Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
2. In geval van door de opdrachtgever gewenste wijzigingen in de overeenkomst dan wel in de voorwaarden van uitvoering kan de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen.
3. Wijzigingen in de overeenkomst dan wel de voorwaarden van uitvoering zullen – behoudens spoedeisende omstandigheden – schriftelijk of elektronisch worden overeengekomen. Het gemis van een schriftelijke of elektronische opdracht laat de aanspraken van de aannemer en van de opdrachtgever op verrekening van meer en minder werk onverlet. Bij gebreke van een schriftelijke opdracht rust het bewijs van de wijziging op degene die de aanspraak maakt.
4. Stelposten zijn in de overeenkomst genoemde bedragen, die in de aannemingssom zijn begrepen en die bestemd zijn voor hetzij
(…)
5. Indien partijen vaststellen dat gelet op de aard of omvang van de tekortkomingen in redelijkheid niet van oplevering kan worden gesproken, zal de aannemer na overleg met de opdrachtgever een nieuwe datum noemen waarop het werk gereed zal zijn voor oplevering.
(…)
1. Indien de opdrachtgever met de betaling van hetgeen hij ingevolge de overeenkomst aan de aannemer verschuldigd is in gebreke blijft, is hij daarover met ingang van de vervaldag de wettelijke rente verschuldigd. Indien na verloop van 14 dagen na de vervaldag nog geen betaling heeft plaatsgevonden, wordt het in de voorgaande zin bedoelde rentepercentage met 2 verhoogd.
(…)
07/12/2019
€ 92.513,28
3.De beoordeling
grief 1 in principaal appelhebben [appellanten] . zich gekeerd tegen het oordeel van de rechtbank dat het werk is opgeleverd op 23 december 2019. De rechtbank heeft in dit verband overwogen dat [appellanten] . met de ondertekening van het hierboven onder 2.g vermelde document hebben verklaard in te stemmen met oplevering, behoudens de in dit stuk genoemde gebreken. Het feit dat dit document is opgemaakt en ondertekend vormt een belangrijke aanwijzing dat beide partijen bedoelden de oplevering van het werk op 23 december 2019 te laten plaatsvinden en [appellanten] . hebben onvoldoende naar voren gebracht op grond waarvan dient te worden vastgesteld dat partijen met dit document iets anders hebben beoogd. Hiernaast heeft de rechtbank gewicht toegekend aan de niet nader door [appellanten] weersproken verklaring van Leda ter zitting dat het ook noodzakelijk was op deze dag op te leveren, omdat vervolgens andere door [appellanten] . ingeschakelde opdrachtnemers toegang tot de woning zouden krijgen en duidelijk moest zijn welke opleverpunten tot de verantwoordelijkheid van Leda behoorden en welke latere opleverpunten tot de verantwoordelijkheid van de nieuwe opdrachtnemers.
om te worden opgeleverd.Evenmin heeft Heek in het door [appellanten] . opgevoerde WhatsAppbericht, waarin hij melding maakt van de planning van de laatste werkzaamheden, geschreven dat pas begin februari 2020 het werk klaar was om te worden opgeleverd. [appellanten] . redeneren kennelijk vanuit de veronderstelling dat de oplevering eerst dan plaats vindt op het moment waarop alle werkzaamheden zijn afgerond. Deze veronderstelling is onjuist. Dat oplevering niet op 23 december 2019 aan de orde kon zijn vanwege de stand van het werk is met de hiervoor vermelde berichten van de zijde van Leda, die kennelijk slechts enkele laatste werkzaamheden betreffen, onvoldoende toegelicht in deze grief. [appellanten] . zien met deze stelling ook over het hoofd dat zij voor oplevering hebben getekend. De oplevering op 23 december 2019 maakte de twaalfde termijn opeisbaar, zoals ook de rechtbank heeft overwogen.
grief 5 in principaal appelbehandelen, die is gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van de door [appellanten] . op de voet van artikel 6:87 BW gevorderde vervangende schadevergoeding vanwege gebreken en onvoltooid werk. Artikel 6:87 BW vereist dat Leda ter zake in verzuim is geraakt. [appellanten] . hebben zich in dit verband beroepen op een drietal ingebrekestellingen. Redenerend vanuit hun stelling dat het werk niet is opgeleverd, hebben [appellanten] . betoogd dat Leda aansprakelijk is voor alle door [appellanten] . geconstateerde gebreken en voor het onvoltooide werk, zoals door Top Expertise in kaart gebracht. [appellanten] . miskennen hierbij evenwel dat het werk als op 23 december 2019 opgeleverd wordt beschouwd, zoals hierboven overwogen. [appellanten] . kunnen Leda dus alleen nog aansprakelijk houden voor verborgen gebreken en daarnaast voor de door partijen op 23 december 2019 vastgelegde opleverpunten. Daarbij dient ervan te worden uitgegaan dat hetgeen Leda – volgens [appellanten] . – niet had voltooid, als opleverpunt zou zijn. aangemerkt. [appellanten] . hebben in hun ingebrekestellingen van 4 maart 2020, 3 april 2020 en 15 april 2020 onvoldoende concreet gemaakt op welke specifieke opleverpunten, waaronder onvoltooid werk, deze ingebrekestellingen zagen. Daarbij hebben zij niet gesteld dat zij tijdens de oplevering ten aanzien van sommige werkzaamheden niet hebben gezien of konden zien dat deze in het geheel niet waren verricht. De ingebrekestellingen volstaan daarom niet en hebben Leda dus niet in verzuim kunnen doen brengen. Leda heeft onweersproken gesteld dat [appellanten] . in de buitengerechtelijke fase vervolgens duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat Leda niet meer in staat zou worden gesteld nog afrondende werkzaamheden uit te voeren. De conclusie is dan ook dat Leda niet in verzuim verkeert. De vordering tot vervangende schadevergoeding komt derhalve ook in hoger beroep niet voor toewijzing in aanmerking. De grief faalt.
40.1.3.2 stucwerk extra wanden eerste verdieping, zoals door [appellanten] . vermeld onder genoemd randnummer. Het enkele feit dat deze post niet dikgedrukt was in het kostenoverzicht van 16 november 2019 is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
tegelsbetrof maar marmeren
platen, hetgeen wordt ondersteund door de inhoud van genoemde e-mail waarin de platen ook zijn opgevoerd. Ook het hof gaat om deze reden aan dit verweer voorbij.
grief II in incidenteel appelerop aangestuurd dat juist het gehele gefactureerde bedrag voor deze post toewijsbaar zou worden geoordeeld. Dit onderdeel van deze grief faalt dus.
high endafwerking. [appellanten] . had moeten begrijpen dat een dergelijke afwerking een kostenverhoging tot gevolg zou hebben. Dat dit het geval zou zijn blijkt ook al uit de kostenoverzichten van september en oktober 2019 waardoor het ook geen verrassing meer kan zijn geweest voor [appellanten] . Daarnaast is sprake van redelijk gemaakte kosten voor het uitvoeren van de opdracht en zijn de bedragen uit de aanneemsom gecrediteerd. Gelet daarop faalt het verweer van [appellanten] . volgens de rechtbank.
high end-afwerking waarvan overigens geen sprake was, in de vaste aanneemsom was opgenomen, door hen afgezien hiervan niet extra om
high end-afwerking is gevraagd en Leda [appellanten] . had moeten waarschuwen voor de prijsverhoging. [appellanten] . zijn daarmee onvoldoende ingegaan op de concreet door Leda op deze posten gegeven toelichting en de redenering van de rechtbank. Het verweer faalt.
high end, en vroegen om schaduwplinten, schaduwvoegen en sierlijsten, aldus Leda.
high endis geworden. [appellanten] . hadden kunnen begrijpen dat hieruit een prijsvermeerdering voortkomt. [appellanten] . hoeven daarom niet het gehele bedrag te betalen, maar ook is de stelpost te laag berekend. De rechtbank acht het daarom redelijk dat partijen de overschrijding van de stelpost delen in die zin dat ieder de helft draagt. [appellanten] . kunnen worden aangesproken voor betaling van een bedrag van € 2.796,96 inclusief btw. Het overige, € 2.796,97, is in mindering gebracht op de vordering van Leda.
high end-afwerking van meet af aan was overeengekomen en verwerkt in de (forse) aanneemsom. Hierom is dus niet aanvullend gevraagd. Overigens is ook op dit onderdeel geen sprake van een
high end-uitvoering. Ook is hier minderwerk aan de orde in plaats van meerwerk, omdat Leda onjuist heeft ingemeten. Leda heeft naar voren gebracht dat juist een stelpost was opgenomen, omdat het schilderwerk vooraf niet was in te schatten. De werkelijke kosten zouden overeenkomstig het principe van een stelpost op basis van nacalculatie worden berekend. Volgens Leda dient dan ook alsnog de hele post te worden toegewezen. Zij heeft ook op dit punt incidenteel gegriefd met grief II.
op jaarbasiswordt verhoogd met 2% als oneerlijk in bedoelde zin zou moeten worden aangemerkt. De grief faalt daarom in zoverre.