In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van [appellante] B.V. tegen [geïntimeerde] inzake de uitvoering van verbouwingswerkzaamheden. De rechtbank had eerder de vordering van [appellante] tot betaling van € 75.174,97 afgewezen, en [appellante] is in hoger beroep gegaan. De kern van het geschil betreft de interpretatie van offertes die door [appellante] aan [geïntimeerde] zijn verstrekt, waarin een deel van de werkzaamheden voor een vaste aanneemsom werd aangeboden, terwijl andere werkzaamheden werden aangeduid met de term 'grove indicatie'. [appellante] stelde dat deze werkzaamheden op basis van nacalculatie zouden worden uitgevoerd, terwijl [geïntimeerde] betoogde dat de 'grove indicaties' als richtprijs moesten worden opgevat. Het hof heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] gelijk had, en dat het aan [appellante] als professionele partij was om duidelijke afspraken te maken met de consument [geïntimeerde]. De mondelinge uitspraak vond plaats op 7 februari 2023, waarbij het hof het bestreden vonnis heeft bekrachtigd en [appellante] in de proceskosten heeft veroordeeld.