ECLI:NL:GHAMS:2024:1167

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
200.318.705/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de vraag of een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen een vennootschap en een waarderingsdeskundige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 april 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep tussen [naam 1] B.V. en ValuePro Haarlem B.V. De zaak betreft een geschil over de betaling van werkzaamheden die door ValuePro zijn verricht. ValuePro stelt dat zij in opdracht van [naam 1] B.V. heeft gewerkt, maar [naam 1] B.V. betwist dat er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Het hof oordeelt dat er wel degelijk een overeenkomst van opdracht is, maar dat deze niet met [naam 1] B.V. is gesloten. De rechtbank had eerder de vorderingen van ValuePro toegewezen, maar het hof vernietigt dit vonnis. Het hof concludeert dat ValuePro niet heeft aangetoond dat zij een overeenkomst met [naam 1] B.V. heeft, en wijst de vorderingen van ValuePro af. Tevens wordt ValuePro veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen [naam 1] B.V. heeft betaald, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.318.705/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam (sector Kanton) : 9851431 CV EXPL 22-5858
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 april 2024
inzake
[naam 1] ADVOCATUUR B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. F.L. van Dijk te Haarlem,
tegen
VALUEPRO HAARLEM B.V. ,
gevestigd te Haarlem,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.P. Steenhuisen te Beverwijk.
Partijen worden hierna [naam 1] B.V. en ValuePro genoemd.

1.De zaak in het kort

ValuePro stelt dat zij in opdracht van [naam 1] B.V. werkzaamheden heeft verricht en dat [naam 1] B.V. haar factuur ten onrechte onbetaald heeft gelaten. [naam 1] B.V. stelt dat er tussen haar en ValuePro en overigens hoe dan ook geen overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Het hof oordeelt dat er wel een overeenkomst is, maar dat [naam 1] B.V. daarbij geen partij is.

2.Het geding in hoger beroep

[naam 1] B.V. is bij dagvaarding van 7 november 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2022, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen ValuePro eiseres en [naam 1] B.V. als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven van 10 januari 2023, met producties,
- memorie van antwoord 21 maart 2023, met producties.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 17 juli 2023 laten toelichten door hun bovengenoemde advocaten, beiden aan de hand van spreekaantekeningen die zij hebben overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[naam 1] B.V. heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – de vorderingen van ValuePro alsnog zal afwijzen, ValuePro zal veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen [naam 1] B.V. ter uitvoering van dat vonnis aan haar heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met veroordeling van ValuePro in de kosten van het geding in beide instanties met rente.
ValuePro heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en – uitvoerbaar bij voorraad – [naam 1] B.V. zal veroordelen in de kosten van het hoger beroep.

3.Feiten

3.1.
De kantonrechter heeft in 1.1 tot en met 1.7 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.2.
[naam 1] (verder: [naam 1] ) is advocaat en tevens aandeelhouder en bestuurder van [naam 1] B.V.
3.3.
ValuePro houdt zich bezig met het opstellen van bedrijfswaarderingen. [naam 2] (verder: [naam 2] ) is als directeur verbonden aan ValuePro.
3.4.
In een e-mail bericht van 6 november 2021 van advocaat [naam 3] (hierna: [naam 3] ) aan [naam 2] , met cc aan [naam 1] , is het volgende vermeld:
“Beste [naam 2] ,
Fijn dat we net even hebben kunnen overleggen. Dank daarvoor.
Mijn cliënte is het advocatenkantoor [bedrijf] B.V. ( [bedrijf] ). Het kantoor heeft twee aandeelhouders, te weten [bedrijf] B.V. en [naam 1] Advocatuur B.V. [naam 1] , aandeelhouder en bestuurder van [naam 1] Advocatuur B.V., is de overblijvende partner van het kantoor, nadat [naam 4] (enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf] BV.) op 26 juni 2021 een einde aan zijn leven heeft gemaakt. [naam 1] is mijn contactpersoon en staat in de cc van deze mail.
Van belang zijnde punten:
[hof – wat volgt is een samenvatting van de activa en passiva van [bedrijf] ]
6. Vanwege de verplichtingen (…) en omdat niet geheel duidelijk is of [bedrijf] van doen krijgt met nog meer crediteuren, die stellen een vordering te hebben op [bedrijf] in verband met verplichtingen die [naam 4] of [naam 5] namens [bedrijf] met hen zijn aangegaan, is het idee om bepaalde activa over te nemen van [bedrijf] en onder te brengen in een nieuwe vennootschap en in die nieuwe vennootschap het kantoor voort te zetten. Hierbij is het vooralsnog de bedoeling van [naam 1] om over te nemen (i) de huurovereenkomst (al dan niet in overleg met verhuurder in gewijzigde vorm), (ii) het personeel, (iii) het ICT-contract en (iv) de naam [bedrijf] .
7. Om te bepalen (a) of, en zo ja (b) wanneer, deze transactie zou moeten plaatsvinden en (c) tegen welke prijs is het van belang dat inzicht wordt verkregen in de huidige financiële stand van zaken en of continuïteit van [bedrijf] te verwachten is, alsook wat de koopprijs moet zijn voor de over te nemen activa. Ik meen dat jij als waarderingsdeskundige hierbij zeer behulpzaam zou kunnen zijn.
Als besproken en afgestemd met [naam 1] , stuur ik hierbij:
* de statuten van [bedrijf]
* de aandeelhoudersovk gedateerd 25/11/2015 (…)
* tussentijdse cijfers [bedrijf] d.d. 28 oktober 2021. Hierbij merk ik op dat de OHW positie niet klopt en [naam 1] bezig is om deze in kaart te brengen.
Aan [naam 1] heb ik doorgegeven dat hij jou mag bellen dit weekend om kennis te maken en voor verdere afstemming (…)”
3.5.
In een e-mail bericht van [naam 1] aan [naam 3] en [naam 2] van 6 november 2021 is het volgende vermeld:
“Dank je wel [naam 3] ,
En dank [naam 2] dat je hiervoor in het weekend beschikbaar bent.
Onderstaande samenvatting klopt in grote lijnen wel. Een enkele correctie: (..)”
[hof – wat volgt is een correctie op enkele onderdelen in de e-mail van [naam 3] ]
3.6.
In een e-mail bericht van [naam 1] aan [naam 2] , met cc aan [naam 3] , van 7 november 2021 is het volgende vermeld:
“Beste [naam 2] ,
[naam 3] leest mee in kopie.
Nogmaals veel dank voor de tijd die je zojuist op je vrije dag voor mij hebt vrijgemaakt. Graag maak ik a.s. donderdag 9:30 persoonlijk kennis bij jou op kantoor.
Hierbij stuur ik je alvast de taxatierapporten van de kantoorinventaris, één op basis van liquidatiewaarde en één op basis van onderhandse verkoopwaarde.
Morgen hoop ik je te kunnen sturen:
* Concept jaarrekening 2020
* Actuele crediteurenlijst
En donderdag heb ik toegezegd dat [naam 3] de actuele cijfers met (zo goed mogelijk) OHW stuurt aan de erven van [naam 4] , althans aan hun advocaat (…). Ik ben druk doende dat inzichtelijk te krijgen, en ook maar direct uit te declareren.
Zoals besproken is het belangrijkste aspect om eerst te bepalen in hoeverre het mij vrij staat om eigenhandig de onderneming (of een deel daarvan) aan de nieuwe BV te verkopen. Benieuwd wat [naam 3] daarvan vindt. (…)”
3.7.
De e-mailberichten van [naam 1] aan [naam 2] zijn onderaan telkens voorzien van de tekst:
“Met vriendelijke groet / kind regards,
[bedrijf] Advocaten
[naam 1] , Partner / Advocaat
dit bericht is verzonden namens [bedrijf] Advocaten”
3.8.
In een e-mailbericht van 11 november 2021, dat diezelfde dag is doorgestuurd aan [naam 1] en [naam 2] , heeft [naam 3] aan de advocaat van de erven van [naam 4] onder meer het volgende geschreven:
Uw cliënte wenst graag inzicht te krijgen in de financiële situatie van [bedrijf] B.V. (…) Ook cliënte wenst dit financiële inzicht te verkrijgen. Niet in de laatste plaats om te weten hoe het gaat met het kantoor en of alle crediteuren kunnen worden voldaan. (…) Om aan te geven dat cliënte hiermee serieus aan de slag is, heeft zij de heer [naam 2] , waarderingsdeskundige, ingeschakeld die haar hierbij assisteert. (…)”
3.9.
Tussen [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] heeft op 11 november 2021 een gesprek plaatsgevonden waarna in de periode tot en met 13 december 2021 tussen hen e-mail correspondentie heeft plaatsgevonden over de cijfers van [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ). In het kader van die correspondentie is onder meer het volgende over en weer geschreven:
in een e-mail van 6 december 2021 van [naam 1] aan (onder meer) [naam 2] :
“Als bijlage stuur ik jullie de actuele cijfers van [bedrijf] : een balans en exploitatierekening. Ook stuur ik jullie de concept koopovereenkomst-in-wording.
(…)
De bedoeling is dat jullie waardebepaling (en het bijgevoegde taxatierapport van de inventaris) als bijlage aan de koopovereenkomst wordt gehecht, en dat niemand ooit durft om daar iets lelijks over te zeggen.”
in een e-mail van 7 december 2021 van [naam 2] aan [naam 1] :
“Als je een transactie zou willen doen, dan is de basis dat er deugdelijke cijfers zijn. De balans en resultatenrekening die jij hebt aangeleverd, leveren nog altijd de nodige vragen op. Ik kan dan ook niet zeggen dat zij aan de deugdelijkheidsnorm voldoen. (…) Mogelijk zijn er verklaringen te vinden voor de geconstateerde inconsistentie alleen wij zien ze niet en ze wordt ook niet toegelicht.
(…)
Ons dringende advies is om de (of een) accountant de cijfers op te laten maken volgens de consistente gedragslijn van de afgelopen jaren. Of en in welke mate er sprake is van verlies hangt af van bovenstaande punten. De mate van verlies zal ook de belangrijkste pijler zijn in de discussie over voortzetting of overname van de onderneming. Om die reden zou je cijfers moeten willen hebben die deugdelijk (onderbouwd) zijn en buiten alle twijfel verheven zijn qua juistheid. De route die je nu loopt leidt daar niet naartoe.”
in een e-mail van 9 december 2021 van [naam 2] aan [naam 1] :
“Ik heb jouw e-mail gelezen en het punt is dat jij met een tunnelvisie vanuit je eigen belang een redenering opzet. Diverse malen heb ik getracht uit te leggen dat ik het niet eens ben met die redenering. Wat belangrijker is, de andere aandeelhouder en een rechter zullen naar mijn verwachting het ook niet eens zijn met jouw visie. Vanuit mijn economische vaktechniek kan ik jouw visie niet legitimeren. Onderstaand zal ik kort reageren op jouw punten. Daarna zal ik mijn beschouwing uiteenzetten hoe ik naar de situatie kijk.
(…)
Nogmaals heel expliciet: de cijfers moeten op orde zijn! Dit is ook een belangrijke maatstaf voor het inroepen van bestuurdersaansprakelijkheid. Het doen van een transactie op basis van liquidatiewaarde of andere waarderingsgrondslag terwijl de cijfers niet op orde zijn is een groot risico voor jou. Wij gaan geen waarderingsuitspraak doen als er geen deugdelijke cijfers zijn.”
3.10.
De naam van [bedrijf] is met ingang van 24 december 2021 gewijzigd in Kaldt B.V. Het hof zal de vennootschap hierna blijven aanduiden met [bedrijf] .
3.11.
Op 11 januari 2022 heeft ValuePro een factuur met urenspecificatie aan [naam 1] B.V. gestuurd van € 3.554,38 inclusief btw, te betalen binnen 14 dagen.

4.Eerste aanleg

4.1.
ValuePro heeft in eerste aanleg gevorderd, samengevat, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [naam 1] B.V. te veroordelen tot betaling van € 4.087,54 (€ 3.554,38 aan hoofdsom en € 533,16 aan buitengerechtelijke incassokosten) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 26 januari 2022 en [naam 1] B.V, te veroordelen in de proceskosten.
ValuePro heeft ter toelichting van haar vordering gesteld dat zij in opdracht van [naam 1] B.V. werkzaamheden heeft verricht maar dat de daarvoor gestuurde factuur onbetaald is gebleven.
4.2.
De kantonrechter heeft de vorderingen van ValuePro toegewezen.

5.Beoordeling

5.1.
[naam 1] B.V. heeft tegen het bestreden vonnis vier grieven aangevoerd. [naam 1] B.V. stelt zich in haar grieven op het standpunt dat haar statutair bestuurder [naam 1] bestuurder is van meerdere vennootschappen, stichtingen en verenigingen, maar dat er nooit enige overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen van ValuePro met [naam 1] B.V. (grief 1) of met enige van die andere entiteiten (grief 2). Haar derde en vierde grief bouwen daarop voort.
5.2.
Het hof overweegt als volgt.
5.3.
In haar e-mail van 6 november 2021 aan [naam 2] (zie 3.4), die kennelijk is geschreven ter opvolging van eerder overleg met hem over zijn beschikbaarheid, begint [naam 3] met aan [naam 2] te vermelden namens wie zij optreedt, en deelt zij hem daarna mee wat de situatie is en wie de andere betrokken partijen daarbij zijn, wat de plannen zijn, en waar hij als waarderingsdeskundige behulpzaam bij zou kunnen zijn. Al bij diezelfde e-mail, met [naam 1] in de cc, worden door haar aan [naam 2] stukken gestuurd. In deze context kan dat niet anders worden begrepen dan als een verzoek c.q. opdracht namens haar cliënte aan [naam 2] om die stukken te beoordelen en waarderen met het oog op hem medegedeelde plannen. In een e-mail van diezelfde dag schrijft [naam 1] bovendien een e-mail aan [naam 2] om hem te bedanken voor zijn beschikbaarheid. De volgende dag heeft [naam 1] vervolgens ook zelf aan [naam 2] nog een aantal andere stukken gestuurd die van belang zijn voor de door hem gewenste waardering. De hiervoor bedoelde lezing vindt bovendien bevestiging in de e-mail van [naam 3] aan de erven van [naam 4] (zie 3.8). Uit de onder 3.9 aangehaalde correspondentie in december 2021 blijkt vervolgens dat [naam 2] de hem toegezonden stukken heeft bestudeerd en beoordeeld, en [naam 1] daarover meermaals heeft geadviseerd en gewaarschuwd dat deze bij de door hem gewenste transactie het risico liep als bestuurder aansprakelijk te worden gesteld. In deze in correspondentie vastgelegde verklaringen en de daarop aansluitende gedragingen (het toezenden van stukken door [naam 1] en het na bestudering daarover adviseren door [naam 2] ) ligt evident een opdrachtverlening besloten.
5.4.
Het hof is dan ook van oordeel dat onverdedigbaar is, en dat door [naam 1] die als advocaat beter weet niet met goed fatsoen kan worden volgehouden, dat aan ValuePro geen opdracht is verleend tot het verrichten van werkzaamheden waarvoor zij recht op betaling heeft.
5.5.
[naam 1] B.V. wil voor haar standpunt kennelijk (memorie van grieven 30 en spreekaantekeningen, pagina 3 steun zoeken in het feit dat [naam 2] in zijn e-mails van 7 en 9 december 2021 (3.8) heeft geschreven geen oordeel te kunnen geven op basis van de gegevens die hem ter beschikking zijn gesteld. [naam 1] B.V. wil in die e-mails iets lezen wat er niet staat. Uit de e-mails, gelezen in hun geheel, is duidelijk dat [naam 2] de door [naam 1] aangeleverde cijfers en gegevens ondeugdelijk vindt en op basis daarvan niet bereid is om als waarderingsdeskundige een waarderingsuitspraak te doen. Dat is iets anders dan de opdracht niet aanvaarden.
5.6.
Daarmee is niet gezegd dat bij de bedoelde overeenkomst van opdracht [naam 1] B.V. de contractuele wederpartij is van ValuePro. Het antwoord op de vraag wie partij is bij een overeenkomst is afhankelijk van hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort tevens de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn. (HR 29 oktober 2021, NJ 2021/345, ECLI:NL: HR:2021:1615, rov 3.2). In het licht van deze maatstaf overweegt het hof als volgt.
5.7.
De e-mail van 6 november 2021 van [naam 3] aan [naam 2] moet, gelet op hetgeen daarin is verklaard en de correspondentie en gedragingen die daarop zijn gevolgd, gezien worden als de opdrachtverlening aan ValuePro. [naam 3] heeft in die e-mail duidelijk verklaard dat zij optrad namens [bedrijf] en dat brengt mee dat de opdracht door haar slechts namens [bedrijf] kan zijn gegeven. In overeenstemming daarmee staat onderaan op alle e-mails die [naam 1] in de context van de opdracht aan [naam 2] heeft gestuurd vermeld dat die e-mail door [naam 1] namens [bedrijf] is verzonden en staat daarbij bovendien het KvK-nummer van [bedrijf] . Dat staat ook onderaan de e-mail van 6 december 2021 (3.5) die moet worden begrepen als een bevestiging van de opdracht door [naam 1] zelf. [naam 1] heeft in zijn e-mail van 7 november 2021 (zie 3.6) en dus aan het begin van de opdrachtverlening bovendien duidelijk gemaakt dat hij vooral wilde weten “of het mij vrij staat eigenhandig de onderneming (of een deel daarvan) aan de nieuwe BV te verkopen”. Daaruit had ValuePro eveneens kunnen en moeten begrijpen dat de verkopende partij, dat wil zeggen [bedrijf] , bedoeld was als haar opdrachtgever.
5.8.
ValuePro heeft hiertegen nog wel aangevoerd dat zij aanstonds duidelijk heeft gemaakt dat zij aan [naam 1] B.V. zou factureren, maar die heeft dat betwist. Het blijkt ook niet uit de stukken, terwijl het toch op de weg van ValuePro zou hebben gelegen een opdrachtbevestiging te sturen waarin onder meer is vastgelegd wie de opdrachtgever is. In dat licht heeft ValuePro deze stelling onvoldoende toegelicht.
5.9.
ValuePro heeft er op gewezen dat [naam 1] die, via [naam 1] B.V., als middellijk bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf] de onderneming wilde verkopen aan een aan hemzelf gelieerde vennootschap voor een zo laag mogelijke prijs, een tegenstrijdig belang had met [bedrijf] en stelt dat [naam 1] dus nooit namens [bedrijf] de opdracht aan haar kan hebben verstrekt. Ook maakt ValuePro [naam 1] en/of [naam 1] B.V. het verwijt als (indirect) bestuurder van [bedrijf] die vennootschap te hebben leeggehaald en het er bewust toe te hebben geleid dat deze geen verhaal meer biedt voor een eventuele vordering van ValuePro tot betaling van haar factuur. Die verwijten, als ze al juist zijn, maken echter niet dat [naam 1] B.V. en niet [bedrijf] als opdrachtgever van ValuePro moet worden aangemerkt.
5.10.
De conclusie is dat ValuePro niet heeft aangetoond dat tussen haar en [naam 1] B.V. een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Daarmee valt de grondslag weg voor haar vordering op [naam 1] B.V. ValuePro heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat haar verwijten aan [naam 1] en/of [naam 1] B.V. (zie 5.9) in deze procedure niet bedoeld zijn als een nieuwe, subsidiaire grondslag voor haar vordering op [naam 1] B.V.
5.11.
Het voorgaande betekent dat de grieven slagen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. ValuePro is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in het geding in beide instanties. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
in eerste aanleg:
- griffierecht € 487,00
- salaris advocaat € 498,00 (2 punten à € 249,00)
totaal € 985,00
en in hoger beroep:
in hoger beroep:
- explootkosten € 125,03 (incl. € 21,70 btw)
- griffierecht € 783,00
- salaris advocaat € 1.716,00 (tarief I, 2 punten)
totaal € 2.624,03 (inclusief € 21,70 btw).

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
6.2.
wijst de vorderingen van ValuePro af;
6.3.
veroordeelt ValuePro om aan [naam 1] B.V. terug te betalen al hetgeen [naam 1] B.V. aan haar heeft betaald ter uitvoering van het bestreden vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling;
6.4.
veroordeelt ValuePro in de kosten van het geding in beide instanties, tot op heden aan de zijde van [naam 1] B.V. vastgesteld op
- € 985,00 voor de eerste aanleg,
- € 2.624,03 ( inclusief € 21,70 btw) voor het hoger beroep,
te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.5.
verklaart de veroordelingen onder 6.3 en 6.4 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. van den Berg, M.M.M. Tillema en C.S. Schillemans en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.