Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
Kamerstukken II1994/95, 23941, B, p. 2) waarin naar voren komt dat de ouderenaftrek als voorloper van de ouderenkorting bedoeld is om de inkomenspositie van specifieke groepen ouderen te verbeteren. Het Hof is van oordeel dat hieruit volgt dat het sociale karakter van de maatregel overheerst. Het desondanks toekennen van de hoge ouderenkorting aan belanghebbende zou er toe leiden dat het sociaal bedoelde belastingvoordeel terecht komt bij personen waarvoor dit voordeel niet is bedoeld (en dat die sociale maatregel daardoor wordt vertekend). Daardoor zouden namelijk ouderen (zoals belanghebbende) wier inkomenspositie in het geheel niet fragiel is financiële ondersteuning ontvangen. Dit zou neerkomen op een voorkeursbehandeling van (voormalige) ambtenaren van de Unie en dat schrijft artikel 12 van het Protocol niet voor (zie HvJ 14 oktober 1999, Vander Zwalmen en Massart, C‑229/98, EU:C:1999:501, punt 25).
Kamerstukken II1998/99, 26 727, nr. 3, p. 259). De aftrekmogelijkheid vormt een belastingvoordeel/subsidie bedoeld voor belastingplichtigen met ten opzichte van hun inkomsten hoge ziektekosten. Het desondanks negeren bij het bepalen van de drempel van het vrijgesteld pensioeninkomen van belanghebbende zou er toe leiden dat die in essentie sociale maatregel wordt vertekend, en zou neerkomen op een voorkeursbehandeling van (voormalige) ambtenaren van de Unie en dat schrijft artikel 12 van het Protocol niet voor (zie HvJ 14 oktober 1999, Vander Zwalmen en Massart, C‑229/98, EU:C:1999:501, punt 25).
5.Kosten
7.Beslissing met betrekking tot het jaar 2017
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank behoudens voor zover het veroordeling in de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht betreft;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 764 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € € 19.251 en overigens met inachtneming van de elementen die bij het vaststellen van de onder 1.4. gemelde verminderingsbeschikking in aanmerking zijn genomen waaronder een een ouderenkorting van € 34;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten in hoger beroep tot een bedrag van € 23;
- gelast de inspecteur aan belanghebbende het voor het instellen van hoger beroep betaalde griffierecht van € 136 te vergoeden.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.