ECLI:NL:GHAMS:2023:402

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
19 februari 2023
Zaaknummer
200.296.525/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over aanneming van werk en interpretatie van offertes met grove indicaties

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van [appellante] B.V. tegen [geïntimeerde] inzake de uitvoering van verbouwingswerkzaamheden. De rechtbank had eerder de vordering van [appellante] tot betaling van € 75.174,97 afgewezen, en [appellante] is in hoger beroep gegaan. De kern van het geschil betreft de interpretatie van offertes die door [appellante] aan [geïntimeerde] zijn verstrekt, waarin een deel van de werkzaamheden voor een vaste aanneemsom werd aangeboden, terwijl andere werkzaamheden werden aangeduid met de term 'grove indicatie'. [appellante] stelde dat deze werkzaamheden op basis van nacalculatie zouden worden uitgevoerd, terwijl [geïntimeerde] betoogde dat de 'grove indicaties' als richtprijs moesten worden opgevat. Het hof heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] gelijk had, en dat het aan [appellante] als professionele partij was om duidelijke afspraken te maken met de consument [geïntimeerde]. De mondelinge uitspraak vond plaats op 7 februari 2023, waarbij het hof het bestreden vonnis heeft bekrachtigd en [appellante] in de proceskosten heeft veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer : 200.296.525/01
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 februari 2023,
inzake

[appellante] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. S.T. Çaylak te Haarlem,
tegen

[geïntimeerde] ,

wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
Tegenwoordig zijn: mr. M.A. Wabeke, voorzitter en mr. J.C.W. Rang en mr. L.A.J. Dun, leden van het hof en S. van den Wijngaard, griffier.
Ter zitting zijn verschenen:
- [naam 1] , in zijn hoedanigheid van directeur van [appellante] , en [naam 2] , projectleider bij [appellante] , bijgestaan door mr. Çaylak voornoemd, en
- [geïntimeerde] , bijgestaan door mr. M.G. Costers, advocaat te Amsterdam.
Bij vonnis van 17 maart 2021, gewezen onder zaaknummer/rolnummer C/15/303296 / HA ZA 20-333 tussen [appellante] als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde, heeft de rechtbank de vordering van [appellante] tot veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 75.174,97, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente en kosten, afgewezen en [appellante] veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
[appellante] is bij dagvaarding van 14 juni 2021 tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. Zij heeft op de rol van 14 september 2021 een memorie van grieven met producties genomen. [geïntimeerde] heeft op de rol van 7 december 2021 een memorie van antwoord met producties genomen.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties, met nakosten en rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [appellante] in de proceskosten, met nakosten en rente.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2023 hebben de hiervoor genoemde advocaten aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen het woord gevoerd. Partijen hebben hun standpunt toegelicht en vragen beantwoord.
Na een schorsing en hervatting van de zitting heeft het hof mondeling uitspraak gedaan, die in dit proces-verbaal schriftelijk wordt weergeven.

De beoordeling

Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende. [appellante] heeft in opdracht van [geïntimeerde] in diens woning verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd. [appellante] heeft daaraan voorafgaand vier offertes uitgebracht. Daarin is een deel van de werkzaamheden geoffreerd voor een vaste aanneemsom. Ten aanzien van de overige werkzaamheden heeft [appellante] in de offertes bedragen genoemd onder de vermelding ‘grove indicatie arbeidsloon en materiaal’. Volgens [appellante] hebben partijen afgesproken dat die overige werkzaamheden op basis van nacalculatie (regie) zouden worden uitgevoerd en afgerekend. Volgens [geïntimeerde] is dat niet het geval en moeten de ‘grove indicaties’ als richtprijs worden aangemerkt. Het hof stelt [geïntimeerde] in het gelijk.

Feiten

1. Het hof gaat uit van de door de rechtbank in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.19 vastgestelde feiten die in hoger beroep niet zijn betwist en in aanvulling daarop ook van de volgende feiten.
1.1
Bij e-mail van 6 februari 2019 heeft [geïntimeerde] aan [appellante] bouwtekeningen van zijn huis gestuurd. In die e-mail heeft [geïntimeerde] gerefereerd aan een bespreking met [appellante] eerder die dag, waarin gesproken is over het verder uitwerken van een offerte voor werkzaamheden op de begane grond (renovatie en isolatie vloer, vloerverwarming, verwijderen keuken en terugplaatsen, vernieuwen wc) en op de zolderverdieping (vernieuwen dakkapel, isoleren dak, herindelen verdieping en vliering). In het slot van deze e-mail heeft [geïntimeerde] [appellante] gevraagd om hem te laten weten indien [appellante] meer informatie nodig zou hebben.
1.2
[appellante] heeft op 28 februari 2019 twee offertes uitgebracht (2.2 vonnis). Op blz. 2, 3 en 4 van offerte 19-034 zijn de geoffreerde bouwkundige werkzaamheden nader omschreven. Daarin is ten aanzien van de op de zolderverdieping uit te voeren werkzaamheden onder meer vermeld: ‘het verwijderen en afvoeren van de bestaande vliering inclusief alle aanwezige plafonds en van alle bestaande scheidingswanden en het creëren van een nieuwe vliering en nieuwe scheidingswanden’.
1.3
Bij e-mail van 1 maart 2019 heeft [geïntimeerde] over die offertes onder meer gevraagd ‘Plaatsen jullie de bestaande badkamer op de 2e verdieping weer terug (al dan niet met nieuwe, door ons gekochte materialen)?’. Ook heeft [geïntimeerde] in die e-mail zijn maximale budget vermeld en benadrukt dat hij geen discussie achteraf wil wat wel en niet in de offerte is opgenomen (2.3 vonnis).
1.4
Op de e-mail van [appellante] van 28 februari 2019 (‘In de bijlage de offertes bouwkundig en installatietechniek ten aanzien van de begane grond en tweede verdieping.’; zie ook rov. 1.2) heeft [geïntimeerde] bij e-mail van 12 maart 2019 als volgt gereageerd: ‘We hebben jullie offerte bestudeerd en hebben besloten jullie de opdracht te gunnen. Het betreft de vloerrenovatie op de begane grond en de verbouwing van de zolder met nieuwe dakkapel.’
1.5
In juni 2019 heeft [geïntimeerde] bij twee e-mails aan [appellante] tekeningen gestuurd waarop op de begane grond is aangegeven welke afwerkvloer in welke ruimte is gewenst en wat op de zolderverdieping de nieuwe indeling zou moeten worden. In deze e-mails heeft [geïntimeerde] aan [appellante] gevraagd om vooral te laten weten als [appellante] meer informatie nodig zou hebben.
1.6
Bij e-mail van 15 augustus 2019 heeft [geïntimeerde] onder meer het volgende aan [appellante] geschreven: ‘Goed om elkaar gisteren gesproken te hebben. Ik heb voor ons een begroting opgesteld, waarbij ik rekening heb gehouden met 2 scenario’s. (…) Ik heb beide scenario’s opgesteld aan de hand van jouw offertes en de prijsindicaties die we gisteren besproken hebben. Graag wil ik jou vragen om deze begroting ook na te lopen zodat we compleet zijn. Mocht je, nu alle specificaties zga duidelijk zijn nog ruimte bespeuren om posten naar beneden bij te stellen, zou dat ons zeer helpen. Ik wil maximaal 5% calculeren voor de post onvoorzien.‘ [appellante] heeft daarna bij offerte van 20 augustus 2019 (19-034B) voor de isolatievloer op de begane grond en de doorbraak naar de keuken vaste aanneemsommen geoffreerd (2.6 vonnis).

De grieven

2. De grieven nemen als uitgangspunt dat [geïntimeerde] offerte 19-034 (waarin bouwkundige werkzaamheden op de zolderverdieping zijn geoffreerd voor een als ‘grove indicatie’ omschreven bedrag) niet heeft geaccepteerd en dat voor de zolderverdieping was afgesproken dat de werkzaamheden op basis van nacalculatie (regie) zouden worden uitgevoerd. Het hof volgt [appellante] daarin niet en de grieven slagen daarom niet.
3. Uit de gang van zaken blijkt dat [geïntimeerde] alle vier de offertes (waaronder 19-034) heeft geaccepteerd. Daarbij hebben partijen twee soorten prijsafspraken gemaakt: een vaste prijs voor een aantal werkzaamheden en een ‘grove indicatie’ voor de overige werkzaamheden. De ‘grove indicatie’ heeft [geïntimeerde] als richtprijs mogen opvatten. In die offertes zijn de werkzaamheden vrij gedetailleerd omschreven. Ook is de omschrijving van de werkzaamheden die aanvankelijk met een ‘grove indicatie’ zijn geoffreerd en later voor een vaste aanneemsom zijn geoffreerd (19-034B) op één onderdeel na identiek. Verder speelt een rol dat [geïntimeerde] uitdrukkelijk aan [appellante] heeft laten weten dat hij geen onbeperkt budget had en de kosten daarom wilde maximeren. Ook is van belang dat [geïntimeerde] een consument is en dat het aan [appellante] als professionele partij is om met [geïntimeerde] een overeenkomst aan te gaan waarin de wederzijdse verplichtingen helder en inzichtelijk zijn omschreven.
4. [appellante] heeft aangevoerd dat zij met [geïntimeerde] mondeling heeft afgesproken om de werkzaamheden op de zolderverdieping op basis van nacalculatie (regie) te verrichten. [geïntimeerde] heeft dat betwist. De stellingen van [appellante] hierover acht het hof te vaag. Daarnaar gevraagd tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep kon van de kant van [appellante] evenmin worden bevestigd dat van te voren met [geïntimeerde] een uurtarief was afgesproken.
5. Voor zover [appellante] heeft bedoeld te betogen dat de werkzaamheden aan de badkamer op de zolderverdieping extra werkzaamheden waren, geldt dat uit de vraag van [geïntimeerde] in zijn e-mail van 1 maart 2019 (‘plaatsen jullie de bestaande badkamer op de 2e weer terug (al dan niet met nieuwe, door ons gekochte materialen?’ rov. 1.3) blijkt dat [geïntimeerde] ervan uitging dat de werkzaamheden aan de badkamer ook onder de ‘grove indicatie’ vielen. [appellante] heeft daarop niet aan [geïntimeerde] duidelijk gemaakt dat dat wat haar betreft anders was.
6. [appellante] heeft nog subsidiair aangevoerd dat de door haar in haar memorie van grieven onder randnummer 47 genoemde werkzaamheden dan in ieder geval als meerwerk moeten worden aangemerkt, waarvoor [geïntimeerde] zou moeten betalen. [geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord onder randnummer 5.7 per werkzaamheid toegelicht onder welke offerte die viel, respectievelijk of het opgedragen en uitgevoerd meerwerk was of niet. Daar heeft [appellante] te weinig tegenover gesteld.
7. [geïntimeerde] heeft in een overzicht (prod. N) berekend dat hij ruim
€ 14.000 teveel heeft betaald. Wat [appellante] daartegenin heeft gebracht komt in feite weer neer op haar standpunt dat de werkzaamheden op de zolderverdieping op basis van nacalculatie (regie) zouden worden uitgevoerd. Zoals hiervoor is overwogen volgt het hof [appellante] daarin niet. Het hof gaat daarom evenals de rechtbank uit van de juistheid van het door [geïntimeerde] opgestelde overzicht. Dat betekent ook dat [appellante] niets meer heeft te vorderen van [geïntimeerde] .
8. [appellante] heeft haar stellingen in het licht van de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] en de overgelegde stukken en correspondentie onvoldoende concreet toegelicht, zodat aan bewijslevering niet kan worden toegekomen.

Slotsom

9. Het hoger beroep heeft dus geen succes. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. [appellante] wordt als in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 772,- aan verschotten en € 4.114,- voor salaris advocaat en € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat conform artikel 30p lid 4 Rv is ondertekend door de voorzitter.
Voorzitter