzicht en 9e termijn + 4e termijn kostenoverzicht.
m. [appellanten] . hebben vervolgens op 13 januari 2020 om 15.02 uur, derhalve zeven minuten later, in een e-mail met als onderwerp “Re: (…) 9e termijn en 4e termijn kostenoverzicht” geschreven:
kanonnen, sorry. ze worden betaald. ik dacht dat we er na de 11e termijn al bijna waren. stop je svp met meerwerk? althans, voorzover dit nog op de planning staat. na bijna 12 maanden dubbele lasten en onvoorziene uitgaven hebben we ons max wel bereikt. (…)
n. [appellanten] . hebben per e-mail van 15 januari 2020 aan Leda laten weten dat zij moeite hebben met de overschrijding van een aantal posten in het kostenoverzicht, te weten het stukadoorwerk, het schilderwerk, het tegelwerk in de badkamer, de berekening van de aangebrachte wanden, de elektra en de levering van extra marmeren tegels.
o. Op 4 februari 2020 heeft Leda het kostenoverzicht van 2020 aan [appellanten] . gemaild, dat sluit op € 6.606,71 inclusief btw. Dit bericht vermeldt verder, voor zover hier relevant:
Ons werk is in principe klaar op een paar hele kleine puntjes na:
- Glazen klepraampje kelder
- kitten badkamer toilet
- een paar uur schilderwerk einde week
- plaatsen cilinders (van Hout na schilder). Incl. kelder
- voordeur beslag van Hout na schilder
- trapleuning monteren na behanger
- Kleinschalige herstelwerkzaamheden bovenburen.
(…)
Totaal openstaand bedrag is € 40.892,65 + € 6.606,71 = € 47.499,36.
p. Op 5 februari 2020 hebben [appellanten] . onder meer het volgende per e-mail gestuurd aan Leda:
Vat het niet persoonlijk op maar we hebben echt enorme zorgen en zeker de laatste paar weken slapeloze nachten. (…) In onze beleving zijn er duidelijke afspraken gemaakt over de schilder (prijs per m2 en niet per uur), meerwerk (akkoord voor aanvang), de tuin (2 dagen werk), maar dat zien we niet terug.
Ook de actielijst: we zijn wat ons betreft nog lang niet klaar. Zie bijlage wat er nog gedaan moet worden. Ook een voorbeeld t.a.v. communicatie: de taatsdeur zit er verkeerd om in (…) Welke schuttingen zijn er afgevoerd? Badkraan hebben wij nooit gewild en toch is de aanpassing doorberekend.
Je kunt je voorstellen dat er door de gang van zaken een perceptie ontstaat die de vraagtekens aan onze kant alleen maar groter en groter maakt. Het wordt bij ons een optelsom. Daarbij komt dat de 'en-suite' deuren verdwijnen en wij moeten [naam 1] vragen waar ze zijn. De glas in lood ramen verdwijnen en wij moeten [naam 1] vragen waar ze zijn. Net zoals het dienstbodekastje.
q. Leda heeft ten behoeve van een bespreking over de door Leda in rekening gebrachte bedragen een complete uitdraai van haar administratie aan [appellanten] . verstrekt.
r. De advocaat van Leda heeft per brief van 20 februari 2020 [appellanten] . gesommeerd om de openstaande facturen met een totaalbedrag van € 47.499,36 (inclusief btw) te betalen. Voor zover hier relevant, houdt deze brief het volgende in:
(…) Deze vordering is gebaseerd op de navolgende facturen. Deze facturen zijn door u ontvangen, maar tot op heden niet voldaan:
factuurnummer factuurdatum factuurbedrag
201912189 07-12-2019 € 10.000,00
201912201 27-12-2019 € 3.379,37
201912202 27-12-2019 € 27.513,28
--------------
Totaal € 40.892,65
De eerste en derde genoemde factuur zijn gebaseerd op uitgevoerd meerwerk aan de hand van een kostenoverzicht. De tweede genoemde factuur betreft de oplevertermijn.
Daarnaast heeft cliënte over 2020 nog te vorderen een bedrag van € 6.606,71. Ik verwijs hiervoor naar het kostenoverzicht dat cliënte dienaangaande op 4februari jl. aan u heeft laten toekomen.
Hiermee komt de totale vordering uit op een bedrag van € 47.499,36 inclusief btw.
(…)
Namens cliënte sommeer ik u om binnen 8 dagen na heden tot betaling (...) over te gaan (…).
s. [appellanten] . hebben op 23 februari 2020 aangifte gedaan van verduistering van goederen uit zijn woning. Door Leda is aan [appellanten] . te kennen gegeven dat de drie glas in lood ramen, de twee en suite deuren en het butlerkastje als gevolg van miscommunicatie of gebrek aan communicatie door werknemers van Leda zijn meegenomen en op Marktplaats zijn verkocht en dat Leda bereid is de schade te vergoeden.
t. De advocaat van [appellanten] . heeft per brief van 4 maart 2020 de verschuldigdheid van de facturen betwist. [appellanten] . maken in die brief eveneens aanspraak op terugbetaling van een onverschuldigd betaald bedrag.
u. [appellanten] . hebben op 1 april 2020 de woning betrokken.
v. [appellanten] . hebben per e-mail van 3 april 2020 en van 15 april 2020 aan Leda aanvullingen gestuurd van in de woning ontdekte gebreken.
w. Door [appellanten] . is een expertisebureau genaamd ‘Top Expertise’ ingeschakeld. Aan Top Expertise is verzocht om onderzoek te verrichten naar gebreken en naar de juistheid van de door Leda ingediende meerwerkfacturen. Top Expertise is op 14 mei 2020 langs geweest in de woning van [appellanten] . Bij dit bezoek zijn zowel [appellanten] . als Leda aanwezig geweest.

3.De beoordeling

3.1
Leda heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd hoofdelijke veroordeling van [appellanten] . tot betaling van een bedrag van € 47.843,08, vermeerderd met (verdere) overeengekomen rente. Leda heeft daartoe gesteld dat het werk is opgeleverd en dat daarmee de twaalfde termijn van de aanneemsom ten bedrage van € 3.379,37 opeisbaar is geworden. Ook betreft het gevorderde bedrag betaling voor verricht meerwerk (de vijfde en zesde termijn ten bedrage van € 10.000,00 respectievelijk € 27.513,28 en het meerwerk van 2020 ten bedrage van € 6.606,71). De gevorderde rente is gebaseerd op artikel 11 AVA 2013 en bedraagt volgens Leda tot 18 maart 2020 (de datum van de inleidende dagvaarding) € 343,72.
3.2
[appellanten] . hebben in reconventie gevorderd veroordeling van Leda tot betaling van een bedrag van € 40.189,23, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. Deze reconventionele vordering is ingesteld voor het geval dat de desbetreffende posten niet reeds in conventie via verrekening zullen worden verdisconteerd. De gevorderde hoofdsom bestaat uit de volgende componenten:
€ 20.212,13 onverschuldigd betaald voor meerwerk / stelposten
€ 6.595,90 minderwerk
€ 9.876,20 gebreken / onvoltooid werk
€ 3.505,00 waarde uit de woning verdwenen zaken
3.3
De rechtbank heeft in conventie de twaalfde termijn van de aanneemsom ten bedrage van € 3.379,37 toewijsbaar geacht en ter zake van meerwerk een bedrag van € 27.062,57, derhalve in totaal € 30.441,94, vermeerderd met contractuele rente vanaf 18 maart 2020 (de datum van de inleidende dagvaarding). In reconventie heeft de rechtbank een bedrag van € 2.008,94 toewijsbaar geoordeeld en dit bedrag verrekend met het in conventie toewijsbare bedrag, zodat per saldo in eerste aanleg [appellanten] . hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 28.433,00 (inclusief btw), vermeerderd met de overeengekomen rente vanaf 18 maart 2020. De rechtbank heeft de proceskosten in conventie en in reconventie gecompenseerd en het meer gevorderde afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] . met vijf grieven en Leda met drie grieven op. Het over en weer gevoerde verweer zal bij de behandeling van de grieven worden betrokken voor zover dat aan de orde zal zijn.
Toezegging betaling
3.4
Grief I in incidenteel appelzal als grief met de meest vergaande strekking als eerste worden behandeld. Leda heeft in eerste aanleg ter onderbouwing van haar vordering primair aangevoerd dat [appellanten] . in hun hierboven onder 2.f respectievelijk 2.m weergeven e-mails van 16 december 2019 en 13 januari 2020 hebben toegezegd alle openstaande facturen te betalen. [appellanten] . hebben weersproken met deze e-mails te hebben willen erkennen het volledig openstaande bedrag verschuldigd te zijn. [appellanten] . doelden in de e-mail van 13 januari 2020 enkel op de in de onderwerpregel aangeduide negende termijn van de aanneemsom en de vierde termijn van het kostenoverzicht. Deze termijnen hebben [appellanten] . ook betaald. [appellanten] . zijn na onderzoek naar de op dat moment openstaande facturen en het interne kostenoverzicht van Leda tot de conclusie gekomen dat zij het gevorderde bedrag niet verschuldigd zijn en zij zelfs te veel hebben betaald.
3.5
De rechtbank ziet de e-mails van 16 december 2019 en 13 januari 2020 niet als een onvoorwaardelijke erkenning van het bij Leda openstaande bedrag. De rechtbank begrijpt de laatste e-mail van [appellanten] . van 13 januari 2020 wel aldus dat deze betrekking heeft op het geheel aan openstaande facturen, nu Leda net daarvoor aanvullende e-mails heeft gestuurd met verwijzing naar de kostenoverzichten en facturen, en te meer omdat [appellanten] . heeft te kennen gegeven “ik dacht dat we er na de 11e termijn al bijna waren” en “stop je svp met meerwerk, althans voor zover dit nog op de planning staat”. Dit heeft evenwel niet tot gevolg dat [appellanten] . aan hun betalingstoezegging kunnen worden gehouden en hun rechten hebben verwerkt. Uit de gang van zaken begrijpt de rechtbank dat [appellanten] . deze toezegging als een spontane reactie op een net ontvangen e-mail hebben gestuurd en dat zij kort hierna, na nader onderzoek, er anders over zijn gaan denken en hun spontane uiting hebben rechtgezet. Onder die omstandigheden acht de rechtbank het niet redelijk om [appellanten] . aan de inhoud van deze e-mails te houden. De rechtbank heeft [appellanten] . dan ook niet op basis van de inhoud van deze e-mails verplicht het bij Leda openstaande bedrag te voldoen.
3.6
Grief I in incidenteel appel is tegen dit oordeel gericht. Leda heeft benadrukt dat genoemde e-mails steeds zijn voorafgegaan door een telefoongesprek. De openstaande facturen over 2019 zijn gebaseerd op de overeenkomst en de kostenoverzichten die reeds bij [appellanten] . in bezit waren. [appellanten] . hebben de betaling van deze facturen, die zij meermalen toegezonden hadden gekregen, onvoorwaardelijk en zonder enig voorbehoud toegezegd. Zij dienen daaraan te worden gehouden. Alleen de factuur voor het meerwerk over 2020 valt buiten deze erkenning. [appellanten] . hebben hun standpunt gehandhaafd.
3.7
Het hof oordeelt met de rechtbank dat het in de gegeven omstandigheden niet redelijk is [appellanten] . aan deze uitlatingen te houden. Zij zijn duidelijk uit de losse pols gedaan, gelet op de korte formulering en het vluchtige taalgebruik. Leda heeft moeten inzien dat deze e-mails niet betekenden dat [appellanten] . deze toezeggingen onvoorwaardelijk deden en dat zij de verschuldigdheid van het geheel zonder meer erkenden. De grief heeft dan ook geen succes.
Oplevering
3.8
Met
grief 1 in principaal appelhebben [appellanten] . zich gekeerd tegen het oordeel van de rechtbank dat het werk is opgeleverd op 23 december 2019. De rechtbank heeft in dit verband overwogen dat [appellanten] . met de ondertekening van het hierboven onder 2.g vermelde document hebben verklaard in te stemmen met oplevering, behoudens de in dit stuk genoemde gebreken. Het feit dat dit document is opgemaakt en ondertekend vormt een belangrijke aanwijzing dat beide partijen bedoelden de oplevering van het werk op 23 december 2019 te laten plaatsvinden en [appellanten] . hebben onvoldoende naar voren gebracht op grond waarvan dient te worden vastgesteld dat partijen met dit document iets anders hebben beoogd. Hiernaast heeft de rechtbank gewicht toegekend aan de niet nader door [appellanten] weersproken verklaring van Leda ter zitting dat het ook noodzakelijk was op deze dag op te leveren, omdat vervolgens andere door [appellanten] . ingeschakelde opdrachtnemers toegang tot de woning zouden krijgen en duidelijk moest zijn welke opleverpunten tot de verantwoordelijkheid van Leda behoorden en welke latere opleverpunten tot de verantwoordelijkheid van de nieuwe opdrachtnemers.
3.9
[appellanten] . hebben weersproken dat partijen op 23 december 2019 bedoelden de oplevering te laten plaatsvinden. Op deze datum vond volgens hen een bouwvergadering plaats waarop Leda heeft voorgesteld een actielijst op te stellen voor het nieuwe jaar. Leda heeft daarbij niet laten weten dat dit diende ter oplevering van het werk noch dat het werk klaar zou zijn om te worden opgeleverd. Dit had [appellanten] ., leken in de bouwwereld, wel duidelijk moeten worden gemaakt. Het woord ‘oplevering’ in het document is hun niet opgevallen, mede omdat Leda dit niet in de mond nam. P. [naam 2] , interieurarchitect van [appellanten] . en beroepsmatig wel op de hoogte van de juridische betekenis van oplevering, was aanwezig bij deze bouwvergadering en bevestigt de door [appellanten] . geschetste gang van zaken, zo blijkt uit haar door [appellanten] . overgelegde schriftelijke verklaring. Na 23 december 2019 zijn enkele punten van de actielijst hersteld. Leda heeft bij e-mail van 4 februari 2020 pas voor het eerst kenbaar gemaakt dat het werk klaar was om te worden opgeleverd. Ook J. Heek, de voorman van Leda, heeft bij WhatsAppbericht van 31 januari 2020 laten weten dat pas begin februari het werk klaar was om te worden opgeleverd, zo hebben [appellanten] . verder betoogd. De bouwmaterialen en het koffiezetapparaat van Leda zijn pas begin februari 2020 weggehaald. [appellanten] . hebben het werk op 5 februari 2020 direct geweigerd onder aanwijzing van de gebreken. Dat in januari 2020 andere aannemers aan het werk zijn geweest in de woning van [appellanten] . heeft geen oplevering in december 2019 doen ontstaan. Voor zover overigens partijen wel de bedoeling hebben gehad op 23 december 2019 de oplevering te laten plaatsvinden, stond daaraan de omvang en de hoeveelheid van gebreken in de weg, aldus [appellanten] . [appellanten] . hebben verwezen naar artikel 9 lid 5 AVA 2013. Bij gebrek aan oplevering is de twaalfde termijn van de aanneemsom volgens hen niet opeisbaar.
3.1
De grief slaagt niet. Het hof volgt het oordeel van de rechtbank dat ervan moet worden uitgegaan dat het werk is opgeleverd op 23 december 2019. Het hof overweegt aanvullend dat Leda op 16 december 2019 om 12.01 uur per e-mail aan [appellanten] . heeft gevraagd: “Kunnen we volgende week maandag eventueel opleveren?”, waarop [appellanten] . die dag om 12.07 uur hebben geantwoord “yes ben toch vrij volgende week. hoe laat zou je willen afspreken?”. Op 23 december 2019 is vervolgens het hierboven onder 2.g vermelde document ondertekend. Zoals weergegeven is dit document getiteld ‘OPLEVERING’ en wordt onderaan het document, in de tekst direct boven de ruimte voor de ondertekening, ook gesproken van oplevering. Hiermee heeft Leda voldoende expliciet geuit aan [appellanten] . dat het werk op 23 december 2019 zou worden opgeleverd. Ten slotte heeft Leda per e-mail van 27 december 2019 aan [appellanten] . geschreven: “Bijgaand het opleverdocument zoals doorgenomen vorige week vrijdag”, waarbij genoemd document is meegezonden als bijlage. [appellanten] . hebben in hun reactie hierop van 30 december 2019 niet betwist dat er 23 december 2019 was opgeleverd. De door [appellanten] . in hoger beroep overgelegde schriftelijke verklaring van [naam 2] dat de bijeenkomst was belegd om een actielijst op te stellen met het doel een duidelijk beeld te scheppen over wat nog moest gebeuren in het nieuwe jaar, dat noch in de aanloop noch tijdens deze bijeenkomst is gesproken over oplevering en dat er daarvoor ook nog zo veel moest gebeuren dat het [naam 2] verbaast dat de bijeenkomst door Leda als oplevering zou zijn gezien doet aan het hiervoor overwogene niet af. Aangezien de verklaring van [naam 2] [appellanten] . niet kan baten, zal het bewijsaanbod van [appellanten] . [naam 2] te horen als getuige worden gepasseerd. De weergave door [appellanten] . van de e-mail van Leda van 4 februari 2020 is onjuist. Leda bericht daarbij dat het werk (in principe) klaar was; Leda schrijft niet dat het werk klaar was
om te worden opgeleverd.Evenmin heeft Heek in het door [appellanten] . opgevoerde WhatsAppbericht, waarin hij melding maakt van de planning van de laatste werkzaamheden, geschreven dat pas begin februari 2020 het werk klaar was om te worden opgeleverd. [appellanten] . redeneren kennelijk vanuit de veronderstelling dat de oplevering eerst dan plaats vindt op het moment waarop alle werkzaamheden zijn afgerond. Deze veronderstelling is onjuist. Dat oplevering niet op 23 december 2019 aan de orde kon zijn vanwege de stand van het werk is met de hiervoor vermelde berichten van de zijde van Leda, die kennelijk slechts enkele laatste werkzaamheden betreffen, onvoldoende toegelicht in deze grief. [appellanten] . zien met deze stelling ook over het hoofd dat zij voor oplevering hebben getekend. De oplevering op 23 december 2019 maakte de twaalfde termijn opeisbaar, zoals ook de rechtbank heeft overwogen.
Opschorting en vervangende schadevergoeding
3.11
Grief 2 in principaal appelvecht het oordeel van de rechtbank aan dat [appellanten] . geen beroep op opschorting van betaling van de twaalfde termijn van de aanneemsom toekwam, omdat het werk was opgeleverd, de twaalfde termijn daarmee opeisbaar was geworden en een ondeugdelijke oplevering niet aan de orde is. [appellanten] . hebben met deze grief aangevoerd dat indien dient te worden uitgegaan van een oplevering en daarmee van een opeisbare twaalfde termijn, [appellanten] . deze betaling mochten opschorten, omdat zij op hun beurt een opeisbare vordering hadden op Leda, te weten een vordering tot herstel van de gebreken, zoals die blijken uit de actielijst van 23 december 2019 en het door Top Expertise opgestelde rapport, waarmee het werk niet voldeed aan de overeenkomst en waarmee artikel 13 AVA 2013 in werking was getreden.
3.12
Alvorens deze grief nader te bespreken zal het hof eerst
grief 5 in principaal appelbehandelen, die is gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van de door [appellanten] . op de voet van artikel 6:87 BW gevorderde vervangende schadevergoeding vanwege gebreken en onvoltooid werk. Artikel 6:87 BW vereist dat Leda ter zake in verzuim is geraakt. [appellanten] . hebben zich in dit verband beroepen op een drietal ingebrekestellingen. Redenerend vanuit hun stelling dat het werk niet is opgeleverd, hebben [appellanten] . betoogd dat Leda aansprakelijk is voor alle door [appellanten] . geconstateerde gebreken en voor het onvoltooide werk, zoals door Top Expertise in kaart gebracht. [appellanten] . miskennen hierbij evenwel dat het werk als op 23 december 2019 opgeleverd wordt beschouwd, zoals hierboven overwogen. [appellanten] . kunnen Leda dus alleen nog aansprakelijk houden voor verborgen gebreken en daarnaast voor de door partijen op 23 december 2019 vastgelegde opleverpunten. Daarbij dient ervan te worden uitgegaan dat hetgeen Leda – volgens [appellanten] . – niet had voltooid, als opleverpunt zou zijn. aangemerkt. [appellanten] . hebben in hun ingebrekestellingen van 4 maart 2020, 3 april 2020 en 15 april 2020 onvoldoende concreet gemaakt op welke specifieke opleverpunten, waaronder onvoltooid werk, deze ingebrekestellingen zagen. Daarbij hebben zij niet gesteld dat zij tijdens de oplevering ten aanzien van sommige werkzaamheden niet hebben gezien of konden zien dat deze in het geheel niet waren verricht. De ingebrekestellingen volstaan daarom niet en hebben Leda dus niet in verzuim kunnen doen brengen. Leda heeft onweersproken gesteld dat [appellanten] . in de buitengerechtelijke fase vervolgens duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat Leda niet meer in staat zou worden gesteld nog afrondende werkzaamheden uit te voeren. De conclusie is dan ook dat Leda niet in verzuim verkeert. De vordering tot vervangende schadevergoeding komt derhalve ook in hoger beroep niet voor toewijzing in aanmerking. De grief faalt.
3.13
Voor grief 2 in principaal appel heeft het voorgaande tot gevolg dat [appellanten] . geen belang meer hebben bij de beantwoording van de vraag of [appellanten] . destijds waren gerechtigd tot opschorting van de verplichting tot betaling van de twaalfde termijn van de aanneemsom. Deze vraag heeft immers slechts relevantie in het kader van de vraag of Leda desondanks haar verplichtingen moest nakomen en deze vraag speelt in ieder geval in hoger beroep slechts in het kader van de door [appellanten] . gevorderde vervangende schadevergoeding. Ook deze grief heeft dus geen succes.
Meerwerk
3.14
Grief 3 in principaal appelbetreft het door [appellanten] . betwiste en door de rechtbank verschuldigd geoordeelde meerwerk en de verhoging stelposten. Leda heeft in eerste aanleg de betaling gevorderd van drie openstaande facturen voor door haar verricht meerwerk, zoals hierboven onder 3.1 weergegeven. Het gaat in totaal om een bedrag van € 44.119,99 inclusief btw. [appellanten] . hebben de verschuldigdheid van die facturen weersproken en verweer gevoerd tegen een groot aantal van de posten die zijn opgenomen in de door Leda verstrekte kostenoverzichten. [appellanten] . hebben hierbij aangevoerd dat geen meerwerkopdracht is verstrekt of dat een meerwerkopdracht wel is verstrekt, maar niet schriftelijk overeengekomen, dat geen prijsopgave is ontvangen van Leda of dat Leda niet heeft gewaarschuwd voor de noodzaak van een prijsverhoging. [appellanten] . hebben om deze redenen een bedrag van € 20.212,13 inclusief btw verrekend althans teruggevorderd wegens onverschuldigde betaling.
3.15
Deze vorderingen zijn door de rechtbank gezamenlijk beoordeeld. Zij heeft in dit kader overwogen dat ingevolge artikel 7:755 BW geldt dat toevoegingen of veranderingen in het opgedragen (bouw)werk, waarmee de opdrachtgever heeft ingestemd, de aannemer niet zonder meer recht geven op prijsverhoging. Daarvoor is vereist dat de opdrachtgever er tijdig van op de hoogte is gesteld dat deze toevoegingen of veranderingen zullen leiden tot een hogere prijs. De ratio van deze bepaling is dat de opdrachtgever de gelegenheid krijgt om te beslissen of hij het meerwerk ondanks de hogere prijs aan de aannemer wil opdragen. De plicht om de opdrachtgever te waarschuwen voor de consequentie van prijsverhoging geldt niet indien de opdrachtgever die consequentie uit zichzelf had moeten begrijpen. Waar het daarbij op aankomt is in hoeverre de opdrachtgever een reëel inzicht had in de concreet te verwachten meerkosten. De rechtbank heeft bij de beoordeling van de verschillende door [appellanten] . betwiste posten het volgende voorop gesteld. Leda heeft gedurende de uitvoering van de werkzaamheden frequent en regelmatig kostenoverzichten verstrekt aan [appellanten] . In deze kostenoverzichten is telkens al het op dat moment opgedragen meerwerk gespecificeerd opgenomen, met vermelding van de op dat moment gemaakte of geraamde kosten. Nieuwe meerwerkposten en -kosten zijn daarbij steeds dikgedrukt opgenomen. Leda heeft uitgelegd dat met deze werkwijze is beoogd om gedurende de uitvoering [appellanten] . zo helder en transparant mogelijk geïnformeerd te houden en om regelmatig af te stemmen over de te verrichten werkzaamheden en daarmee gemoeide kosten, mede gelet op veranderingen in wensen van [appellanten] . tijdens de uitvoering. Deze kostenoverzichten zijn ook de basis geweest voor de meerwerkfacturen die Leda heeft verzonden aan [appellanten] . Die facturen zijn tot en met 16 november 2019 steeds door [appellanten] . zonder commentaar betaald. [appellanten] . hebben voorafgaand aan hun klacht op 15 januari 2020 nooit een opmerking gemaakt over de juistheid van de kostenoverzichten of de hoogte van de meerwerkfacturen. Volgens de rechtbank hebben [appellanten] . tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd geen afdoende uitleg kunnen geven over hoe het komt dat pas op 15 januari 2020 voor het eerst opmerkingen zijn gemaakt over de inhoud van de kostenoverzichten, terwijl [appellanten] . die vanaf mei 2019 hebben ontvangen en de eerste vier facturen voor het meerwerk zonder protest hebben betaald. [appellanten] . hebben de door Leda gestelde functie van de kostenoverzichten niet afdoende betwist en daar ook geen andere uitleg voor gegeven. Bij deze stand van zaken heeft de rechtbank geoordeeld dat Leda voldaan heeft aan de op haar rustende informatieverplichting en dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [appellanten] . akkoord waren met de uitvoering van het meerwerk en met de daarmee gemoeide kosten, voor zover vermeld in de kostenoverzichten tot en met 16 november 2019, aldus de rechtbank. Omdat Leda naar het oordeel van de rechtbank mocht vertrouwen op de instemming van [appellanten] . ten aanzien van deze kostenposten, heeft de rechtbank de verweren die daarop zijn gericht verworpen.
3.16
Het hof neemt dit oordeel van de rechtbank over en maakt het tot het zijne. Voor zover grief 3 in principaal appel hiertegen is gericht, faalt deze grief dus. De in deze grief genoemde formele bezwaren wegen niet op tegen de constateringen van de rechtbank die inhouden dat [appellanten] . door te betalen en door niet te protesteren geacht worden akkoord te zijn gegaan met het meerwerk tot en met 16 november 2019. Rechtsverwerking is niet aan de orde. De verweren van [appellanten] . tegen de door hen onder randnummer 32 van de memorie van grieven besproken posten worden vanwege het voorgaande (ook in hoger) niet nader behandeld. Voorgaande overwegingen gelden ook ten aanzien van de post
40.1.3.2 stucwerk extra wanden eerste verdieping, zoals door [appellanten] . vermeld onder genoemd randnummer. Het enkele feit dat deze post niet dikgedrukt was in het kostenoverzicht van 16 november 2019 is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
3.17
De rechtbank heeft ten aanzien van het meerwerk en de kostenposten die voor het eerst zijn opgenomen in de overzichten van 7 december 2019, 27 december 2019 en 4 februari 2020 overwogen dat [appellanten] . tijdig hebben geklaagd. Het verweer van [appellanten] . betreffende een aantal van de desbetreffende posten is evenwel niet gehonoreerd. Volgens [appellanten] . was dit ten onrechte. Zij leggen de volgende posten in hoger beroep opnieuw voor. Waar opportuun zal het hof hierna tevens ingaan op incidentele grieven van Leda.
0.5.1.2 uitvoerings- en coördinatiekosten
3.18
[appellanten] . hebben naar voren gebracht dat uit administratie van Leda blijkt dat zij onder deze post veel uren heeft geschreven. Deze kosten komen niet expliciet terug in het kostenoverzicht. Dit betekent volgens [appellanten] . dat zij versluierd onder andere posten zijn gefactureerd. Leda heeft weersproken dat dit het geval is; zij heeft weliswaar meer tijd besteed aan het project dan in de overeenkomst was ingeschat en daarom zijn deze uren opgenomen in de interne administratie van Leda, maar Leda heeft die uren niet in rekening gebracht. De rechtbank heeft dit verweer van [appellanten] . niet gevolgd bij gebrek aan onderbouwing. Ook het hof is van oordeel dat [appellanten] . geen concrete aanwijzing naar voren hebben gebracht dat Leda deze kosten ten laste van [appellanten] . heeft doen komen. Het verweer faalt dan ook bij gebrek aan voldoende toelichting.
0.5.1.10 werkzaamheden tijdens verplaatsen nuts
3.19
[appellanten] . hebben in eerste aanleg betwist dat Leda deze opgevoerde extra werkzaamheden heeft moeten verrichten als gevolg van het verplaatsen van de meterkast door Liander. [appellanten] . hebben gesteld geen opdracht te hebben gegeven tot het verrichten van dit meerwerk. Leda heeft hiertegen ingebracht wel degelijk in opdracht van [appellanten] . de meterkast te hebben verplaatst. Dat betekende dat zij niet alleen de meterkast zelf moest verplaatsen, maar ook het leidingwerk moest verwijderen en de gaten dichten en afwerken. Deze opdracht kwam tegen het einde van de verbouwing toen alles al schilderklaar was. Mede ook daarom betreft deze post volgens Leda meerwerk. Omdat door [appellanten] . niet is betwist dat zij opdracht hebben gegeven tot het verplaatsen van de meterkast, zij slechts betwisten dat Leda hieruit voortgekomen meerwerk in rekening mocht brengen, maar niet hebben gereageerd op de nadere toelichting van Leda, heeft de rechtbank geoordeeld dat de uit het verplaatsen van de meterkast voortvloeiende redelijke kosten door Leda in rekening mogen worden gebracht en dat [appellanten] . het door Leda ter zake gevorderde bedrag van € 313,09 inclusief btw dan ook dienen te betalen.
3.2
In hoger beroep hebben [appellanten] . benadrukt Liander de opdracht te hebben gegeven om het leidingwerk en de meterkast te verplaatsen en Liander hiervoor ook te hebben betaald. [appellanten] . hebben echter onvoldoende betwist dat ook Leda in hun opdracht bij deze verplaatsing betrokken was en ten behoeve daarvan werkzaamheden heeft verricht. In het licht van de vermelding van deze werkzaamheden op de kostenoverzichten van 23 oktober 2019 en 16 november 2019 (hoewel nog ‘in overleg’ en als stelpost) was dat wel aangewezen. Het verweer faalt daarom ook in hoger beroep.
40.1
stukadoorwerk
3.21
[appellanten] . hebben in eerste aanleg aangevoerd, voor zover in hoger beroep van belang, dat voor het stucwerk op de begane grond, inclusief de plafondplinten, een vaste aanneemsom van € 7.375,81 inclusief btw is overeengekomen. Leda had voorafgaand aan deze prijsbepaling de woning volledig ingemeten. Voor het inmeten en tekenen hebben [appellanten] . een bedrag van € 5.700,00 betaald. [appellanten] . mochten dan ook verwachten dat de uiteindelijke prijs van het stucwerk zou aansluiten bij de aanneemsom. [appellanten] . hebben geen opdracht gegeven voor meerwerk en evenmin is gebleken van kostenverhogende omstandigheden. [appellanten] . betwisten daarom de verschuldigdheid van de meerprijs van € 6.228,83 inclusief btw. Daarnaast heeft de stukadoor de muren gespoten en niet gesmeerd, hetgeen minder arbeidsintensief is en daarmee goedkoper. Dit is minderwerk, aldus [appellanten] .
Leda heeft hierop naar voren gebracht dat [appellanten] . nader opdracht hebben gegeven voor het aanbrengen van schaduwranden in plaats van stucstop. Voorts klopt de stelling van [appellanten] . dat machinaal spuiten goedkoper is dan smeren niet, omdat een machine ook geld kost en spuiten daarmee per saldo evenveel kost als smeren.
3.22
De rechtbank heeft overwogen dat Leda onbetwist heeft gesteld dat het meerwerk betreffende het aanbrengen van schaduwranden in plaats van stucstop is opgedragen door [naam 2] dan wel [appellanten] . zelf en dit meerwerk daarom dient te worden betaald door [appellanten] . Verder heeft Leda voor wat betreft de al dan niet machinale werkwijze afdoende uitgelegd dat geen sprake is van minderwerk, en hebben [appellanten] . hun verweer vervolgens niet nader gemotiveerd. Het verweer ten aanzien van minderwerk is daarom ook verworpen.
3.23
[appellanten] . hebben in hun bezwaar tegen dit oordeel niet toegelicht waarom het van hun zijde opgedragen aanbrengen van schaduwranden geen meerwerk zou zijn. Evenmin hebben zij, hoewel zij daarna nog aan het woord zijn geweest, de door Leda in hoger beroep nog nader gegeven toelichting op het gelijk blijven van de kosten in geval van machinaal spuiten in plaats van smeren nog afdoende geadresseerd. Het verweer van [appellanten] . heeft dus geen succes. Het opnieuw door [appellanten] . gemaakte bezwaar tegen de meerprijs die in rekening is gebracht voor extra wanden op de eerste verdieping is reeds hierboven (onder 3.16) afgedaan en wordt daarom niet nogmaals besproken.
3.24
Leda heeft in incidenteel appel bij grief 2 verder naar voren gebracht dat uiteindelijk drie keer zoveel gips als ingeschat nodig was om een strak resultaat te krijgen. Een aantal muren is twee maal gestukt en er zijn extra werkzaamheden opgedragen, zoals het stuken van de nissen, de badkamer, de verwijderde meterkast en boven het marmer- en tegelwerk. Bij de berekening moet rekening ermee worden gehouden dat achter het tegelwerk, de inbouwkasten, koven, op de schuine plafonds van de trappen en op de onderzijde van de trap op de eerste verdieping ook is gestukt.
3.25
De rechtbank heeft hierop overwogen dat weliswaar al in het kostenoverzicht van 16 november 2019 een stelpost is opgenomen van € 5.500,00, waarbij vermeld staat dat er drie keer zoveel gips in de woning is gegaan als van tevoren was ingeschat, maar dat het definitieve bedrag van het gestelde meerwerk voor het eerst in het kostenoverzicht van 27 december 2019 is opgenomen. De rechtbank is met [appellanten] . van oordeel dat het feit dat er veel meer gips nodig was dan ingeschat en dat bepaalde muren twee keer moesten worden gedaan, geen kostenverhogende omstandigheid is, zoals bedoeld is in artikel 7:753 BW, die voor rekening van [appellanten] . dient te komen. Leda is in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst de woning, en dus ook de staat van het stukwerk, te inspecteren. Op basis van de door haar gedane inschatting heeft zij geoffreerd. Als ervaren en professionele aannemer was het toen aan Leda om rekening te houden met de kans op moeilijk te stuken muren, en haar offerte daarop aan te passen. De extra kosten die gemoeid zijn met extra materiaal en werkuren voor meerdere lagen stukwerk kunnen niet als meerwerk doorberekend worden.
3.26
In hoger beroep heeft Leda haar in eerste aanleg betrokken standpunt slechts herhaald. Het hof is het echter met de rechtbank eens en ook op dezelfde gronden. De grief faalt.
41.1.1
leveren tegels vloer hal
3.27
[appellanten] . hebben in eerste aanleg naar voren gebracht dat zij opdracht hebben gegeven om 12 m² aan marmeren tegels te bestellen voor de vloer in de hal en de toiletruimte. Leda heeft echter in totaal 34,7m² besteld. [appellanten] . betwisten de verschuldigdheid van het meerdere waarvoor € 2.348,27 inclusief btw in rekening is gebracht. Leda heeft daartegen aangevoerd dat [appellanten] . vergeten dat er niet alleen een vloer is geleverd, maar dat ook diverse marmeren platen zijn gekocht en geplaatst. Een bedrag van € 2.683,00 exclusief btw voor het leveren van het marmer staat ook al opgenomen in een e-mail van 30 september 2019 aan [appellanten] ., waarin staat vermeld dat 12m² aan tegels is besteld en verschillende platen zijn besteld, aldus Leda.
3.28
De rechtbank heeft overwogen dat deze post weliswaar voor het eerst voorkomt in het kostenoverzicht van 7 december 2019, maar [appellanten] . niet onbekend waren met deze post. Gelet op genoemde e-mail van 30 september 2019 was het [appellanten] . duidelijk wat er werd besteld en wat dit zou gaan kosten. Nu [appellanten] . al langere tijd op de hoogte waren van deze kosten, hadden zij hiertegen eerder bezwaar kunnen en moeten maken. De rechtbank is daarom aan het verweer van [appellanten] . voorbij gegaan.
3.29
In hoger beroep hebben [appellanten] . opnieuw gesteld dat Leda nagenoeg driemaal zoveel tegels heeft besteld als waartoe opdracht was gegeven. [appellanten] . zijn hierbij echter in het geheel niet ingegaan op de stelling van Leda dat het meerdere geen marmeren
tegelsbetrof maar marmeren
platen, hetgeen wordt ondersteund door de inhoud van genoemde e-mail waarin de platen ook zijn opgevoerd. Ook het hof gaat om deze reden aan dit verweer voorbij.
41.1.4
aanbrengen tegels vloer hal
3.3
[appellanten] . hebben in eerste aanleg erkend hiervoor opdracht te hebben gegeven, maar ook te kennen gegeven de uiteindelijke kosten niet redelijk te vinden. Leda heeft een richtprijs van € 1.100,00 exclusief btw genoemd in een e-mail van 21 mei 2019, maar uiteindelijk € 3.033,47 hiervoor in rekening gebracht. Daarnaast blijkt uit de factuur van de tegelzetter dat hij 15 uur op één dag bezig is geweest en blijkt uit het interne urenoverzicht van Leda dat twee van haar werknemers respectievelijk 13,5 en 2,5 uur hebben geschreven. Dat aantal uren is niet realistisch, aldus [appellanten] .
3.31
Volgens Leda is bij de inschatting van € 1.100,00 exclusief btw duidelijk gemaakt dat het uiteindelijke bedrag afhankelijk is van het soort tegels dat [appellanten] . zouden kiezen. [appellanten] . hebben gekozen voor visgraat marmeren tegels. Dat kost veel meer tijd om te leggen, vanwege het vele snijden, en verklaart dat de tegelzetter er 15 uur over heeft gedaan. De tegelzetter had alleen op die dag tijd en heeft dus aan een stuk door gewerkt. Hierbij is hij geassisteerd door de werknemers van Leda.
3.32
De rechtbank heef overwogen dat door [appellanten] . niet is betwist dat Leda bij het verstrekken van haar richtprijs ook te kennen heeft gegeven dat de prijs afhankelijk was van het soort tegels. Leda kan dan ook niet strikt gehouden worden aan een vaste prijs van € 1.100 exclusief btw, zoals [appellanten] . hebben aangevoerd. Wel had van Leda verwacht mogen worden dat zij, met inachtneming van de eerder gecommuniceerde inschatting, [appellanten] . zou waarschuwen voor een dermate forse kostenafwijking als zich heeft voorgedaan. Van een dergelijke waarschuwing is niets gebleken. Bij deze stand van zaken heeft de rechtbank een kostenverhoging van 30% ten opzichte van de door Leda gegeven inschatting gerechtvaardigd geoordeeld. Dit betekent dat Leda € 1.730,30 inclusief btw in rekening mag brengen. Leda vordert voor deze post € 3.033,47, zodat daarvan € 1.303,17 inclusief btw niet voor toewijzing vatbaar is volgens de rechtbank.
3.33
[appellanten] . hebben in hoger beroep primair herhaald dat het in de e-mail van 21 mei 2019 genoemde bedrag van € 1.100,00 niet meer dan redelijk is voor dit onderdeel van het werk en subsidiair zich beroepen op de wettelijke overschrijdingsnorm van artikel 7:752 lid 2 BW van 10%. Leda heeft gesteld geen richtprijs te hebben afgegeven en erop gewezen dat zij in deze e-mail heeft toegevoegd: “Dat is erg afhankelijk van het type” en dat op dat moment niet bekend was welk type zou worden geplaatst.
3.34
Het primaire standpunt van [appellanten] . volgt het hof niet. Leda heeft toegelicht dat de uiteindelijke keuze van [appellanten] . voor visgraat marmer een meer bewerkelijke variant was vanwege het vele snijwerk. [appellanten] . hebben dit niet weersproken. Leda heeft de gemaakte uren ook inzichtelijk gemaakt. In tegenstelling tot [appellanten] . ziet het hof geen aanleiding de door Leda geschetste gang van zaken als ongeloofwaardig te duiden. [appellanten] . hebben de gemaakte uren verder niet weersproken. Daarentegen slaagt het verweer van [appellanten] . in zoverre wel dat ook het hof het door Leda in haar e-mail van 21 mei 2019 opgegeven bedrag van € 1.100,00 als richtprijs beschouwt. Genoemd bedrag is wel degelijk als een indicatie te zien en de algemene niet nader gepreciseerde toevoeging van Leda betreffende de afhankelijkheid van het type rechtvaardigt onvoldoende dat vervolgens zonder voorafgaande waarschuwing driemaal zo veel in rekening is gebracht. Het hof zal het bestreden vonnis derhalve op dit punt vernietigen en op het openstaande factuurbedrag (€ 3.033,47 - (€ 1.100,00 + 10% = € 1.210,00 + 21% btw =) € 1.464,10 =) € 1.569,37 inclusief btw overeenkomstig het bepaald in artikel 7:752 lid 2 BW in mindering brengen en dus niet slechts € 1.303,17 inclusief btw, zoals de rechtbank heeft gedaan. Leda heeft met
grief II in incidenteel appelerop aangestuurd dat juist het gehele gefactureerde bedrag voor deze post toewijsbaar zou worden geoordeeld. Dit onderdeel van deze grief faalt dus.
41.1.8
aanbrengen marmer wandplaten en 41.1.13 tegelwerk badkamer en toilet
3.35
[appellanten] . hebben in eerste aanleg aangevoerd dat voor dit werk al een bedrag was overeengekomen in de aanneemsom, namelijk “betegelen toilet tot 1,2m hoogte”. [appellanten] . betwisten opdracht te hebben gegeven voor meerwerk. Leda heeft hiertegenover gesteld dat in de aanneemsom het betegelen van het toilet is opgenomen. Het plaatsen van marmeren platen is niet hetzelfde. Door opdracht te geven voor het aanbrengen van marmeren wandplaten hebben [appellanten] . de opdracht gewijzigd. Dit is ook besproken, zoals volgt uit het kostenoverzicht van 23 oktober 2019 waarin staat “aanbrengen marmer wandplaten in toilet volgt” en “tegelwerk wanden verrekenbaar op nacalculatie”. In de offerte is uitgegaan van tegels van 300 x 600 in het toilet, maar dat is allemaal groter geworden en daarmee meer werk om te tegelen. Bovendien zijn de in de aanneemsom opgenomen vierkante meters voor het tegelwerk in mindering gebracht. Daarnaast hebben [appellanten] . wel opdracht gegeven voor meerwerk, er moesten namelijk schaduwranden, voegverdelingen en extra nissen worden aangebracht. Dat dit op nacalculatie zou worden uitgevoerd staat al in het kostenoverzicht van 24 september 2019.
3.36
De rechtbank heeft overwogen dat uit de toelichting van Leda afdoende is gebleken van een door [appellanten] . gewijzigde opdracht. Door [appellanten] . is gevraagd om een meer
high endafwerking. [appellanten] . had moeten begrijpen dat een dergelijke afwerking een kostenverhoging tot gevolg zou hebben. Dat dit het geval zou zijn blijkt ook al uit de kostenoverzichten van september en oktober 2019 waardoor het ook geen verrassing meer kan zijn geweest voor [appellanten] . Daarnaast is sprake van redelijk gemaakte kosten voor het uitvoeren van de opdracht en zijn de bedragen uit de aanneemsom gecrediteerd. Gelet daarop faalt het verweer van [appellanten] . volgens de rechtbank.
3.37
In hoger beroep hebben [appellanten] . slechts volstaan met de opmerkingen dat het geheel, inclusief de
high end-afwerking waarvan overigens geen sprake was, in de vaste aanneemsom was opgenomen, door hen afgezien hiervan niet extra om
high end-afwerking is gevraagd en Leda [appellanten] . had moeten waarschuwen voor de prijsverhoging. [appellanten] . zijn daarmee onvoldoende ingegaan op de concreet door Leda op deze posten gegeven toelichting en de redenering van de rechtbank. Het verweer faalt.
45.1.23
levering schuttingpanelen, hardhouten palen, vlechtschermsteunen etc.
3.38
[appellanten] . hebben in eerste aanleg gesteld dat de kwaliteit van de schutting niet overeenstemt met de door hen betaalde prijs en dat sommige panelen van de schutting ook niet nieuw zijn. Leda heeft weersproken dat sommige delen niet nieuw zijn en erop gewezen dat de prijs van de schutting niet alleen ziet op de panelen, maar ook op alle bevestigingsmaterialen. De rechtbank heeft overwogen dat [appellanten] . hun stelling dat de kwaliteit van de schutting niet overeenstemt met de betaalde prijs onvoldoende hebben onderbouwd. Dat delen van de schutting niet nieuw zijn is evenmin gebleken. De rechtbank is daarom voorbij gegaan aan dit verweer.
3.39
Ook het hof passeert het verweer van [appellanten] . Hun stellingen dat de kwaliteit van de schutting niet overeenstemt met de daarvoor te betalen prijs en dat de schutting ook niet overeenkomt met de gemaakte afspraak dat deze hetzelfde zou moeten zijn als die van de buurvrouw hebben zij, ook met de overgelegde foto’s, onvoldoende feitelijk toegelicht. Daarmee schieten zij tekort in de toelichting op hun grief.
46.1
schilderwerk
3.4
Volgens [appellanten] . is, zoals zij in eerste aanleg hebben gesteld, voor het schilderwerk een stelpost overeengekomen van € 17.985,00 inclusief btw. Dat bedrag wordt door Leda met € 5.593,93 (inclusief btw) overschreden. [appellanten] . betwisten de verschuldigdheid van de overschrijding van de stelpost. De hoeveelheid schilderwerk was makkelijk te begroten en het is ook niet meer geworden, eerder minder aangezien ook een deel is behangen. Leda heeft gesteld zij met [appellanten] . niet voor niets een stelpost is overeengekomen. Het schilderwerk is geraamd, maar uiteindelijk op nacalculatie verricht. Uit de kostenoverzichten blijkt ook steeds dat verrekening van de stelpost nog volgt. [appellanten] . hebben daarover niet eerder geklaagd. Voor het schilderwerk was overigens een standaard afwerking berekend, maar [appellanten] . wilden ook dit uiteindelijk meer
high end, en vroegen om schaduwplinten, schaduwvoegen en sierlijsten, aldus Leda.
3.41
De rechtbank heeft overwogen, kort gezegd, dat niet is voldaan aan hetgeen in artikel 7:755 BW is bepaald, omdat [appellanten] . niet tijdig zijn gewaarschuwd voor de prijsverhoging en het niet redelijk geacht om [appellanten] . te binden aan het besluit om het schilderwerk op nacalculatie uit te voeren. Daar staat tegenover dat de stelposten waren berekend op een gemiddelde afwerking, maar dat dit op wens van [appellanten] . meer
high endis geworden. [appellanten] . hadden kunnen begrijpen dat hieruit een prijsvermeerdering voortkomt. [appellanten] . hoeven daarom niet het gehele bedrag te betalen, maar ook is de stelpost te laag berekend. De rechtbank acht het daarom redelijk dat partijen de overschrijding van de stelpost delen in die zin dat ieder de helft draagt. [appellanten] . kunnen worden aangesproken voor betaling van een bedrag van € 2.796,96 inclusief btw. Het overige, € 2.796,97, is in mindering gebracht op de vordering van Leda.
3.42
[appellanten] . hebben in hoger beroep, kort gezegd, benadrukt dat de
high end-afwerking van meet af aan was overeengekomen en verwerkt in de (forse) aanneemsom. Hierom is dus niet aanvullend gevraagd. Overigens is ook op dit onderdeel geen sprake van een
high end-uitvoering. Ook is hier minderwerk aan de orde in plaats van meerwerk, omdat Leda onjuist heeft ingemeten. Leda heeft naar voren gebracht dat juist een stelpost was opgenomen, omdat het schilderwerk vooraf niet was in te schatten. De werkelijke kosten zouden overeenkomstig het principe van een stelpost op basis van nacalculatie worden berekend. Volgens Leda dient dan ook alsnog de hele post te worden toegewezen. Zij heeft ook op dit punt incidenteel gegriefd met grief II.
3.43
Het hof acht het juist dat deze post alsnog geheel dient te worden toegewezen. Het hof overweegt dat in geval van een stelpost niet nader hoeft te worden gecommuniceerd over een eventuele overschrijding van het bedrag. Gesteld noch gebleken is dat partijen een limiet zijn overeengekomen waarmee de stelpost kon worden overschreden. Er dient daarom in dit geval te worden afgerekend op basis van nacalculatie. [appellanten] . hebben onvoldoende concreet betwist dat het gefactureerde niet is verricht, zodat ook aan deze stellingen wordt voorbij gegaan. Op dit punt faalt de grief van [appellanten] . dus en slaagt de grief van Leda. Dit betekent dat de rechtbank ten onrechte een bedrag van € 2.796,97 (inclusief btw) op de vordering van Leda in mindering heeft gebracht.
0.5.1.2 toilet blijft langer staan
3.44
[appellanten] . hebben in eerste aanleg ook deze post weersproken. De rechtbank heeft echter erop gewezen dat de post al voorkwam op alle eerdere kostenoverzichten en op zichzelf dan ook niet nieuw is en om die reden niet wordt beoordeeld.
3.45
Het hof overweegt dat inderdaad in het kostenoverzicht van 21 mei 2019 al staat vermeld: “indien toilet langer blijft staan is dat verrekenbaar”. Dit blijft dan vanzelfsprekend gedurende de werkzaamheden gelden. Niet weersproken is dat het chemisch toilet langer is blijven staan noch is aangevoerd dat het te lang ter plekke aanwezig is geweest. Deze kwestie heeft niets van doen met het inperken van de klachtmogelijkheden van [appellanten] . Het verweer heeft geen succes.
0.5.1.9 extra parkeerkosten
3.46
[appellanten] . hebben in eerste aanleg de verschuldigdheid van deze kosten betwist, niet omdat Leda niet langs is geweest en de kosten niet gemaakt zouden zijn, maar omdat [appellanten] . hier geen bewijsstukken van hebben gezien. De rechtbank heeft met de vaststelling dat deze post op eerdere kostenoverzichten is opgenomen en eerder is betaald ook dit verweer verworpen.
3.47
Geenszins volgt uit dit oordeel van de rechtbank dat Leda maar eindeloos parkeerkosten kan factureren zonder deze te onderbouwen, zoals door [appellanten] . in hoger beroep gesteld. De stelling dat de ter zake gefactureerde bedragen niet kunnen kloppen, onder meer omdat daarin ook boetes als parkeerkosten zijn opgenomen, dienden [appellanten] . concreet toe te lichten. Dit hebben zij niet althans onvoldoende gedaan. Het verweer faalt daarom ook in hoger beroep.
46.1
schilderwerk (II)
3.48
[appellanten] . zijn in eerste aanleg ook ertegen opgekomen dat Leda in het kostenoverzicht van 2020 nog eens € 1.723,15 exclusief btw extra in rekening brengt voor het schilderwerk. Daarnaast wordt bij deze post parkeergeld in rekening gebracht dat volgens [appellanten] . ook al eerder in het kostenoverzicht is opgenomen. Volgens Leda ziet het op het kostenoverzicht 2020 in rekening gebrachte schilderwerk op reparatiewerk van schades die door de vloerenlegger na oplevering zijn aangericht. De herstelkosten en daarmee gemoeide parkeerkosten kan Leda dan ook in rekening brengen bij [appellanten] . De rechtbank heeft overwogen dat door [appellanten] . is niet betwist dat sprake is van schade die na 23 december 2019 door een derde partij is veroorzaakt en door Leda is hersteld. De rechtbank is ervan uitgegaan dat daarbij in redelijkheid gemaakte kosten zijn gedeclareerd. Het verweer ten aanzien van deze post is daarom afgewezen.
3.49
[appellanten] . hebben in hoger beroep aanvullend naar voren gebracht dat de door de vloerenlegger aangerichte schade slechts een aantal vegen op de eerste verdieping betrof. Naar het oordeel van het hof heeft Leda haar aanspraak op deze post onvoldoende toegelicht, terwijl de betwisting van [appellanten] . daarom wel vroeg. De ter zake in hoger beroep overgelegde productie 4 bij memorie van antwoord geeft niet genoeg duidelijkheid. Bij gebrek aan handvatten zal het hof dit onderdeel van de vordering van Leda daarom alsnog afwijzen. Dit betekent dat deze post van € 1.723,15 exclusief btw, derhalve € 2.085,01 alsnog op de vordering van Leda in mindering moet worden gebracht.
Contractuele rente
3.5
[appellanten] . hebben voorts in hoger beroep betoogd dat artikel 11 lid 1 AVA 2013 op grond waarvan contractuele rente (verhoging wettelijke rentepercentage met 2) is toegewezen door de rechtbank een oneerlijk beding is in de zin van de Richtlijn 93/13/EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, omdat de overeengekomen rente aanmerkelijk hoger is dan de geldende wettelijke rente en dit beding dient te worden vernietigd.
3.51
Het hof ziet bij gebreke van een nadere toelichting op dit punt door [appellanten] ., en ook overigens, niet in waarom een beding waarbij de door de wederpartij verschuldigde wettelijke rente
op jaarbasiswordt verhoogd met 2% als oneerlijk in bedoelde zin zou moeten worden aangemerkt. De grief faalt daarom in zoverre.
Minderwerk
3.52
Grief 4 in principaal appelziet op door [appellanten] . opgevoerd minderwerk waarmee volgens hen door de rechtbank ten onrechte geen rekening is gehouden. Het betreft de volgende posten.
0.3.5
nulmeting
3.53
[appellanten] . hebben in eerste aanleg gesteld dat de door Leda opgevoerde nulmeting niet heeft plaatsgevonden, omdat door Leda geen rapport is overgelegd waaruit de nulmeting blijkt. Leda heeft in eerste aanleg naar voren gebracht dat de nulmeting op 25 maart 2019 is uitgevoerd. Zij heeft daarvan in hoger beroep alsnog een rapport overgelegd. [appellanten] . hebben dit rapport in de daarna nog door hen genomen akte niet betwist. De grief faalt daarom op dit onderdeel.
45.1.6
binnenkant kozijnen voorzien van architraven
3.54
[appellanten] . hebben in eerste aanleg gesteld dat de overeengekomen architraven niet zijn geplaatst. Leda heeft dit weersproken en verwezen naar post 45.1.13 van het kostenoverzicht van 27 december 2019, waarin staat dat de binnenkozijnen zijn afgewerkt met stucstopprofielen. Deze andere werkzaamheden hebben niet geleid tot een prijswijziging, maar vielen wat kosten betreft tegen elkaar weg. Door [appellanten] . is in eerste aanleg niet nader gereageerd op deze gemotiveerde betwisting van Leda. Daarmee hebben [appellanten] . hun aanspraak onvoldoende onderbouwd volgens de rechtbank.
3.55
In hoger beroep hebben [appellanten] . betwist dat er een andere afwerking heeft plaatsgevonden. Het was volgens hen initieel al de bedoeling de binnenkozijnen met stucstopprofielen af te werken. Daarnaast zouden de architraven worden geplaatst. Leda heeft dit gedetailleerd weerlegd. De posten in de overeenkomst die volgens [appellanten] . de stucstopprofielen betreffen zien volgens Leda op het gewone stucwerk en hebben niets van doen met de kozijnen. [appellanten] . hebben hierop niet nader gereageerd en daarmee hun aanspraak te veel in het vage gelaten. Ook dit onderdeel faalt.
45.1.7
neuten onder aftimmerlijsten
3.56
Ook de neuten onder aftimmerlijsten zijn volgens [appellanten] . niet geplaatst. Zij hebben dit standpunt in hoger beroep herhaald. Leda heeft aangevoerd dat ook hier sprake was van een wijziging die geen prijswijziging tot gevolg had. De neuten zouden worden aangebracht met de architraven en zijn eveneens verrekend met de stucstopprofielen, waarvan het aanbrengen meer werk is geweest, omdat Leda in de kozijnen speciale sponningen heeft laten frezen. Er kon volgens Leda niet met een standaardkozijn uit de voeten, omdat de bestaande muur krom was en veel stuc nodig had. [appellanten] . hebben dit standpunt niet nader weersproken, terwijl dat ook hier aangewezen was. Ook in zoverre faalt de grief.
70.1.6
inbouwspots en 70.1.7 brandwerende ombouwspots
3.57
[appellanten] . hebben in eerste aanleg aangevoerd dat de inbouwspots niet zijn geleverd. Leda heeft hierop gesteld dat al voor het eerst in het kostenoverzicht van 26 september 2019, maar eveneens in het kostenoverzicht van 27 december 2019, staat aangegeven: “meerprijs begane grond conform mail 23-09-2019 t.o.v. offerte” en in laatstgenoemd kostenoverzicht bovendien “70.1.1.8 incl. verrekening inbouwspots; en ombouw spots verdieping bw (niet toegepast)”. Hieruit volgt dat geen sprake is van minderwerk, aldus Leda. De rechtbank heeft overwogen dat, nu dergelijke kosten al in het kostenoverzicht van 26 september 2019 stonden opgenomen, [appellanten] . hierover eerder had moeten klagen. Bovendien heeft [appellanten] . haar stelling niet nader onderbouwd na de gemotiveerde betwisting van Leda. Ook om die reden heeft de rechtbank deze post afgewezen.
3.58
Met grief 4 hebben [appellanten] . herhaald dat zij van mening zijn niet hoeven te betalen voor de inbouw- en ombouwspots, omdat die niet zijn geleverd. Leda heeft herhaald dat deze posten zijn vervallen en verrekend. Het hof constateert dat dit laatste ook staat vermeld in elk geval het kostenoverzicht van 26 september 2019 en de e-mail van Leda aan [appellanten] . van 14 oktober 2019 van 15.45 uur. Aangezien [appellanten] . hierop geen adequate reactie hebben gegeven slaagt de grief ook niet op dit punt.
90.1.1
bezemschoon opleveren
3.59
Dit laatste onderdeel van de grief bouwt voort op de stelling van [appellanten] . dat niet is opgeleverd. Aangezien het hof hierboven heeft geoordeeld dat dat wel het geval is geweest, behoeft dit punt geen nadere behandeling. De grief faalt dus ook in zoverre.
Meerwerk
3.6
Leda is eveneens opgekomen tegen een aantal beslissingen betreffende het meerwerk, waaronder de volgende posten:
40.1
stukadoorwerk
41.1.4
aanbrengen tegels vloer hal
46.1
schilderwerk
Deze posten zijn hierboven bij de behandeling van de grieven van [appellanten] . in het principale appel al besproken en beslist. Leda heeft verder de volgende beslissingen aangevochten.
41.1.2
leveren 3m² extra tegels rondom trap i.v.m snijverlies en maatwerk
3.61
[appellanten] . hebben in eerste aanleg de verschuldigdheid van deze post weersproken, omdat volgens hen met Leda was afgesproken dat zij de marmeren tegels van de eerste levering zou gebruiken voor het beleggen van deze rand. Verder gaat het slechts om een rand van 0,7m² en onduidelijk is waarom Leda 3m² aan tegels nodig zou hebben. Leda heeft aangevoerd dat de opdracht om andere tegels te gebruiken is gegeven door de interieurarchitect van [appellanten] . en dat vanwege het vele snijverlies 3m² nodig was. De rechtbank heeft overwogen dat door Leda afdoende is gemotiveerd dat het gebruik van de tegels is afgestemd met de interieurarchitect, [naam 2] . Leda heeft evenwel volgen de rechtbank onvoldoende onderbouwd gesteld dat zij vanwege snijverlies 3 m2 aan tegels nodig had en dat zij dit aan [appellanten] . tijdig heeft aangegeven. Om die reden mag Leda slechts 1m² in rekening brengen voor de rand, aldus de rechtbank.
3.62
Leda heeft in hoger beroep aanvullend naar voren gebracht dat interieurarchitect [naam 2] heeft gevraagd om het vlakke gedeelte rondom de trap naar de kelder ook te betegelen. Dat was circa 3m². [appellanten] . hebben zich nog uitgelaten over de oppervlakte van de rand onder de trap en (opnieuw) weersproken daartoe opdracht te hebben gegeven, maar niet weersproken dat het betegelen twee oppervlaktes betrof en evenmin dat [naam 2] hiertoe opdracht heeft gegeven. Hun betwisting is daarmee te vaag gebleven. De grief slaagt. Het hof zal het verschil tussen het te dezen totaal verschuldigde bedrag van € 506,51 en het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 168,83 inclusief, derhalve € 337,67 (alles inclusief btw) alsnog toewijzen.
45.1.24
achtertuin leegmaken en netjes maken
3.63
[appellanten] . hebben in eerste aanleg gesteld hiervoor geen opdracht te hebben gegeven. De tuin volgens [appellanten] . al was opgeruimd. Bovendien menen [appellanten] . dat de in rekening gebrachte zes uur werk niet redelijk zijn voor een tuin van 25m2. Leda heeft aangevoerd dat zij wel moesten opruimen, omdat er nog oud materiaal in de tuin lag. De uren die zij heeft opgegeven stelt zij daadwerkelijk te hebben gemaakt.
De rechtbank overweegt dat het op de weg van Leda had gelegen om nader te onderbouwen dat zij met [appellanten] . is overeengekomen dat zij de tuin nog diende op te ruimen en dat hier kosten voor in rekening zouden worden gebracht. Nu dit niet is komen vast te staan oordeelt de rechtbank het door Leda hiervoor gevorderde bedrag ad € 313,09 inclusief btw, niet voor toewijzing vatbaar.
3.64
Leda kan zich niet met dit oordeel verenigen, maar heeft ook in hoger beroep niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat zij met [appellanten] . is overeengekomen dat zij de tuin tegen betaling zou opruimen. Leda heeft daarom geen aanspraak op betaling. De grief heeft dus op dit punt geen succes.
45.1
tuin
3.65
[appellanten] . hebben in eerste aanleg naar voren gebracht dat uit het interne kostenoverzicht van Leda blijkt dat zij vijf volle dagen heeft besteed aan het plaatsen van de schutting. Zij vordert hiervoor € 2.964,80 inclusief btw. Dat bedrag is volgens [appellanten] . niet realistisch, gelet om de omvang van de tuin en de lengte van de schutting. Leda rekent daarnaast een te hoog bedrag voor het monteren van een schutting; een bedrag van € 15,00 tot € 20,00 per meter, zoals via “werkspot.nl”, ligt meer voor de hand. Nu het gaat om een schutting van tien meter lang betekent dit dat een bedrag van € 200,00 aan montagekosten redelijk is. [appellanten] . betwisten dat zij het meer gevorderde, € 2.764,80 inclusief btw, verschuldigd zijn. Leda heeft gesteld dat zij van [appellanten] . de opdracht heeft gekregen om deze schutting te bestellen en te plaatsen. Dat heeft zij gedaan. Leda heeft ook de oude schutting verwijderd. Het plaatsen van de nieuwe schutting was bewerkelijk. Leda moest gaten graven in de puingrond en de schuttingpanelen door de woning heen naar de tuin brengen. De uren zijn daadwerkelijk gemaakt. [appellanten] . kunnen niet het uurtarief van Leda als professionele aannemer vergelijken met iemand die het laagste tarief vraagt op ‘werkspot.nl’.
3.66
Met [appellanten] . is de rechtbank van oordeel dat het in rekening brengen van vijf werkdagen voor het plaatsen van een schutting van een dergelijk formaat niet redelijk is, tenzij sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Door Leda is hiervoor onvoldoende gesteld. De uitleg dat sprake was van puingrond, die het graven zwaarder maakt, dat de panelen aangepast moesten worden en dat de panelen door de woning heen moesten worden getild is hiervoor onvoldoende. Met Leda is de rechtbank evenwel van oordeel dat de vergelijking die [appellanten] . maakt met ‘werkspot.nl’ evenmin redelijk is. De rechtbank acht het in rekening brengen van 24 werkuren ad € 49,50, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 1.188,00 exclusief btw, oftewel € 1.437,48 inclusief btw redelijk Het restant van het door Leda gevorderde bedrag, zijnde € 1.527,32 inclusief btw, is niet voor toewijzing vatbaar.
3.67
Leda heeft in hoger beroep aangevoerd dat volkomen onduidelijk is waarop de schatting van de rechtbank is gebaseerd. De betwisting van [appellanten] . is onvoldoende specifiek. Leda heeft overigens ook de oude schutting gesloopt. Het plaatsen van de schutting en het graven van gaten in de puingrond om de palen te stellen was erg bewerkelijk. Ook zijn er panelen aangepast om uit te komen met de maat. De opgevoerde uren zijn daadwerkelijk gemaakt en dienen te worden betaald, aldus Leda. Het hof is van oordeel dat de betwisting van al deze stellingen onvoldoende is aangekleed door [appellanten] . Anders dan de rechtbank oordeelt het hof de betwisting onvoldoende toegelicht en daarmee het gehele voor de schutting gevorderde bedrag als onvoldoende weersproken verschuldigd. De grief slaagt op dit onderdeel. Ten onrechte is dus door de rechtbank een bedrag van € 1.527,32 inclusief btw afgetrokken van de vordering van Leda. Dit bedrag zal alsnog worden toegewezen.
53.1
sanitair
3.68
[appellanten] . hebben in eerste aanleg gesteld, voor zover nog van belang in hoger beroep, dat Leda een kraan heeft geïnstalleerd die niet door [appellanten] . is besteld. Volgens Leda stond de bestelde kraan wel op de sanitairlijst van [appellanten] . Nadat de kraan was gemonteerd vonden [appellanten] . de kraan naar de stellingen van Leda toch niet mooi. Leda heeft de kraan toen ingekort. Leda vordert de kosten van deze werkzaamheden.
3.69
De rechtbank heeft geconstateerd dat door Leda een sanitair lijst van [appellanten] . is overgelegd, maar dat [appellanten] . in een e-mail van 15 oktober 2019 te kennen hebben gegeven dat zij niet wisten wat er precies was besteld en tegen welke maten omdat zij nog geen akkoord hadden gegeven op het sanitair. Hierop reageert Leda dat het sanitair is besteld, want anders zou er een probleem zijn met de planning. Door zonder akkoord te handelen heeft Leda zelf een risico genomen. Leda kan deze kosten niet bij [appellanten] . in rekening brengen. De kosten ten aanzien van de werkzaamheden aan de kraan heeft de rechtbank dan ook in mindering gebracht. Dit komt neer op een bedrag van € 133,10 inclusief btw.
3.7
Leda heeft haar standpunt in hoger beroep gehandhaafd. Leda heeft geprobeerd het esthetische probleem op te lossen voor [appellanten] . en daarbij alleen de kosten van de metaalbewerker in rekening gebracht. [appellanten] . hebben achteraf niet gezegd dat de kraan moest worden verwijderd, omdat die niet door hen was besteld. Zonder betaling van de kraan zijn [appellant 1] ongerechtvaardigd verrijkt.
3.71
Het hof volgt Leda niet in dit laatste standpunt, aangezien de gestelde verrijking de verrichte inkortingswerkzaamheden betreft die onnodig waren geweest als meteen de juiste kraan was besteld. Dat niet meteen de juiste kraan is besteld is gelegen in het optreden van Leda. Zij kan [appellanten] . niet aanspreken voor de gevolgen daarvan. Voor de kraan zelf is betaald. De grief faalt derhalve ten slotte op dit punt.
Slotsom in principaal en incidenteel appel
3.72
Met het voorgaande zijn alle grieven behandeld op de grief III in incidenteel appel na die de proceskosten betreft. De gevolgen van al het voorgaande voor de toewijsbaarheid van de over en weer ingestelde vorderingen zal het hof nu op een rijtje zetten, waarbij zal worden uitgegaan van het door de rechtbank ten gunste van Leda toegewezen bedrag van € 28.433,00 inclusief btw. Bij dit bedrag dienen te worden opgeteld bedragen van € 2.796,97 (schilderwerk; rov 3.39), € 337,67 (extra tegels; rov 3.62) en € 1.527,32 (tuin; rov 3.67) en te worden afgetrokken bedragen van € 266,20 (aanbrengen tegels vloer hal; rov 3.30) en € 2.085,01 (schilderwerk; rov 3.45), alles inclusief btw. Dit leidt ertoe dat het hof – onder vernietiging in zoverre van het bestreden vonnis – bovenop het door de rechtbank toegewezen bedrag nog een bedrag van (€ 30.743,75 minus € 28.433,00 is) € 2.310,75 inclusief btw, met de daarover verschuldigde contractuele rente, zal toewijzen en over en weer het meer of gevorderde zal afwijzen.
3.73
Partijen hebben geen voldoende concrete feiten gesteld die, indien bewezen, kunnen leiden tot andere oordelen dan hiervoor gegeven, zodat hun bewijsaanbiedingen als niet ter zake dienend worden gepasseerd.
3.74
Bij deze stand van zaken heeft Leda in conventie een substantieel deel van haar vordering toegewezen gekregen, maar is er ook een substantieel deel afgewezen. Het hof oordeelt de kostencompensatie in conventie dan ook terecht, zodat grief 3 in incidenteel appel in zoverre geen doel treft. Gezien de uitkomst in reconventie, oordeelt het hof met de rechtbank ook hier een kostencompensatie aangewezen, zodat ook in zoverre die grief faalt. In het principale appel hebben [appellanten] . te gelden als de voor het overgrote deel in het ongelijk gestelde partij. Zij dienen daarom de kosten van het principale appel te dragen. In incidenteel appel zullen de kosten worden gecompenseerd, aangezien partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld.

4.De beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
veroordeelt [appellanten] . – bovenop de bij het bestreden vonnis uitgesproken veroordeling tot betaling van € 28.4334,00 (inclusief btw) – tot betaling aan Leda van een bedrag van € 2.310,75 inclusief btw, te vermeerderen met de contractuele rente hierover vanaf 18 maart 2020 tot de dag der voldoening;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het al overige;
veroordeelt [appellanten] . hoofdelijk in de kosten van principale hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Leda begroot op € 2.106,00 aan verschotten, € 3.062,00 voor salaris en op € 173,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 90,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
bepaalt dat ieder der partijen in het incidentele appel de eigen proceskosten draagt;
verklaart voorgaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het over en weer meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, R.J.M. Smit en E.K. Veldhuijzen van Zanten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2023.