ECLI:NL:GHAMS:2024:1806

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
200.336.592/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking benoeming bijzondere curator in zorgregeling tussen ouders en kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 juli 2024 een tussenbeschikking gegeven met betrekking tot de zorgregeling voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft een hoger beroep van de moeder tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een zorgregeling was vastgesteld die de kinderen om de week bij de vader plaatst, met een extra weekend per kwartaal. De moeder is het niet eens met deze regeling en de bijbehorende dwangsom voor niet-nakoming. Het hof heeft geconstateerd dat het zich nog onvoldoende geïnformeerd acht om een definitieve beslissing te nemen over de zorgregeling. De kinderen hebben in gesprekken en brieven aangegeven dat zij niet meer verplicht naar hun vader willen, en er zijn zorgen geuit over de omgang tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft besloten om een bijzondere curator te benoemen die de belangen van de kinderen zal behartigen en hen zal vertegenwoordigen in deze procedure. De ouders krijgen de gelegenheid om zich uit te laten over de benoeming van de bijzondere curator en de vragen die aan deze curator worden voorgelegd. De definitieve beslissing over de zorgregeling wordt aangehouden in afwachting van de resultaten van het onderzoek door de bijzondere curator.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.336.592/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/322288 / FA RK 21-5549
Beschikking van de meervoudige kamer van 2 juli 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J. Robbers te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente 2] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.L. Verhoeven te Haarlem.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ),
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen) tussen de ouders en de nakoming hiervan.
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna te noemen: de rechtbank) heeft in een beschikking van 6 oktober 2023, die is hersteld bij herstelbeschikking van de rechtbank van 24 november 2023, (hierna: de bestreden beschikking) een zorgregeling vastgesteld tussen de kinderen en de vader, die – kortweg – inhoudt dat de kinderen een weekend per 14 dagen bij de vader zijn en daarnaast een extra weekend per kwartaal. Ook is een vakantieregeling vastgesteld. Daarnaast heeft de rechtbank beslist dat de moeder een dwangsom moet betalen als zij de zorg- en vakantieregeling niet nakomt. De moeder wil niet dat de kinderen een extra weekend per kwartaal bij de vader verblijven. Ook is zij het er niet mee eens dat er een
dwangsom verbonden is aan de nakoming van de zorg- en vakantieregeling. De vader is het wel eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 6 januari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 28 februari 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 26 februari 2024;
- een bericht van de zijde van de vader van 29 februari 2024.
2.4
Zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] hebben per brief van 10 april 2024 hun mening gegeven. Deze brieven zijn met begeleidende brieven van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel bij de griffie van het hof ingediend. De brieven van de kinderen zelf zal het hof betrekken in zijn oordeel. Het hof zal geen kennis nemen van deze begeleidende brieven van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel en deze maken dan ook geen onderdeel uit van het procesdossier.
Op 23 mei 2023 heeft de voorzitter met beide kinderen gesproken.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 24 mei 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door M. Eijpe.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2009, te [plaats C] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2013, te [plaats C] .
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad. Zij oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
Uit het ouderschapsplan van 22 april 2015 volgt dat de ouders een zorgregeling zijn overeengekomen waarbij de kinderen bij de vader verblijven om de week (oneven weken) van vrijdag 16.00 uur tot maandag 8.45 uur, waarbij de vader de kinderen ophaalt en op maandag [minderjarige 1] naar school brengt en [minderjarige 2] bij de moeder thuis brengt.
3.3
Bij beschikking van 28 juni 2017 heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – bepaald dat, met wijziging van de door de ouders in het ouderschapsplan van 22 april 2015 overeengekomen zorgregeling, de kinderen bij de vader zullen zijn:
- om de week (oneven weken) van vrijdag 16.00 uur tot zondagavond na het eten, waarbij de moeder de kinderen bij de vader brengt op vrijdag en de kinderen op zondag bij de vader ophaalt;
- een extra weekend per kwartaal door de ouders in onderling overleg te bepalen, waarbij dit weekend eveneens van vrijdag 16.00 uur tot zondagavond na het eten duurt en de moeder de kinderen zal brengen en halen bij de vader;
- elke woensdagmiddag vanuit school tot na het avondeten, waarbij de moeder de kinderen naar de vader zal brengen en hen zal ophalen.
3.4
Bij beschikking van de kinderrechter van 13 september 2022 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI tot 13 september 2023.
3.5
Bij tussenbeschikking van 8 december 2022 heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – de bij beschikking van 28 juni 2017 vastgestelde zorgregeling en in samenhang daarmee de bij vonnis in kort geding van 21 december 2021 vastgestelde dwangsommen geschorst voor de duur van drie maanden. Dit met het verzoek aan de advocaten en de GI om de rechtbank schriftelijk te berichten over het verloop van het contactherstel tussen de vader en de kinderen en de daaraan te verbinden gevolgen.
3.6
Bij tussenbeschikking van 4 april 2023 heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – de beslissing over de zorgregeling aangehouden tot 1 september 2023 pro forma, met het verzoek aan de advocaten en de GI om de rechtbank schriftelijk te berichten over het verloop van het contactherstel tussen de vader en de kinderen en de resultaten van het ingezette hulpverleningstraject gericht op de verbetering van het onderlinge vertrouwen van de ouders en de daaraan te verbinden gevolgen. Daarnaast heeft de rechtbank de bij vonnis in kort geding van 21 december 2021 vastgestelde dwangsommen geschorst totdat hierover nader wordt beslist.
3.7
Bij de (in zoverre niet bestreden) beschikking van 6 oktober 2023, hersteld bij beschikking van 24 november 2023, is de volgende vakantieregeling bepaald:
- zomervakantie: de even jaren de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder en in de oneven jaren andersom;
- herfstvakantie: de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
- voorjaarsvakantie: de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader;
- meivakantie: de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader en de oneven jaren andersom;
- kerstvakantie: de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader en de oneven jaren andersom, waarbij de feestdagen worden gevierd bij de ouder waar de kinderen op dat moment verblijven,
waarbij iedere vakantie ingaat op zondag 18.30 uur (aansluitend) aan een omgangsweekend en eindigt op vrijdag 16.00 uur (voorafgaand aan een omgangsweekend).

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking, hersteld bij beschikking van 24 november 2023, is, voor zover hier van belang:
- met wijziging in zoverre van het ouderschapsplan van 22 april 2015 en de beschikking van 28 juni 2017 een zorgregeling ten aanzien van de kinderen vastgesteld, waarbij de kinderen bij de vader verblijven:
in de even weken gedurende het weekend van vrijdag 16.00 uur tot zondag 18.30 uur, alsmede een extra weekend per kwartaal, te weten in de weken 9, 23, 37 en 49.
- bepaald dat de moeder per dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft de zorg- en vakantieregeling na te komen een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt ten bedrage van € 500, met een maximum van € 10.000.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen gedurende de even weekenden van vrijdag 16.00 uur tot zondag 18.30 uur bij de vader verblijven, althans een zorgregeling te bepalen die het hof juist acht;
- en (zo begrijpt het hof) het inleidende verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder de zorg- en vakantieregeling dient na te komen op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom ten bedrage van € 500,- met een maximum van € 10.000,- per dag of een gedeelte daarvan, af te wijzen.
4.3
De vader verzoekt de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen en daarnaast de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

De standpunten
5.1
De moeder kan zich niet vinden in de zorgregeling die de rechtbank heeft vastgesteld voor wat betreft het extra weekend per kwartaal dat de kinderen bij de vader verblijven. Zij voert hiertoe aan dat dit de kinderen beperkt in hun mogelijkheden om te sporten en af te spreken met vrienden, dat deze weekenden niet gelijk lopen met de zorgregeling van hun stiefbroers- en zus en in een drukke periode vallen. Ook is de moeder het niet eens met de dwangsom die de rechtbank heeft verbonden aan het nakomen van de zorgregeling. Zij vindt het onredelijk om de prikkel tot nakoming van de zorgregeling bij haar neer te leggen, omdat de dynamiek tussen de vader en de kinderen - waarin meespeelt dat de vader hardhandig met de kinderen omging - het probleem is. De moeder is de zorgregeling in het verleden niet nagekomen omdat zij de noodzaak voelde om de kinderen, die aangaven dat hen pijn werd gedaan, te beschermen. Nu tijdens de zitting in hoger beroep naar voren is gekomen dat de kinderen zorgelijke signalen hebben geuit in het gesprek met de voorzitter, pleit de moeder ervoor om een bijzondere curator te benoemen. Zij vindt het belangrijk dat de kinderen gehoord worden. Een bijzondere curator kan de kinderen direct een stem geven in de procedure, de zorgen van de kinderen concreet maken voor de ouders en snel tot actie overgaan, aldus de moeder.
5.2
De vader heeft in eerste instantie aangevoerd dat de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank en de dwangsom tot nakoming hiervan in stand kunnen blijven. De kinderen hebben
het namelijk naar hun zin bij hem en door de zorgregeling blijft er, ondanks de verhuizing van de moeder, toch genoeg tijd over om samen te zijn. Daarnaast is de kans groot dat de moeder zonder de prikkel van een dwangsom niet blijft meewerken aan de regeling. Echter, vanwege de verklaringen van de kinderen in het gesprek met de voorzitter moet worden gekeken wat de kinderen in deze vastlopende situatie nodig hebben. De vader herkent zich niet in de beschuldigingen van de kinderen en nu dit ter zitting in hoger beroep aan de orde komt, overvalt het hem. Hij voelt zich hierdoor onveilig in het contact met de kinderen en vindt het
lastig om daarmee om te gaan. De kinderen zijn al vaak gehoord en hierop is ook actie ondernomen. Eerder is gebleken dat de dynamiek tussen de ouders de oorzaak van de zorgelijke uitingen van de kinderen was. Een kindbehartiger zou hierbij kunnen helpen en deze kan op korte termijn een terugkoppeling aan het hof geven.
Het advies van de raad
5.3
De raad heeft het hof ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de beslissing over de zorgregeling aan te houden. De raad stelt voor om een kindbehartiger te benoemen en daarnaast een traject Parallel Solo Ouderschap voor de ouders in te zetten, zodat er mogelijkheden zijn om met een neutraal persoon te overleggen. Belangrijk is dat de kinderen worden gehoord en een stem krijgen in de procedure. Voordat het hof de zorgregeling tussen de vader en de kinderen vaststelt, zal het verloop van het traject met een kindbehartiger en Parallel Solo Ouderschap afgewacht moeten worden. De advocaten kunnen de resultaten van dit traject terugkoppelen aan het hof en op basis daarvan kan het hof beslissen of de zorgregeling gewijzigd moet worden. Hierbij wijst de raad erop dat de kinderen zich ontwikkelen en verschillende fases doormaken waarin hun behoeften veranderen. Bij een strikte zorgregeling is daarvoor minder ruimte. Verder doet de raad een aanbod om onderzoek te doen naar de vraag of een ondertoezichtstelling in deze situatie uitkomst biedt. Via de ondertoezichtstelling kan regie worden geboden.
Het wettelijk kader
5.4
Op grond van artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan, voor zover in deze zaak van belang, omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, (…).
De beoordeling van het hof
5.5
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het de ouders niet lukt om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. De verhouding tussen de ouders is ernstig verstoord geraakt. Er hebben verschillende gerechtelijke procedures tussen de ouders gespeeld en er zijn meldingen bij de politie en Veilig Thuis gedaan, waarbij de ouders elkaar over en weer hebben beschuldigd. Verder hebben de kinderen
meerdere keren uitlatingen gedaan dat de vader hardhandig met hen omging. Er is verschillende hulpverlening bij het gezin betrokken geweest. Zo heeft het gezin het traject Kinderen uit de Knel gevolgd, maar is het advies wat hieruit voortkwam niet opgevolgd en wilde de moeder niet deelnemen aan het nazorgtraject. Omdat de moeder zich zorgen maakte over het verblijf van de kinderen bij de vader, zijn zij ongeveer anderhalf jaar niet naar de vader geweest. De kinderen zijn in september 2022 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats] (hierna: de GI) gesteld. De GI heeft een traject van Arkin ingezet om het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen en dit is afgerond. De GI heeft gerapporteerd dat het traject positief is doorlopen, dat het contactherstel goed leek te gaan en dat de kinderen het contact met de vader ook fijn vonden. De omgang tussen de vader en de kinderen is toen weer opgestart, maar de spanningen tussen de ouders namen toe. Om die reden wilde de GI het traject Parallel Solo Ouderschap van Bij Elkaar inzetten, maar
daar heeft de vader van afgezien en ook Bij Elkaar twijfelde aan de meerwaarde van het traject. Omdat het contact inmiddels was hersteld, de omgang werd nagekomen en de moeder emotionele beschikbaarheid aan de kinderen gaf om bij hun vader te zijn, heeft de GI besloten geen verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling te doen. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking vastgelegd dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen weer zal worden hervat, waarbij de invulling hiervan iets afwijkt van de eerdere regeling.
5.6
In het gesprek met de voorzitter op 23 mei 2024 hebben de kinderen – kort samengevat – verklaard dat zij niet meer verplicht naar hun vader willen. Dit blijkt ook uit de brieven die zij op 10 april 2024 naar het hof hebben gestuurd. De kinderen hebben in het gesprek met de voorzitter aangegeven dat de vader in het verleden hardhandig met hen omging, maar dat dit zich sinds het contactherstel niet meer heeft voorgedaan. Wel is sprake van hardhandigheid van de vader jegens hun halfbroertjes, waarover de kinderen zich zorgen maken. Zij hebben daar voorbeelden van gegeven. Ook hebben zij er last van dat de vader snel boos wordt en hebben zij het gevoel dat zij niet met de vader in gesprek kunnen gaan. Aanvankelijk vonden de kinderen het contact met de vader na het herstel hiervan fijn, maar dit is in de loop van de tijd veranderd. Verder heeft [minderjarige 1] aangegeven dat bij haar wens om in de weekenden niet meer verplicht naar de vader te moeten voor haar ook meespeelt dat zij de ruimte wil hebben om dan met vriendinnen af te spreken en een bijbaan te hebben.
5.7
Het hof acht zich op basis van de stukken, hetgeen is besproken tijdens de zitting in hoger beroep en met name vanwege de brieven van de kinderen gericht aan het hof van 10 april 2024 en de gesprekken met de kinderen van 23 mei 2024 nog onvoldoende geïnformeerd om een goede beslissing te kunnen nemen waar het gaat over de vraag welke zorgregeling tussen de vader en de kinderen het meeste in het belang is van de kinderen.
Het hof is van oordeel dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om een bijzondere curator te benoemen. Een bijzondere curator kan de kinderen in deze procedure vertegenwoordigen en in het kader van die taak onderzoek verrichten naar de vraag wat nodig is voor de kinderen om contact met de vader te blijven onderhouden, op een manier dat zij daardoor zo min mogelijk worden belast. Bij dit onderzoek acht het hof een kritische beschouwing van de beleving van de kinderen noodzakelijk. Daarnaast is het wenselijk dat de bijzondere curator ook contact opneemt met derden die bij de situatie betrokken zijn, zoals de school van de kinderen, de raad, de GI en de speltherapeute, en hun visies bij het onderzoek betrekt. Indien de bijzondere curator dat wenselijk acht, is zij ook vrij contact op te nemen met de ouders. Het hof zal geen raadsonderzoek gelasten, zoals door de raad ter zitting is aangeboden, omdat dit gelet op de daarvoor geldende wachtlijst te veel tijd in beslag zal nemen. Een bijzondere curator kan eerder verslag uitbrengen dan dat de resultaten van een raadsonderzoek bekend zullen zijn en het hof acht het van groot belang dat er op korte termijn duidelijkheid komt over welke zorgregeling tussen de vader en de kinderen haalbaar is.
5.8
Het hof is voornemens de bijzondere curator te verzoeken verslag uit te brengen ten aanzien van de volgende vragen:
1. Wat zijn de wensen en belangen van de kinderen ten aanzien van contact met hun vader?
2. Waarom hebben de kinderen het contact met de vader na contactherstel aanvankelijk als fijn ervaren, maar is dit op dit moment niet meer het geval?
3. Zijn er factoren vanuit de kinderen of factoren buiten de kinderen gelegen die het contact met de vader belemmeren? Zo ja, welke zijn dat dan en kunnen deze worden opgeheven?
4. Zullen de kinderen in de huidige situatie bij een zorgregeling met de vader gebaat zijn en zo ja, hoe dient deze zorgregeling te worden ingevuld en wat is daarvoor nodig?
5. Welke andere bevindingen die relevant zijn voor de te nemen beslissing ten aanzien van de zorgregeling volgen uit het onderzoek?
5.9
Het hof is voornemens om op grond van artikel 1:250 lid 1 BW [curator] tot bijzondere curator te benoemen, die zich (telefonisch) bereid heeft verklaard deze taak op zich te nemen. Het hof zal de ouders in de gelegenheid stellen zich binnen twee weken na heden uit te laten over de vraag of een bijzondere curator dient te worden benoemd en over de benoeming van [curator] tot bijzondere curator over de kinderen, alsmede over de hiervoor onder 5.8 geformuleerde vragen.
5.1
In de tussentijd gaat het hof ervan uit dat de zorgregeling met dwangsom, zoals vastgesteld bij bestreden beschikking, wordt uitgevoerd door de ouders.
5.11
De definitieve beslissing over de zorgregeling wordt aangehouden in afwachting van de resultaten van het onderzoek door de bijzondere curator.

6.De beslissing

Het hof:
stelt de ouders in de gelegenheid zich uiterlijk
16 juli 2024schriftelijk uit te laten over het voornemen van het hof om [curator] , gevestigd aan de [adres] , tot bijzondere curator over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te benoemen en de aan haar te stellen vragen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van Baardewijk, J.M.C. Louwinger-Rijk en P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op
2 juli 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.